Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag naar het religieuse
't Huidig wereldleven geeft de meest bonte verscheidenheid te zien. Overal vindt men wat en overal weer wat anders. Eén ding is echter zeker: de tegenwoordige tijd, waarin geklaagd moet worden over veruitwendiging van die religie, over inzinking van het geestelijk leven, over het zeldzamer worden van teere Godsvrucht, bewijst ook telkens, dat bij velen de begeerte is ontwaakt om met hoogere dingen in aanraking te komen, om zich in te laten met de religie, dien godsdienst en met wat daarmee verband houdt.
In den tijd van de Fransche Revolutie en de dagen van de doorwerking harer fatale beginselen was ervoor den godsdienst geen plaats: „Ni Dieu, ni maïtre" - „geen God en geen meester" klonk het toen overal. En het is de onvergeeflijke fout van 't liberalisme, dat het dezen Franschen atheïstischen geest heeft geïmporteerd in ons Vaderland. In de pers, in de litteratuur, in de kunst, in de school negeerde men de eischen van 't gemoedsleven en men leefde naar het woord van Gambetta: Le clericalisme est l'ennemi d. i. de godsdienst is de vijand!
De wrange vruchten zijn niet uitgebleven. Waar het gemoed werd verwaarloosd en het hoofd werd gevuld met anti-christelijke leeringen, daar hebben velen zich dood gegeten aan het Rationalisme en hebben geleefd bij het Materialisme. Stofvergoding kwam in de plaats van het zoeken van Gods Koninkrijk. De aarde had alleen waarde, den hemel liet men voor de musschen. Deze verstikkende adem des doods van het Rationalisme en Materialisme doet zich nog gelden. Vooral in het Socialisme, dat er een wijsgeerig stelsel van gemaakt heeft: het historisch-materialisme.
Volgens dit stelsel is alles, ook de godsdienst, uit de stof te verklaren. Dat Luther een hervormer werd, kwam door de maatschappelijke ellende-toestanden van zijn tijd. Dat iemand drinkt en steelt en onzedelijk leeft, komt door de lage loonen, de slechte woningtoestanden, den langen arbeidstijd, de weinige ontwikkeling die de arbeider ontvangen heeft. En de godsdienst? Och, omdat men zuchtte onder den druk van die Romeinche heerschappij, is de gedachte aan God door de priesters onder het volk gebracht en toen de verlossing niet kwam en de ellende bleef, heeft priesterbedrog dien godsdienst gehandhaafd onder menschen, hen zoet houdend met uitzicht op den hemel. Een God is er niet. Godsdienst bestaat dus ook niet. Wat nu als godsdienst geldt, is werk van volksmisleiders, die de stoffelijk-ellendige omstandligheden van de massa uitbuiten om de menschen onder den duim en in vrees te houden met godsdienstige leugens. 
Maak de menschen verstandig, zegt men, en de godsdienst verdwijnt. Het gemoed, het hart des menschen heeft geen eischen, wèl het hoofd en de hand. Rationalisme en Materialisme zijn dan ook de apostelen, die het goede verkondigen.
Wat zijn die vruchten?
Het tegendeel is bereikt. Want in plaats dat tevredenheid en stil geluk de huizen en de harten zijn binnen gekomen, laait die vlam van haat en nijd op. De kinderen leeren bidden om met beide handen het kapitalisme dood te mogen knijpen. En intusschen spot men met God en worden de christelijke grondslagen van 't volksleven, in Staat en maatschappij, huwelijk en gezin, school en Kerk ondersteboven gekeerd; waarbij jong en oud, in jeugdbeweging en in mannen-en vrouwenbonden, ijverig meedoen in stad en dorp.
En daarbij komt nu, dat er een ontwaken komt in tal van kringen van het religieusch gevoelen, hier en elders, in Nederland, maar ook in Zwitserland, Oostenrijk, Duitschland, ja ook in Rusland. De rekening: geen God en geen godsdienst — is faliekant uitgekomen. Hoewel men roept en schreeuwt: Godsdienst is opium voor het volk — vraagt het volk naar godsdienst, zelfs in Rusland.
De religie is onuitroeibaar. Het semen religionis, het zaad van'dien godsdienst is ons ingeschapen. En geschapen door God en tot Gos, is ons hart onrustig in ons, totdat het weer rust gevonden heeft in God, onzen Schepper!
Op die vraag naar religie hebben we acht te geven. Temeer, waar het niet zelden geschiedt onder bedenkelijke verschijnselen. Theosofie, spiritisme, magnetisme, hypnotisme, vrijmetselarij, enz. enz. zijn aan de orde van den dag en de sectegeest werkt en tiert welig in tal van kringen, onder jongen en ouden, rijken en armen.
Wel wordt in deze dingen de realiteit der geestelijke dingen erkend en het bestaan der onzichtbare wereld wordt niet meer zoo ruw geloochend, zooals vijftig jaar geleden wel het geval was. We leven in een mystieken tijd. In allerlei, niet zelden geheimzinnige stelsels, is dit het opmerkelijke, dat men weer vraagt en hunkert naar „God en goddelijke zaken". Men wordt niet meer uitgelachen wanneer men spreekt over de ziel en over geestelijke dingen. Van „de overwinning dier ziel" is dan ook in dit verband gesproken. Waar voorheen alleen de lieden van de „nachtschool" en het „niet-denkend deel der natie" zich met den godsdienst bezig hielden, wordt daarover thans veelvuldig gesproken, terwijl niemand er om lacht; en ook de socialist godsdienstig wil heeten.
Onze christen-mannen van de vorige eeuw, onze geestelijke voorgangers en leiders, hebben niet opgehouden met te zeggen: gij, liberalen, intellectualisten, die 't verstand ten troon geheven hebt; gij, materialisten, die de stof tot god gemaakt hebt en voor de stof een eeredienst hebt ingericht, gij modernisten, gij doet der menscheliike natuur geweld aan door den godsdienst uit te schakelen en gij berokkent het volk groote, geestelijke schade. Dat moet zich wreken vroeg of laat en daarin moet dan ook verandering worden aangebracht, in de Kerk, in de school, in de pers, in den katheder, ja, overal! De mensch kan en mag niet zonder religie, zonder godsdienstig leven. Alle tijden en volken kenmerken zich door een drang naar religie en cultus. En daarom is het zonde voor God en zonde tegenover den naaste, indien men met geweld den godsdienst negeert en uitbant.
Het weer krachtig opleven van dien drang naar religie heeft de leugen van het Materialisme bewezen.
Toch is hierin veel wat treurig en bitter is. Er is terugkeer tot godsdienstigen zin, maar men vergeet, in ons Vadierland en in andere landen, zijn oorsprong, en richt daarom het oog niet naar Jeruzalem, maar naar Athene; niet naar den Bijbel, maar naar die heidenwereld. Men strekt allerwegen de handen uit naar de geestelijke goederen van 't Paganisme.
Diep tragisch! De verloren zoon uit de gelijkenis wist nog den weg naar het vaderhuis te vinden, niet de tegenwoordige menschheid. Te kwader ure is zij afgedoold van den levenden God; zij is hongerig en dorstig, maar niet op reis naar het vaderhuis; men zoekt het bij vreemde goden, bij de heidenwereld.
Evenals Da Costa vroeger, moeten ook wij hebben onze „bezwaren tegen den geest der eeuw". Want de tegenwoordige mystiek, waarbij velen zich willen baden in den warmen golfstroom van het paganistisch mysticisme, is geen heilige mystiek, maar voert naar het onheilige, ongoddelijke Pantheïsme en in de armen van de goden van het Heidendom.
De eenige toetssteen, de juiste maatstaf om de geestesstroomingen onzer dagen te kennen en te onderkennen, is Gods Woord. De Kerk des Heeren heeft daarom een grootsche taak te vervullen, omdat zij heeft het profetisch Woord, dat zeer vast is. Hoe meer de Kerk des Heeren in dezen lande draagster mag zijn van dat Woord, van dat blijde Evangelie des Kruises, dat voor een arm zondaarsvolk een reuke des levens ten leven is, hoe beter zij de leidsvrouwe des volks zal kunnen zijn, vooral ook in deze dagen, nu de vraag naar religie, naar waarheid, naar geestelijke dingen weer wordt gehoord en velen helaas! dolen in allerlei dwaalweg, menigeen ten verderve. Dat dan het zout niet smakeloos zij, maar de Kerk des Heeren een uitdeelster van menigerlei genade bevonden worde, ook onder ons.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's