Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Verwachting

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verwachtende de vertroosting Israel's. (Lucas 2: 25)

Verwachtende de vertroosting Israel's.
(Lucas 2: 25)

Elke dag dien wij ontvangen uit Gods hand is een wonder. Een wonder van Gods almacht - een wonder van de genade des Heeren. Een wonder van Gods almacht, want de zon die is als een bruidegom uitgaande uit zijne slaapkamer — is een gewrocht der Goddelijke vingeren, wordt nog gedragen door de onderhoudende kracht des Heeren.
Maar iedere dag is ook een wonder der genade Gods — want de Heere richt nog niet, in gerechtigheid — nog draagt en verdraagt Hij in lankmoedigheid — nog spaart Hij in het heden der genade.
Het heden der genade — lezer, dat bekende woord is toch eigenlijk een woord van groote diepte. Het is een woord waarin de heerlijkheid van Gods Raad ons tegenschittert. Het is een woord dat het ons toeroept dat de eeuwige God al Zijn besluiten — ook het besluit der verkiezing — uitwerkt in den tijd. En bij dat werken in den tijd gaat de Heere bovendien nog zeer geleidelijk te werk.
Let maar op de schepping. Immers, 't is langs een brug van zes bogen dat de schepping schrijdt naar den oever der heiliging om daar Gods Naam' groot te maken.
En in de herschepping is het niet anders. Ook daar is een werken in den tijd, een werken in geleidelijkheid door des Heeren hand, op te merken. Het is een telkens dieper gedompeld worden in diepte van ellende om telkens weer hooger opgeleid te worden op Sion, den berg van de heerlijkheid des Heeren.
Dit werken door den Heere in den tijd nu, heeft tot gevolg dat al wat door den Heere gewrocht wordt leeft in verwachting.
Dit geldt wederom eerst van het natuurlijke leven. Als de zon is opgegaan, gaat de mensch tot zijnen arbeid, verwachtende zijn dagelijksch werk te vinden. En aan den avond gaat hij naar zijn huis, verwachtende een spijze op den disch en een leger om zijn moede lichaam op uit te strekken. Dan komt de duisternis en de jonge leeuwen gaan uit, brieschende om eenen roof en verwachtende een spijze van de hand des Heeren.
Maar wat geldt van de schepping, geldt in verhoogde en verdiepte mate van de herschepping. Ja, 't tekstwoord dat hierboven staat predikt het zoo luide: Gods volk is een wachtend volk. Legt uw ooren maar te luisteren naar de roepstemmen die opstijgen uit het volk des Heeren, dan zult gij het moeten onderschrijven: Gods volk is een wachtend volk. In de dagen van licht en van leven, van bezieling en van ruimte, dan wordt de blik opgeheven, naar omhoog vol verwachting of de wolken zich nog niet splitsen tot een poort waardoor de Bruidegom uitkomt. En dan, dan roept de Bruidskerk het uit: Heere Jezus, kom, ja kom.
In de dagen van duisternis en doodigheid, van toemuring en toesluiting, dan wordt 't nog gestameld tot den Heere; Wend U tot mij en wees mij geinadig, want ik ben eenzaam en ellendig.
En zelfs in den dood sterft de verwachting nog niet. Ja, als het sterfbed mag zijn als het sterfbed van vader Jacob, dan wordt het nog gefluisterd, met een ziel vol verwachting: Op Uwe zaligheid wacht ik, Heere.
Gods volk is een wachtend volk, een volk vol verwachting. Maar wat mag wel de inhoud dezer verwachting zijn? Ook daarover spreidt het tekstwoord dat hierboven staat, nog licht. Want dat spreekt het uit, dat het wachten is op Vertroosting.
Op Vertroosting wachtende. Och daar wordt steeds heel wat troost geboden in de wereld. Nu daar het lijden is, nu is daar ook velerlei vertroosting. En de wereld maakt zich in hare eigene wijsheid op om te troosten. Maar als het kind der wereld wil troosten, dan wordt daar steeds gewezen op een beteren tijd die wel komen zal en betere omstandigheden, die niet uit zullen blijven. Of wel de wereld tracht de pijn weg te nemen door te zeggen, dat het toch  zoo erg niet is.
Maar aan alle deze vertroostingen heeft het kind des Heeren niets. Neen, de ontdekte ziel weet het wel: het is erg, het is zoo vreeselijk, dat het met geen pen te beschrijven is. De ontdekte ziel ziet zichzelve gansch melaatsch van zonde, van hoofdschedel tot voetzool.
En de ontdekte ziel weet het ook wel: Neen, het zal niet beter worden. Het zal steeds slechter worden, als het gedaan moet worden in eigene kracht. En daarom wordt uitgezien naar andere kracht, daarom wordt verwacht de vertroosting Israëls.
De Vertroosting Israëls, dat is de vertroosting waarmede Israël vertroost zal worden door Gods eigen hand. De Vertroosting Israels, dat is de Borg en Middelaar, die de doemschuld van Zijn volk zal laden op Zijn eigen schouderen.
De Vertroosting Israels, dat is die offerande, die de Heere Zichzelve heeft bereid in Christus Jezus, den Zoon Zijner liefde. Gods volk een wachtend volk, een volk van verwachting. Maar zal nu dat volk in zijn verwachting nimmer worden beschaamd? immers in het natuurlijke leven loopen vele verwachtingen op niets uit. De mensch, uitgaande naar zijnen arbeid, vindt bijwijlen zijn werk niet en de jonge leeuwen, zij moeten soms hongerig naar hun hol. Zou het soms kunnen zijn, dat het op het terrein der herschepping evenzoo is? Zou het soms kunnen zijn, dat de verwachting van Gods volk ijdel was? Neen, lezer, dat is uitgesloten.
Want niet alleen is de inhoud van deze verwachting een werk Gods, neen, ook 't wachten op de vertroosting zelve is een werk des Heeren. De Heere is het, die Zijn volk heeft geschapen, de Heere is het die de namen van dat volk heeft geschreven in het boek des Levens, dat register van het Koninkrijk der Hemelen, de Heere is het die de verwachting heeft ingeplant in het hart Zijns volks. En Hij laat nimmer varen de werken Zijner handen. Hij zal de verwachting Zijns volks vervullen; neen, meer nog, Hij zal aan Zijn volk doen boven bidden en boven denken.
En, lezer, hebt gij nu deel aan deze verwachting? O, lezer, ook gij zijt een schepsel Gods en op 't terrein des natuurlijken levens zijt gij vol verwachting. Vol verwaohting voor den dag van heden, vol verwachting voor den dag van morgen. Maar hebt gij nu ook al een verwachting voor den dag der dagen? Mag het ook van u worden gezegd, dat gij zijt verwachtende, de Vertroosting Israëls?
O, wil dat worden gekend, dan moet daar eerst 't diepe dal der ellende worden betreden, want eerst dan zal worden uitgezien naar die Vertroosting, die daar ligt in Christus Jezus en dien gekruist. Dan, maar eerst dan, moet gij kennen eene verwachting die niet beschaamd zal worden in alle eeuwigheid. Gods volk een wachtend volk, een volk van verwachting; het zal nog eenmaal moeten worden getuigd. Want juist omdat Gods volk een wachtend volk is, daarom zijn de adventsdagen, de dagen van het wachten op het Kerstfeest, zoo vol beteekenis voor het volk des Heeren.
Och, niet dat de 25ste December van elk jaar zulk een gewichtige dag is bij den Heere. Dat wordt wel eens zoo voorgesteld, maar daartegen hebben de vaderen altijd de stem waarschuwend verheven. Maar als in deze dagen wordt gebladerd in de Heilige Schrift en de aandacht wordt bepaald bij die dagen vol spanning, die voorafgingen aan de komst van Jezus Christus in 't vleesch, dan ziet het Israël van den huldigen dag, het Israël van dien ouden dag staan voor Gods aangezicht als een wachtend volk. Daarom, gij Israël van den huidigen dag, zegene de Heere de gewijde lectuur nog gansch bizonder aan Uwe ziel in dezen adventstijd.
Ja, hetzij gij , in de duisternis rondtast of ook moogt zijn in het licht, geve de Heere u opening der lippen, opdat gij het als een wachtend volk moogt uitstamelen of uitroepen: „HEERE JE­ZUS, KOM, JA KOM". En bemoedigt elkander met het lied der verwachting: Wacht op den Heer Godvruchte schaar, houd moed; Hij is getrouw, de Bron van alle goed ; Zoo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer, Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Heer.
M.                                                                                                                               N.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's