Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 36 Ned. Geloofsbelijdenis
De ordinantie Gods inzake de Overheid en de taak en roeping van de Overheid inzake religie en Kerk.
XXI.
„Door dit middel zullen alle dingen in de Kerk wèl en ordelijk toegaan", zegt artikel 30 Ned. Geloofsbelijdenis, waarin dus opgesloten ligt, dat de Kerk des Heeren, waar die zich ook bevindt, een eigen orde van leven moet hebben, naar uitwijzen van Gods Woord, belangende den dienst des Woords en der Sacramenten. In de volgende artikelen wordt van het kerkelijk leven dan nader omschrijving gegeven.
Allereerst, zoo zegt art. 31, moeten er door wettige verkiezing Dienaars des Woords Gods, Ouderlingen en Diakenen tot hunne ambten verkoren worden. Deze verkiezing van de ambtsdragers moet zonder knoeierijen plaats hebben en zonder inmenging van vreemden. De Kerk zelve en de Kerk alléén heeft hier een roeping en een taak! (Zie artikel 31 eerste gedeelte).
De Dienaars des Woords hebben overal gelijke autoriteit, de een is niet meer dan de ander, saam dienende den „eenigen algemeenen Bisschop en het eenige Hoofd der Kerk, Jezus Christus". (Art. 31, tweede gedeelte). Welk beginsel op de Synode van Embden (1571) aldus is geformuleerd: „Gheen Kercke sal over een ander Kercke heerschappie voeren".
Door deze Dienaars van Jezus Christus moet de Gemeente in goede orde gehouden worden, waarbij de Opzieners niet mogen afwijken van hetgeen ons Christus, onze eenige Meester, geordineerd heeft. Andere wetten dan die van God zijn, missen alle gezag in 't midden van Christus' Kerk; en waar de Opzieners allen en alles in de gehoorzaamheid aan God moeten houden, wordt de excommunicatie of ban geëischt wanneer men weigert zich aan de ordeningen van Christus te onderwerpen. (Artikel 32).
Duidelijk wordt dus hier gezegd, dat de Kerk het huis des Heeren is, staande onder „den eenigen algemeenen Bisschop en het eenige Hoofd der Kerk", Jezus Christus. Van inmengingen of bemoeienissen van de Overheid geen sprake in de Ned. Geloofsbelijdenis. Noch bij het verkiezingswerk, noch bij de bediening des Woords en der Sacramenten, noch in zake tuchtoefening heeft iemand eenig recht behalve Christus en de kerkelijke ambtsdragers; en op deze wijze moet „de ware religie worden onderhouden en zal de ware leer haren loop hebben, enz" (Artikel 30).
Wat in art. 33, 34 en 35 staat in betrekking tot de Sacramenten van Doop en Avondmaal, behoeven we hier niet af te schrijven en te bespreken, daar het met de zaak die nu aan de orde is, niet in direct verband staat. Wat we wilden aantoonen met de eigen woorden van de Ned. Geloofsbelijdenis is dit: dat de Kerk van Christus als een stichting en planting des Heeren een geestelijke gemeenschap van eigen rechte is, met een eigen huishouden en met een eigen regeering, waarbij niemand, ook de Overheid niet, het recht bezit zich met de zaken der Kerk te bemoeien, omdat God Zelf de ordeningen gesteld heeft en de ambten gegeven heeft, willende dat die vrij zullen functioneeren naar uitwijzen van de H. Schrift.
Wij moeten diepe bewondering hebben voor onze Gereformeerde Vaderen, die van stonde aan de Schriftuurlijke lijnen hebben weten te trekken en aanstonds een bestek heboen gemaakt waarnaar de Kerk des Heeren hier en overal moest worden opgebouwd. Mede onder invloed van Calvijn's machtigen geest ontstond in deze een algemeene overtuiging en hier en elders heen men op een nieuw terrein de gereformeerde Kerk gefundeerd en opgebouwd.
In deze ligt natuurlijk groot verschil tusschen het reformatiewerk van nu en van vroeger, in de dagen van onze Gereformeerde Vaderen begon men opnieuw, en kon men van voren af aan beginnen. Uit Rome's diensthuis uitgeleid, was alles nieuw voor onze Vaderen; men had een vlak veld om op te bouwen, van de fundamenten af tot den uitersten hoeksteen toe — alleen werd men telkens ellendig gehinderd door de politieke machten, die, helaas! door onze Vaderen niet zelden zelf binnengehaald, onnoemelijk veel schade hebben gedaan bij den voortgang van den bouw van Gods Kerk; vooral ook in de Nederlanden!
Wat nu dien nieuw-bouw van Christus Kerk in deze landen aangaat in de 16de eeuw, duidelijk is het, dat wij nu onder gansch andere omstandigheden leven. Nu hebben we een huis; nu is er een kerkelijk leven, met een kerkelijke regeering en kerkelijke huishouding. Nu is er alles, doch zoo schrikkelijk verward, verwaarloosd, verknoeid! Terwijl er telkens in de laatste eeuw stukken uit dat oude gebouw zijn uitgevallen en er uitgebroken zijn; met welke losgebroken steenen men elders kapellen heett gebouwd, in vrijheid opgetrokken als een vrij huis hier en een vrij huis daar, terwijl het oude, vóór-Vaderlijke huis als een niet weinig beschadigd en verworden gebouw achtergebleven is. Dat maakt het reformatiewerk voor ons zoo ingewikkeld en zoo moeilijk. De verwarring is zoo groot in het huis, dat ons Vaderlijk erfgoed is. De bijgebouwen zijn daarbij niet zelden tot groote moeilijkheden; vooral om dat men daar leert, dat de wijsheid verkregen is en omdat men daar zegt, dat de aloude Gereformeerde Kerk geworden is tot een valsche Kerk, waarvoor geen hope en geen verwachting meer is. Daarbij is de versnippering en de verdeeldheid onder de broederen binnen de Herv. (Geref.) Kerk schier grenzenloos!
Dat moeten we wel dus in 't oog houden, dat het reformatiewerk nu heel anders moet geschieden dan in de 16e eeuw; van copiëeren kan hier geen sprake zijn; waarbij het werk niet alleen heel anders moet geschieden, maar ook oneindig moeilijker is!
Des te meer zullen we de grond-beginselen van het Gereformeerd kerkelijk leven moeten zoeken te kennen en die grondbeginselen elkander telkens moeten voorhouden. Alleen als we daar het begin zoeken, is er hoop om bij het verder gaan tot een gewenschte oplossing te zullen komen.
De grondbeginselen zijn dan: De Kerk is algemeen. Katholiek. De Kerk is genade. De Kerk is niet ontstaan door het initiatief des menschen, maar door Goddelijke genadewerking. De Kerk is een stichting, een planting des Heeren. De Kerk heeft een eigen aard en wezen, een eigen levensvorm en levensuiting; een eigen huishouding en een eigen regeering. En zóó kan artikel 27 der Ned. Geloofsbelijdenis zeggen: dat de Algemeene Katholieke Kerk een vergadering der ware Christ-geloovigen is, alle hunne zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewasschen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door den Heiligen Geest. Deze Kerk is geweest van den beginne der wereld af en zal zijn tot den einde toe; gelijk daaruit blijkt, dat Christus een eeuwig Koning is, dewelke zonder onderdanen niet zijn kan. En deze heilige Kerk wordt van God bewaard, of staande gehouden, tegen het woeden der geheele wereld, enz.
De Kerk des Heeren bestaat dus uit hen, die door een waar geloof met Christus verbonden zijn. En dan is het duidelijk, dat niet menschen met menschelijke machtsmiddelen, geen Overheden met het zwaard, hier ook maar in 't minst tusschen mogen komen, maar dat de Kerk door Christus Zelf wordt gegrond en wordt gebouwd; en dat Christus het is, Die aan Zijn Kerk voortbouwt, wijl niet de mensch van zichzelf tot deze genade opklimt, maar Christus daartoe roept en brengt doorZijn Geest en Woord.
Deze grondbeginselen moeten onder ons, als goede belijders van de Gereformeerde Waarheid in onze Nederlandsche Confessie, vaststaan; en ieder die „confessioneel" d.i. belijdenis-vast is, moet hiermee hartgrondig accoord gaan.
Als we zoo de Kerk zien als de openbaring van het lichaam van Christus, geeft de Ned Geloofsbelijdenis een omschrijving van die Kerk, waarbij uitkomt dat elk geloovige zich lid van die algemeene, Katholieke Kerk moet welen en niet geïsoleerd, in afzondering, maar in gemeenschap met die Kerk van Christus leven moet, in de saamleving van die Kerk, zooals die nader in Gods Woord is omschreven.
Ten opzichte van de z.g.n. onzichtbare Kerk is een op-zich-zelf-staan nooit mogelijk: ieder geloovige is door den Heiligen Geest met Christus en al Zijn medegeloovigen verbonden; saam zijn ze het ééne en ondeelbare mystieke lichaam van Christus, door wedergeboorte Hem ingelijfd en met de broederen en zusteren verbonden. Maar in de Ned. Geloofsbelijdenis gaat de vermaning uit: zich bij de ware Kerk te voegen en zich ook door dreigingen van de Overheden niet te laten weerhouden, — om dat de Heere niet alleen al Zijn geloovigen wil vereenigen in het mystieke lichaam van Christus, maar omdat Hij de geloovigen overal in het midden van deze zichtbare wereld in zichtbare openbaring wil samen zien, onder de bediening des Woords en bij de bediening der Sacramenten, onder regeering van degenen, die daartoe van Christus verordend zijn, met oefening der christelijke tucht.
't Een hoort bij 't ander. Overal waar de Heere geloovigen Zich verwekt door Zijn Geest en Woord, moet het komen tot kerkelijk samenleven van die geloovigen, bij Woord en Sacramenten, onder bestuur van de ambten. Waar dus geloovigen zijn, is een zichtbare, waarneembare Kerk; daar is een zichtbaar, waarneembaar volk des Heeren; daar is een zichtbaar, waarneembaar huis Gods; daar is een zichtbare, waarneembare planting van 's Heeren hand. En die zichtbare, waarneembare Kerk moet dan noodzakelijk worden een geïnstituëerde Kerk, dat wil zeggen: de geloovigen ter plaatse, die saamkomen en saam leven, moeten, naar Gods bevel, komen tot het instellen van de ambten en zoo moet de zichtbare gemeente des Heeren ter plaatse een geïnstitueerde Kerk werden, zich inrichtend naar den dienst van Woord en Sacramenten, met oefening der tucht, onder regeering en leiding van de mannen, daartoe van Christus verordend.
Paulus beval, dat van stad tot stad ouderlingen in de Gemeenten zouden worden aangesteld. En in deze richting moet altijd de instituëering der Kerken gezocht worden. Nergens wordt hier iets opgedragen aan de Overheid. Natuurlijk niet. Christus vergadert, bouwt en onderhoudt Zijn Kerk! Hij heeft Zelf de ordinantiën daartoe gesteld. En zóó moet naar het bestek van den grooten geestelijken Bouwheer en Kunstenaar Jezus Christus, van stad tot stad de Kerk des Heeren zich instituëeren, waarbij de kenmerken worden gegeven, om de ware van de valsche Kerk te kunnen onderscheiden.
De Algemeene, Katholieke Kerk openbaart zich van stad tot stad, van dorp tot dorp, al naar de gangen des Heeren zijn. In het eene land zal het weer anders toegaan dan in het andere land; in de eene stad weer anders dan in de andere stad; op de dorpen weer anders dan in de cultuur centra. Maar nergens is het natuur, overal is het genade. Nergens gaat het langs den „breeden", overal langs den „smallen" weg. Nergens gaat het met de „velen", overal blijft het in de sfeer van de „weinigen" die zalig worden; genade is het en genade blijft het; en overal en altijd zal het, naar Christus' woord, openbaar worden: dat het Koninkrijk Gods niet van deze wereld is; en: dat het niet gaat door kracht of door geweld, maar door des Heeren Geest en Woord; waarbij niemand van 's Heeren erfdeel zal achterblijven.
Nergens wordt natuurlijk gezegd, dat er in één en dezelfde plaats niet meer dan één geïnstitueerde Kerk mag wezen. De Heilige Schrift geeft dan ook de beginselen aan voor een kerkelijk leven, dat er in één stad vele Kerken kunnen zijn. En het moderne leven met de groote centrale steden maakt het noodzakelijk, dat er niet een massa-Kerk is in een stad, maar dat er parochies, liever nog, dat er Kerksplitsing is, met meer dan één Kerk en dus meer dan één Kerkeraad enz., waarbij, naar de beginselen van het Gereformeerd Kerkrecht, een met-elkaar-samenleven der Kerken in classes, provinciale synoden en in generale synode gebiedende eisch is.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's