Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 36 Ned. Geloofsbelijdenis
De ordinantie Gods inzake de Overheid en de taak en roeping van de Overheid inzake religie en Kerk.
XXII.
Langs Zijn genadevolle gangen brengt de alléén-wijze God Zijn Kerk aan al de plaatsen Zijner heerschappij tot openbaring. Van een r e l i g i e u s  v e r b o n d dat héél een volk, dat héél een stad omvat, is onder de N. Testamentische bedeeling geen sprake, wél van Christus' Kerk, die de Heere door Zijn Geest en Woord toevergadert uit alle landen en alle natiën; bestaande uit degenen, die in den weg van een waar geloof, al hun zaligheid vinden in Jezus Christus, Sions Borg en Middelaar. Die dan ook zoo'n religieus verbond, dat héél het volk omvat, gaat in de plaats schuiven van de Kerk van Christus, en daar dan liefst nog de Overheid bij haalt om meê zorg er voor te dragen dat héél het volk wordt toevergaderd tot Christus' Kerk, is gansch en al afgegleden van den Bijbelschen bodem en van de Gereformeerde belijdenis. Nooit spreekt de Heilige Schrift van zulke dingen; en noch in de Evangeliën, noch in de Brieven, noch in het boek de Openbaring lezen we er van.
Christus' Kerk staat nooit en nergens in het teeken van het vleesch, steeds en overal in het teeken van den Geest; nooit gaat het dan ook door vleeschelijke, aardsche machtsmiddelen, steeds door hemelsche genade en door Gods Waarheid.
In de planting van Christus' Kerk moet dat uitkomen, óók in den uitgroei in stad en dorp. Te meer, waar de Heere Zijn Kerk vergadert, niet in den weg van de enkelingen, maar in den weg der geslachten; in den weg des Verbonds.
Want Christus' Kerk, welke de Heere Zelf vergadert, bouwt en voltooit, brengt mee, dat de   k i n d e r e n der g e l o o v i g e n tot die Kerk behooren en als lidmaten Zijner Gemeente behooren gedoopt te wezen. Die kinderen der geloovigen worden geen leden van Christus' Gemeente door den doop; ze z ij n het krachtens hun geboorte uit hunne ouders, die bondelingen zijn en als geloovigen zich in de Gemeente openbaren, in teer en leven; en in den doop wordt hun lidmaatschap aan de kinderen der geloovigen beteekend en verzegeld. Het zaad der Gemeente wordt gerekend tot de Gemeente te behooren en zóó wordt de Kerk van Christus opgebouwd en voortgeplant uit en door de geslachten in het midden van een land en in het midden der natie.
De lijn des verbonds mag niet worden losgelaten, want daarmee zou het Gereformeerd Kerkbegrip in z'n wezen worden aangetast. En onze Gereformeerde Vaderen hebben ons in hun strijd tegen de Wederdoopers het voorbeeld gegeven, dat gezonde Gereformeerden warm voelen voor de leer des verbonds en dat dezulken die leer des verbonds nooit willen laten varen; tot geen énkelen prijs zelfs!
Zijn het dan toch de menschen die de Kerk opbouwen en voortplanten? Zijn het dan vader, moeder en kind, die de Kerk vergaderen; en gaat het dan toch langs wegen van vleesch en bloed; gaat het dan toch om land en volk en nationaliteit?
Als men zóó de leer des verbonds zou gaan misvormen en misbruiken, zou men uit het oog verliezen, dat niet de mensch, maar de Heere Zelf Zijn Gemeente vergadert, wijl niemand, ouders noch kinderen, tot het lichaam van Christus behoort en tot Zijn gemeenschap komt, dan die daartoe van God verkoren, g e r o e p e n en t o e g e b r a c h t is.
Gaat de Heere dus in den weg der geslachten als de God des Verbonds, dan vervalt daardoor niet, dat alles Gods werk is en blijft; dat alles louter genade is; en dat vleesch en bloed bet Koninkrijk Gods niet kunnen beërven, doch alléén die uit God geboren zijn en in den weg van een waar geloof al hun zaligheid weten in Jezus Christus!
De weg des verbonds mag het geestelijke niet vleeschelijk maken. De nationaliteit mag niet de plaats gaan innemen van de wedergeboorte uit water en Geest. En in plaats, dat men de Overheid met het zwaard binnen haalt om voor het al of niet doopen der kinderen te zorgen, heeft men te bedenken, dat de Heere Zijn werk nooit uit handen geeft, maar wandelt in den weg van Zijn Geest en Woord, Zich ontfermend over wien Hij wil; zoodat het ook nooit anders is noch wordt, dan: „het is des ontfermenden Gods"!
Tot de gemeenschap des verbonds geroepen te worden, is Gods genadige beschikking. Van rechten of aanspraken kan en mag het zaad der Gemeente hier niét spreken. Alles rust op Zijn genadige toezeggingen in Christus, gaande over een arm en in zonden gansch verloren volk. 't Is noch desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods ! Hier zullen dan ook altijd conflicten komen in het midden van het kerkelijk leven tusschen vleeschelijke en geestelijke motieven. En de Kerkgeschiedenis bewijst, dat, wanneer het verbond Gods veruitwendigd wordt, wanneer de natuur komt in plaats van de genade en men zich met een valschen rijkdom vleit, de toorn Gods over de gansche gemeente komt.
In het opgroeien toch zal altijd en overal in het midden der gemeente openbaar worden, dat onder het zaad der Gemeente zoovelen zijn, die niet door een waar geloof met Christus zijn verbonden en geen deel hebben aan de kracht Zijns werks. „Ze zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn", geldt ook nu. En daarom moet de leer des verbonds niet met vleeschelijke redeneeringen omtuind worden, niet met redenen, aan nationaliteit ontleend, vertroeteld; maar in den weg van Gods genadige beschikking moet er naar gestaan worden het geestelijke g e e s t e l ij k te onderscheiden en het verbond Gods voor ontheiliging te bewaren, zooveel in den ambtelijken weg mogelijk is, naar Christus' bevel en ordening.
De Overheid met haar zwaard en machts middelen moet hier door de Kerk niet binnengehaald worden! Liever zal zij in gehoorzaamheid aan Christus zich moeten gedragen naar Z ij n e bevelen, alles verwachtende van Hem, Die bekleed is met alle macht in den hemel en op de aarde en niets anders van Zijn Kerk eischt dan dat zij bij Z ij n Woord en waarheid leven zal.
Zoo zal de Kerk zich bewust moeten zijn en blijven, dat, waar de Heere wandelt, als de God des verbonds, in den weg der geslachten, velen in de Kerk zijn, die niet van de Kerk zijn; om daarbij te waken over het huis des Heeren en toe te zien, dat Gods verbond niet roekeloos geschonden wordt.
Wel zal de Kerk nooit kunnen scheiden de vleeschelijken van de geestelijken. Alle pogingen die in den loop der eeuwen beproefd zijn, om te komen tot een Kerk van louter heiligen en enkel geloovigen, zijn totaal en jammerlijk mislukt. Maar toch zal de Kerk met hare ambten, levend bij Gods Woord, in de kracht des Heeren, alles moeten doen wat mogelijk is om de vleeschelijke elementen in haar midden met het zwaard des Geestes, dat is Gods Woord, tot onderwerping te brengen, zoowel in belijdenis als in wandel. En die met hun belijdenis en hun leven voortvaren zich als ongeloovige en goddelooze menschen aan te stellen (Heid. Catech. Zondag 30) zullen, opdat het verbond Gods niet ontheiligd worde en de toorn Gods niet over de gansche gemeente verwekt worde, door de Sleutelen des hemelrijks, door het verbieden van de Sacramenten uit de Christelijke Ge­meente gesloten moeten worden, geloovende dat God Zelf hen uit het Rijk van Christus sluiten zal — tenzij zij waarachtige betering beloven en b e w ij z e n. (Zondag 31).
Hier ligt geen taak voor de Overheid. Integendeel, hier moet de Overheid verre blijven van het terrein waarover Christus in het midden van Zijn Gemeente heerscht met Zijn Geest en Woord, daarvoor verordineerd hebbend in 't midden van Zijn Kerk de Opzieners der gemeente. (Art. 31 en 32 Ned. Geloofsbelijdenis).
De Kerk heeft hier een taak. En wel een taak, die aan de Kerk een strijd bezorgt. Niet een broederstrijd, waarbij broeders en zusters van 't zelfde huis elkander verteren in onderling krakeel — maar een strijd van de Kerk tegen allen, die, binnen of buiten de Kerk zijnde, den toeleg hebben het geestelijke te maken tot iets vleeschelijks en de waarheid Gods te veranderen in leugen, of het heilige in ongehoorzaamheid te ontheiligen.
Dien strijd moet de Kerk van Christus, aan welke plaats zij zich ook openbaart, aanvaarden en volbrengen, strijdende den goeden strijd des geloofs.
En hier ligt de weg waarin een zichtbare, geïnstitueerde Kerk, door ongehoorzaamheid aan Christus' bevel, van een ware Kerk kan verbasteren tot een v a l s c h e Kerk. Want de Kerk die de geestelijke wapenrusting niet draagt en den goeden strijd niet strijdt en eigen wegen bewandelt en eigen ordeningen boven Gods ordinantiën stelt, valt onder het oordeel, dat in onze Ned. Geloofsbelijdenis geveld wordt over de v a l s c h e Kerk. In artikel 29 staat immers van de ware Kerk dit: „dat de merkteekenen om de ware Kerk te kennen, zijn: zoo de Kerk de reine predikatie des Evangelies oefent; indien zij gebruikt de reine bediening der Sacramenten, gelijk Christus ze ingesteld heeft; zoo de kerkelijke tucht gebruikt wordt, om de zonden te straffen. In 't kort, zoo men zich aanstelt naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen die daar tegen zijn, houdende Jezus Christus voor het eenige Hoofd".
Elke Kerk, waar zij zich dus openbaart, zal die merkteekenen moeten dragen, zal zij den naam van ware Kerk van Christus waardig zijn, terwijl die ware Kerken, in den dienst des Woords en der Sacramenten geïnstitueerd, elkaar als ware Kerken van Christus hebben te erkennen en in den kerkelijken weg gemeenschap met elkaar moeten oefenen.
Maar die Kerken, die als ware Kerken zijn te erkennen naar de merkteekenen welke zij dragen, naar uitwijzen van Schrift en belijdenis, hebben te waken en te bidden en te strijden — niet met vleeschelijke, maar met geestelijke wapenen — dat zij niet in ontrouw aan de bevelen van Christus levend, verbasteren en straks dan worden tot v a l s c h e Kerken !
Is dat niet de waarschuwing, die ons uit den mond van den verhoogden Heiland in het boek Zijner Openbaring overal toekomt?
Lees de brieven eens, die Sions verheerlijkte Koning schrijft aan Zijn dienstknechten, die hier moeten staan als wachters op Sions muren! Lees ze eens, die woorden, die Johannes moet schrijven, om ze te zenden aan den engel van Efeze (Openb. 2: 1 tot 7) ; aan den engel van Smyrna (Openb. 2: 8—11) ; aan den engel der gemeente van Pergamus (2: 12—17); aan den engel der gemeente te Thyatira (2: 18—29) ; aan den engel der gemeente die te Sardes is (3: 1—6) ; aan den engel der gemeente die in Filadelfia is (3: 7—13) en aan den engel van de gemeente der Laodicenzen (3: 14—22).
Is het niet, opdat de Kerken in K.-Azië nog zullen worden afgemaand, om in een weg van zonde en ongehoorzaamheid niet te verworden tot een v a l s c h e Kerk en dan te worden uitgeroeid?
Hier is geen woord aan de Overheid — maar aan de Kerken zelve, aan welke plaats zij zich ook bevinden. Waarbij de toetssteen bij de verwording en de verbastering en de vervalsching ons weer niet ontbreekt. Want onze Ned. Geloofsbelijdenis geeft geheel conform Gods Woord ons deze merkteekenen van de v a l s c h e Kerk, tegenover de ware Kerk: „Aangaande de valsche Kerk, die schrijft zich en haren ordinantiën méér macht en autoriteit toe dan den Woorde Gods, en wil zich aan het juk van Christus niet onderwerpen; zij bedient de Sacramenten niet, gelijk Christus in Zijn Woord verordend heeft, maar zij doet daar af en toe, gelijk als het haar goeddunkt; zij grondt zich meer op de menschen, dan op Christus; zij vervolgt degenen, die heilig leven naar het Woord Gods en die haar bestraffen over hare gebreken, gierigheid en afgoderijen".
„Deze twee Kerken" — n.l. de ware en de valsche Kerk, in welk land zij zich ook openbaart en aan welke plaats zij ook is gesteld — „zijn lichtelijk te kennen en van elkander te onderscheiden". (Art. 29).
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's