Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Calvinisme (11)
Wat men aan het Protestantisme wel eens verweten heeft, dat het zich heeft geïsoleerd en teruggetrokken van den Staat, van de politiek, van wetenschap en kunst, van de openbare aangelegenheden in het algemeen, om den enkeling te leeren zich alleen bezig te houden met geestelijke dingen, rakende het heil zijner ziel - waardoor dus het geestelijk-kerkelijk leven geïsoleerd komt te staan van het algemeene openbare leven, zooals b.v. bij de Wederdoopers het geval is - zulks kan men zeer zeker niet verwijten aan het Calvinisme. Het Calvinisme, met de leer van de souvereiniteit Gods, leert dat gansch het leven in al z'n vertakkingen en sferen en terreinen, moet worden opgeëischt tot de verheerlijiking Gods. Volgens het Calvinisme heeft God alles geschapen en wel tot verheerlijking van Zijn Naam en daarom leert 't, dat niet de leer van de praedestinatie het eerste en 't voornaamste is - gaande over de zaligheid van Gods volk - maar de leer van de souvereiniteit Gods, rakende al 't geschapene.
Niet alleen het kerkelijke, het dogmatische, het theologische is voor den Calvinist van belang, alle levensverhoudingen en alle levenssferen zijn voor hem van beteekenis, dat God veel breeder werkt dan over het terrein der zaligheid en der verlossing Zijns voIks. Hij werkt over gansch de schepping, wat beneden en wat boven is.
De Calvinist heeft dan ook een beschouwing van het leven, waarbij niet één deel van dat leven wordt uitgezonderd; en overal speurt de Calvinist Gods gaven en zegeningen, daarbij overal sprekend van Godsheillig en onomstootelijk recht, dat door Hem is gesteld en door Hem wordt gehandhaafd, als een heilig God.
Voor Calvijn was niet het eerste en voornaamste anti-Roomsch te zijn, maar Protestant, was voor hem: zich buigen onder Gods heilig recht en zich voegen naar Gods ordinantiën. En omdat er in Engeland, Frankrijk, Spanje, Italië enz., een onbesliste verhouding was tusschen het Luthersche protestantisme en Rome, is het woord van CaIvijn van zoo groote beteekenis geweest voor de ontwikkeling van het Protestantisme, door aan te dringen op een besliste breuke met Rome en een zich zelfstandig inrichten naar uitwijzen van Gods Woord en een gehoorzamen aan Gods wetten en inzettingen voor elk terrein des levens, allereerst wat betreft de Kerk, maar óók wat betreft den Staat, de wetenschap, enz. Calvijn was niet enkel negatief, door te leeren wat men niet mocht doen, maar streng positief, door aan te geven, dat de Souvereine God alles geschapen heeft en voor alle levenssferen Zijn wetten en rechten heeft gesteld, waarbij de mensch nergens en nooit de souvereiniteit van den mensch, de souvereiniteit van de rede, of wat ook, mocht leeren, maar overal en altijd zich had te voegen naar het hoogste recht dat uit God is, naar de hoogste en origineele rechten en ordinantiën, door God voor elk terrein des levens gesteld en bekend gemaakt.'
Niet het Luthersche beginsel: „dat alles mag worden gedaan, wat God niet bepaald verbiedt", heeft het Calvinisme als levensbeginsel, maar veeleer: „dat gedaan moet worden wat God gebiedt en ons in Zijn Woord heeft bekend gemaakt.
Dat geeft de positieve, actieve, strenge Schriftuurlijke richting, waarbij Gods recht elk terrein des levens als van de hoogste autoriteit wordt geproclameerd.
Niet de leer van de praedestinatie maar de Ieer van de souvereiniteit Gods is dus de eerste trek het wezen van het Calvinisme.
Die leer van de souvereiniteit Gods verheerlijkt den Heere op het hoogst voor de veelheid van de levenssferen die er zijn. Want dan wordt beleden, dat het leven in al z'n volheid en rijkdom, ook in de veelheid van schakeering en variatie wat de levensterreinen betreft, niet alleen door God geschapen zijn, maar door den souvereinen wil Gods ook elk een eigen aard en eigen wezen hebben ontvangen; zoodat door een ieder, die de souvereiniteit Gods belijdt, tegelijk geleerd moet worden, dat alle terreinen des levens staan onder hetzelfde, hoogste recht, en wel het recht Gods; doch zóó, dat elk terrein des levens door God een eigen aard en wezen heeft ontvangen, waarbij Hij, de Souvereine God, voor elk levensterrein Zelf „eigen" wetsbepalingen, rechten, inzettingen of ordinantiën heeft gesteld.
De heidenen en de moderne filosofen onderscheiden Schepper en schepsel, God en maaksel, niet. Dat vloeit alles ineen en loopt door elkaar. En dan stelt de mensch het recht voor wat beneden en voor wat boven is. 't Loopt alles naar menschelijke wijsheid, menschelijken wil, menschelijke rechten en inzettingen! Doch de christen verschilt hiervan principieel, door te gelooven met het hart en te belijden met den mond: dat de eeuwige Vader onzes Heeren Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft, die ook door Zijn eeuwigen raad en voorzienigheid nog onderhoudt en regeert. (Zondag 9). En het is Calvijn, die, sprekend van de souvereiniteit Gods, méér dan Luther geleerd heeft, dat alles wat door God geschapen is, in onderscheidene, levenssferen door den Heere is geschapen, waarbij alles onderworpen, is aan Gods recht, doch zóó, dat elk wezen en elk terrein naar aard en wezen van God onderscheidene inzettingen en ordinantiën heeft ontvangen om naar te handelen en te wandelen.
Zoo is Gods recht overal en altijd het origineele, het oorspronkelijke en 't hoogste recht ; en zoo is de wet, het recht Gods pluralistisch of te wel: veelvuldig, veelzijdig, voor elk wezen en elk terrein naar z'n aard.
Dit duiden we gewoonlijk aan met te spreken van „de souvereiniteit in eigen kring".
Als we dat naast elkaar zetten: „de souvereiniteit Gods" en „de souvereiniteit in eigen kring", zooals het Calvinisme dat doet, dan willen we volstrekt niet beweren dat elk terrein, dat elke levenskring zichzelf wetten heeft te stellen en voor zichzelf ordinantiën heeft te maken. Want niets van het geschapene is van "eigen" rechte; niets is „autonoom"; niets en niemand heeft het recht zichzelf wetten te maken. Alles staat onder Gods recht. Er is maar één recht voor allen en voor alles; en dat is Gods recht! Alles is van Hem afhankelijk, als door Hem geschapen en door Hem in het leven gehouden en bewaard! God is de eenige en de groote Wetgever voor allen en voor alles, zonder eenige reserve; en alles zal zich, op welk levensterrein en binnen welke levenssfeer ook gevonden, naar Zijne wilsbepalingen hebben te voegen en te richten, zal het tot Gods eer en tot eigen zegening en welvaren dienen!
Maar — en dat bedoelt het Calvinisme met de leer van „de souvereiniteit in eigen kring" — dat Goddelijk recht, in wezen één voor allen en voor alles, is voor elk levensterrein, voor elk wezen door God geschapen, weer zéér onderscheiden en verschillend. Andere wetten en wilsbepalingen stelde de Heere voor de natuur dan voor de historie; andere wetten voor het recht dan voor de zedelijkheid; andere wilsbepalingen voor den Staat dan voor de Kerk; andere ordinantiën voor het gezin dan voor de school; elk levensterrein, geschapen naar z'n aard, ontving van den Schepper bepalingen, rechten, wetten, welke passen bij den aard en bij het wezen door God gewild, en gegeven.
Onder de grensbepaling van het hooge, autoritaire recht Gods ontplooit zich gansch de geschapen wereld in een veelheid van souvereine sferen en levensterreinen, elk door God geschapen naar z'n aard; en voor ieder dezer levenssferen in de geordende, geschapene wereld (Kos­mos) gelden afzonderlijke ordinantiën, gegrond in de goddelijke souvereiniteit. En niemand heeft het recht de „souvereiniteit in eigen kring" te schenden en de goddelijke ordinantiën van de eene levenssfeer te verwisselen of te vermengen met de wetsbepalingen van het andere levensterrein. Niemand mag, op menschelijk-eigenwijize manier vereenigen wat God gescheiden heeft, noch scheiden wat God vereenigde. Dan zou de mensch in z'n bekrompenheid en dwaasheid het schoone werk van Gods veelzijdige wijsheid bederven. Waarom we liever er naar moeten staan onzen wil te richten naar de specifieke ordinantiën, welke de alwijze God voor élk levensterrein gesteld heeft. Hierin zal de Souvereine God souverein zijn, dat Zijn wilsbepalingen gelden, zooals Hij die gesteld heeft!
Niet dus zal elk terrein van „eigen" recht zijn, in dien zin alsof elk levensgebied eigen wetten te stellen heeft naar 's menschen goedvinden; want alom geldt Gods wet en Gods recht; doch zóó, dat God elk levensterrein Zelf geregeld heeft en nog wil regelen naar eigen aard; de Staat als Staat, de Kerk als Kerk, de wetenschap als wetenschap, het recht als recht, de zedelijkheid als zedelijkheid, de geschiedenis als geschiedenis.
De Calvinist komt dan ook over de geheele linie op voor een louter theonome of goddelijke wetsidee, omdat „God alleen, de Wetgever is; 't zal al moeten letten op Zijn wenken, 't zal al moeten wandelen in Zijn rechten en inzettingen en Hij verzet zich steeds en overal tegen iedere poging, om de menschelijke rede of menschelijken wil tot mede-wetgever te maken, omdat zulk een poging Gods Souvereiniteit te na komt en voortspruit uit een pogen om den menschelijken wil naast Gods wil, om den wil van het schepsel naast of boven den wil van den Schepper te plaatsen.
Geen souvereiniteit van de rede. De souvereiniteit Gods zij ongeschonden bewaard, overal; — maar dan óók hierin, dat de souvereine beschikking Gods ons heilig is, waar Hij elke levenssfeer onderscheidde in aard en wezen en voor elke levenssfeer eigen wetten en ordinantiën heeft gesteld.
Zóó leeft de Calvinist uit het beginsel van de souvereiniteit in eigen kring, in God-wettelijken zin, staande onder Gods recht en Gods wet, onderscheiden naar aard en wezen.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's