Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Algemeene en Plaatselijke Kerk.
Mogen wij 't vraagstuk zóó nog maar eens, met bekende woorden, aanduiden? En ja, dan is de positie van elk dezer twee en vooral de onderlinge verhouding een probleem, waarvan al de moeilijkheden nog niet zijn opgelost; en alle vragen, daaromtrent gedaan, zijn nog niet genoegzaam duidelijk beantwoord.
Onlangs hebben wij zelf nog een en ander hierover geschreven in verband met de kwestie: Kerk of Kerken? Wij meenen, dat men de plaatselijke Kerken zal hebben te beschouwen als de grondzuilen van het kerkelijk leven, maar dat men niet het recht heeft eenzijdig van Kerken te spreken, met verwaarloozing van de Kerk, omdat er in het kerkelijk leven evengoed een gemeenschap der Kerken is als er is een eigen recht der plaatselijke Kerk, krachtens haar bestaan zelve.
Nu gaat het om de vraag: hoe moet het recht van de plaatselijke Kerk bij en naast het recht van de Kerken saam, worden gehandhaafd? en waar ligt het recht der Kerken waaraan de plaatselijke Kerk zich moet onderwerpen? Bij deze dingen komt al heel spoedig de vraag: wat is gereformeerd en wat is independentistisch?
Door de zaak Dr. Geelkerken is deze moeilijke kwestie in het midden van de Geref. Kerken weer aan de orde gekomen, gelijk vroeger met name in de dagen van de doleantie. Toen hebben Jhr. de Savornin Lohman en met name Prof. Rutgers, om Dr. A. Kuyper niet te vergeten, over deze dingen geschreven en er zijn meeningen verkondigd en stellingen verdedigd, met aanroeping van Voetius e.a., die toen zonder bezwaar in dien kring volmondig werden beaamd en warm-bepleit — waarvan nu blijkt, dat men toen wel wat hard van stapel is geloopen; waardoor de rechten van de plaatselijke Kerk wel wat eenzijdig op den voorgrond zijn geschoven. Althans, als men enkele persstemmen beluistert, zou men dat gaan gelooven.
Zoo schrijft Prof. Bouwman van Kampen in „De Bazuin", naar aanleiding van het Agendum van de Synode der Christ. Geref. Kerk in N.-Amerika, waar ook ongeveer dezelfde kwesties aan de orde zijn als hier: „Omtrent de vraag, die in den laatsten tijd ook in Nederland veel besproken is, of eene meerdere vergadering het recht heeft een Kerkeraad af te zetten, zijn in het Agendum twee rapporten opgenomen, het eene van Prof. ter Hoor en Ds. G. de Jong, en het andere van de predikanten Fortuin en Meeter. De laatsten, die het recht betwisten, werken nog al met citaten van oude en nieuwe Nederlandsche geleerden, terwijl de eersten beslist het recht der meerdere vergadering verdedigen." En dan vervolgt Prof. Bouwman aldus: „De Nederlandsche Kerken hebben onlangs ook dit standpunt ingenomen. Hierbij is gebleken, dat ook de professoren Kuyper en Bouwman op dit punt wat gewijzigd zijn."
Op dit punt wat gewijzigd zijn...
„Dr. van Lonkhuizen" zoo schrijft Prof. B. verder: „begrijpt dat niet goed en stelt deze broeders voor als menschen van „ja" en „neen". Hij vergeet echter, dat iemand wel eens een anderen kijk kan krijgen op een zaak." Hier wordt dus wel duidelijk uitgesproken, dat bij de heeren professoren H. H. Kuyper en Bouwman c.s. het oordeel in deze niet meer is zooals vroeger (1886); dat zij in hun oordeel op dit punt gewijzigd zijn; dat zij op deze kwestie een anderen kijk hebben gekregen enz.
Dit willen we combineeren met wat in het Handelsblad van 4 April j.l. voorkwam, onder het opschrift „Kentering". In het Handelsblad stond toen dit (ontleend aan een artikel van Dr. P. J. Kromsigt in „De Geref. Kerk"):
„Men schrijft ons: Prof. H. H. Kuyper schrijft in de Heraut de volgende zeer opmerkelijke woorden:
„Ter adstructie van ons gevoelen haalden we destijds enkele citaten aan uit het bekende geschrift van prof. Rutgers en De Savornin Lohman, „De rechtsbevoegdheid onzer plaatselijke kerken." Het zijn dezelfde citaten, waarvan men zich thans bedient om aan te toonen, dat de Asser Synode geheel is afgeweken van de beginselen, door Prof. Rutgers ons geleerd. In hoeverre dit met recht geschiedt, laten we thans in 't midden. We hebben er reeds op gewezen, dat Prof. Rutgers in zijn college-dictaten over de kerkenorde — en we kunnen er ook aan toevoegen, en evenzoo in zijn kerkrechtelijke adviezen — later op meer dan een punt terug is gekomen van hetgeen hij vroeger had geschreven, toen de doleantiestrijd maakte, dat men tegenover de hiërarchische besturen der Hervormde Kerk het recht der plaatselijke kerk tot het uiterste verdedigen moest. In zulk een strijd gaat men allicht wat te ver over de schreef naarde andere zijde. Zeker zouden we de toen aangehaalde citaten thans niet meer met zoo volledige instemming als we destijds deden, overnemen. Niet alleen omdat de later uitgegeven dictaten van Prof. Rutgers en zijn kerkrechtelijke adviezen ons anders hebben geleerd, maar vooral omdat een nader onderzoek van de historische feiten en de uitspraken van Voetius, waarop Prof. Rutgers en De Savornin Lohrrian zich destijds beriepen, ons geleerd hebben, dat de zaken wel eenigszins anders staan, danzij daar worden voorgesteld", enz.
Ook hier dus: een veranderd standpunt en een gewijzigd oordeel. Waarbij door prof. dr. H. H. Kuyper wordt verklaard „dat een nader onderzoek van de historische feiten en de uitspraken van Voetius ons geleerd hebben, dat de zaken wel eenigszins anders staan, dan de Savornin Lohman en Dr. Rutgers het hebben voorgesteld."
Wij vinden deze dingen van het allergrootste gewicht. En waar we ons zoo goed kunnen voorstellen, dat men een anderen kijk op de dingen krijgt, als de Heere ons aanschouwelijk onderwijs komt geven — zoo zouden we nu zoo gaarne willen, dat zuiver zakelijk — zonder verwijten over en weer — deze allerbelangrijkste kwestie in de pers of in geschrift wordt behandeld, opdat de waarheid der zaak des te meer en des te beter aan 't licht kome.
Of nu A. gelijk heeft en B. ongelijk heeft gehad, doet er minder toe. Laat men dit nu maar eens een keer buiten debat laten!
Maar wij zouden het op hoogen prijs stellen, als nu eens duidelijk en zakelijk beschreven werd waar en waarom men afwijkt van 't geen vroeger wel werd geleerd, om, in 't belang van een gezond kerkelijk leven in de 20ste eeuw, uiteen te zetten, wat nu waarheid en werkelijkheid in deze is. Wij hopen daarom van harte, dat noch Prof. Kuyper, noch Prof. Bouwman, noch iemand anders die in deze recht van meespreken heeft, 't bij een paar woorden zal laten, maar ons zal willen dienen met zakelijke aanwijzing en duidelijke uiteenzetting van wat in 't geding is. Velen zullen er dankbaar van nemen!

De éénheid der Kerk en de verscheidenheid.
Onze Ned. Gel. belijdenis, bestaande uit 37 artikelen, handelt bizonderlijk in de artikelen 27—29 over de Kerk. 't Is dan niet voor 't eerst, dat over de Kerk gesproken wordt door de Christelijke Kerk in dezen lande. Want de Apostolische Geloofsbelijdenis is veel ouder dan de Ned. Confessie en daarin beleed en belijdt de Gemeente: „Ik geloof één, heilige, algemeene Christelijke-Kerk."
Eén Kerk. Eén Kerk verstrooid en verdeeld over steden en dorpen, over landen en werelddeelen; met verschillende talen en verschillende gewoonten en onderscheidene belijdenisgeschriften — maar toch één Kerk.
En die Kerk als „heilig", Gode gewijd en door den H. Geest getrokken van het terrein der wereld in de gemeenschap met den heiligen God, in en door Jezus Christus, in en door het geloof in den van God gegeven Zaligmaker. Zoodat het is de C h r i s t e l ij k e Kerk, waarvan Christus het fundament, de wortel, het leven, de kracht, de blijdschap, de toekomst is. En in dienzelfden toon en in dienzelfden geest, zij 't uitvoeriger, spreekt dan ook de Nederlandsche Geloofsbelijdenis. Volgens den Heidelb. Catechismus heeft de Kerk van ouds in de Apostolische Geloofsbelijdenis dit beleden:
„Dat de Zone Gods, uit het gansche menschelijk geslacht, Zich eene Gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord, in eenigheid des waren geloofs, van het begin der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt; en dat ik daarvan een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven". (Zondag 21).
En in dienzelfden geest zegt dan art. 27 Ned. Gel. Bel.:
„Wij gelooven en belijden eene eenige Katholieke of algemeene Kerk; welke is eene heilige vergadering der ware Christgeloovigen, al hunne zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewasschen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door den Heiligen Geest. Deze Kerk is geweest van het begin der wereld af, en zal zijn tot het einde toe: gelijk daaruit blijkt, dat Christus een eeuwig Koning is, Die zonder onderdanen niet zijn kan."
Tusschen Apostolische Geloofsbelijdenis, Heidelb. Catechismus en Ned. Gel. belijdenis is hier geen verschil. Daar golft voor ons oog die groote zee van menschen, door den Heere begenadigd, van het begin der wereld tot nu toe, zijnde: de Kerk des Heeren.
Wat verschillende tijden! Wat verschillende plaatsen! Wat verschillende talen! Wat verschillende gewoonten! Wat groote verscheidenheid! Wat vele onderscheidingen! Veelvormigheid altijd en overal — omdat de menschen onderscheiden zijn, wat betreft de landen, de talen, de zeden en gewoonten; — omdat de leidingen Gods onderscheiden zijn naar Zijn vrijmachtig welbehagen — omdat de gave des Heiligen Geestes onderscheiden is, naar de mate welke Hij wil.
Wie ziet bij die ééne, heilige, algemeene Christelijke Kerk de pluriformiteit niet? Ja — de Roomsche verft alles met één kleur, schaaft alles gelijk, maakt alles uniform, onder 't regiment van één Paus, door bemiddeling van dezelfde kerkelijke ceremoniën en dezelfde kerktaal. Of men in Rotterdam in de Roomsche Kerk is of in Parijs of in Milaan — hetzelfde altaar, dezelfde biechtstoel, dezelfde priester, dezelfde plechtigheden. Alles is — Roomsche Kerk.
Maar de Protestant, die zich rondom het Woord schaart en door de gave des Heiligen Geestes mag gelooven in, leven uit en wandelen met Christus, ziet overal verscheidenheid; een andere heerlijkheid hier, een andere heerlijkheid daar. Geen uniformiteit; dat is Roomsch. Maar pluriformiteit; dat is Protestantsch.
Onze Nederl. Geloofsbelijdenis laat dat ook uitkomen in datzelfde artikel 27. Want daar lezen we verder:
„En deze heilige Kerk wordt van God bewaard of staande gehouden tegen het woeden der geheele wereld; hoewel zij somwijlen een tijd lang zeer klein en als tot niet schijnt gekomen te zijn in de oogen der menschen. Gelijk, zich de Heere, gedurende den gevaarlijken tijd onder Achab, zeven duizend menschen behouden heeft, die hunne knieën voor Baäl niet gebogen hadden."
Waarop dan volgt, wat wij nu hier bizonder bedoelen, rakende de levende verscheidenheid en niet de doode uniformiteit: „Ook mede is deze heilige Kerk niet gelegen, gebonden of bepaald in eene zekere plaats of aan zekere personen, maar zij is verspreid en verstrooid door de geheele wereld; nochtans samengevoegd en vereenigd zijnde met hart en wil, in éénen en denzelfden Geest, door de kracht des geloofs." Rijke verscheidenheid — en dan „nochtans samengevoegd en vereenigd zijnde met hart en wil, in éénen en denzelfden Geest, door de kracht des geloofs."
Dat nochtans heeft natuurlijk groote beteekenis. En wel deze: dat er zich aan het oog voordoet een zóó groote verscheidenheid van plaats, van taal, van zeden en gewoonten, van openbaringsvormen der Kerk, dat men bijna zou gaan twijfelen aan de éénheid — nochtans zijn ze één in Christus en houdt de H. Geest ze allen vast en leert ze en leidt ze door en naar het Woord, naar de mate welke Hij wil. En wat door de verscheidenheid niet gezien wordt dikwijls, bestaat nochtans: „saamgevoegd en vereenigd met hart en wil, in éénen en denzelfden Geest, door de kracht des geloofs." Bij die eene, heilige, algemeene Christelijke Kerk — dat het lichaam van Christus is, de heilige vergadering der ware Christgeloovigen, al hunne zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewasschen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld zijnde door den H. Geest — moet elk kind van God zich voegen.
Op de eene plaats zal de Kerk des Heeren zich weer wat anders openbaren dan op de andere plaats — naar de gave des Heiligen Geestes, die geeft naar de mate welke Hij wil — maar waar men woont en waar men gaat en staat, men zal zich als geloovige niet afzijdig mogen houden van de Kerk, omdat men saam, in Christus, één huisgezin vormt. Allen, zijn ranken van den éénen, waren Wijnstok Jezus Christus. Alle levende steenen, gebouwd op het ééne fundament, dat van God Zelf gelegd is. Allen wandelend in één weg, namelijk Jezus Christus, van den Vader daartoe gegeven.
Van wat staat of kwaliteit men ook is, men is schuldig zich niet afzijdig en op zich zelven te houden; maar zich zelven bij de Kerkgemeenschap te voegen; onderhoudende de eenigheid der Kerk, zich onderwerpende aan derzelver onderwijzing en tucht, den hals buigende onder het juk van Jezus Christus en dienende aan de opbouwing der broederen, naar de gaven, die hun God verleend heeft, als onderlinge lidmaten van hetzelfde lichaam, (art. 28 Ned. Gel. Bel.).
Bij de rijke verscheidenheid die er is op 't terrein van Christus' Kerk, zal ieder geloovige in Afrika, Indië, Amerika, Duitschland, Nederland, Engeland zich niet „op zich zelven mogen houden, om op eigen persoon te staan", maar men zal in Zwitserland en in Frankrijk en in Nederland gemeenschap moeten zoeken en oefenen met de medegeloovigen, als onderlinge lidmaten van hetzelfde lichaam.
Zoo zal de Luthersche in Nederland met de Lutherschen, zoo zal de Gereformeerde in Nederland met de Gereformeerden gemeenschap moeten zoeken en oefenen „onderhoudende de eenigheid der Kerk, zich onderwerpende aan derzelver onderwijzing en tucht, den hals buigende onder het juk van Jezus Christus en dienende aan de opbouwing der broederen, naar de gaven, die hun God verleend heeft, als onderlinge lidmaten van hetzelfde lichaam." Natuurlijk zou het ideaal zijn: in Duitschland één Kerk — in Nederland één Kerk — in Engeland één Kerk — in Amerika één Kerk.
Maar de geaardheid der menschen, de leiding Gods en de gave des Heiligen Geestes is zóó verschillend èn in Amerika èn in Nederland èn in Duitschland èn in Engeland, dat er dientengevolge, na den zondeval, nergens in de practijk die éénheid is, hoewel nochtans de hoogere éénheid niet ontbreekt, niet behoeft te ontbreken en niet mag ontbreken. In deze bedeeling zal, om der zonde wil en naar Gods Raad, nooit en nergens die éénheid zijn in openbaring en samenleven zooals het idealiter zijn moest; dat is weggelegd voor de nieuwe bedeeling, als er geen zonde meer zijn zal en de gansche Kerk vergaderd zal zijn rondom het Lam.
En zoo zal er hier op aarde, gedurende heel deze bedeeling, rijke verscheidenheid zijn, hier en elders, op 't terrein van Gods Kerk — waarbij volgens art. 29 ieder heeft toe te zien, dat hij niet samenleeft met de valsche Kerk, die zich als een creatuur van Satan, overal naast en tegenover de ware Kerk openbaart, natuurlijk die ware Kerk in alles nabootsend, maar in den grond der zaak een valsche Kerk zijnde en blijvende, om straks uitgeworpen te worden tot eeuwige teleurstelling in de buitenste duisternis, als de Heere Zijn rechtvaardigen toorn over dat creatuur van den Booze komt uitgieten. (Openb. 16:10).
Twee dingen moeten we dus in 't oog houden ten opzichte van Christus' Kerk.
's Heeren Kerk is er door alle tijden en komt tot openbaring aan al de plaatsen Zijner heerschappij; waarbij de verschijningsvorm hier weer wat anders is dan daar; waarbij de openbaringsvorm hier wat volmaakter en beter is dan daar; zoodat we de Kerk van Christus verstrooid vinden en aan de eene plaats en in het eene land weer zuiverder dan aan de andere plaats en in het andere land. — Dat is de onderscheiding, de veelvormigheid, de pluriformiteit van Christus' ware Kerk.
Maar nu de andere omstandigheid.
En dat is dit: dat nu naast die gedeelde, verstrooide, veelvormige ware Kerk, met hier wat meer zuiverheid dan daar — zich overal en altijd, óók verstrooid en gedeeld en in vormen onderscheiden, de valsche Kerk zich voordoet.
Dat doet art. 29 Ned. Gel. Bel. spreken als volgt:
„Wij gelooven, dat men wel naarstig en met goede voorzichtigheid, uit den Woorde Gods, behoort te onderscheiden welke de ware Kerk zij; aangezien alle secten, die hedendaagsch in de wereld zijn, zich met den naam der Kerk ....ken ... daarom zeggen wij, dat men het lichaam en de gemeenschap der ware Kerk onderscheiden zal van alle secten, die zeggen, dat zij de Kerk zijn. De merktekenen om de ware Kerk te kennen, zijn deze: zoo de Kerk de reine prediking des Evangelies oefent; zoo zij gebruikt de reine bediening der Sacramenten, omdat Christus dezelve ingesteld heeft; zoo de Gees kerkelijke tucht gebruikt wordt om de zonden te straffen. Kortelijk, zoo men aanstelt naar het zuivere Woord verwerpende alle dingen, die daar tegen zijn, houdende Jezus Christus voor hun eenige Hoofd. Hierdoor kan men de ware Kerk kennen; en het staat niemand vrij zich daarvan te scheiden".
Onder die teekenen doet zich de ware Kerk hier en elders, in stad en dorp, in Nederland en in Duitschland, in Engeland en in Afrika voor; hier weer onder andere omstandigheden dan daar; maar toch levend bij het Woord, de Sacramenten en de tucht; zij 't ook, dat „de zuiverheid der Kerk niet overal dezelfde is. 
En in die Kerkgemeenschappen, met die merkteekenen en dat kerkelijk samenzijn zullen de geloovigen, wie ze ook zijn moeten saamvoegen als leden van hetzelfde gezin, naar de gaven die God verleend heeft. (Art. 28 Ned. Gel. Bel.)
Natuurlijk moet hierbij niet de Overheid ingeroepen worden, om alle kerkgemeenschappen eenvoudig te weren op..... zooals we pas nog citeerden uit Dr. .....„Algem. Kerk en Plaatselijke Gemeenschappen tegenover elkaar; blz. 28, waar staat: dat de Classis ..... drecht verzocht om de valsche godsdienst, dat is de Luthersche godsdienstprediking te Woerden te weren!
Natuurlijk zou 't, naar den mensch gesproken heerlijker geweest zijn, als Luther, Zwingli, Calvijn — om niet meer te noemen — één gevoelen hadden gehad en één Kerkgemeenschap ware geweest in al ..... den.
Naar den mensch gesproken .....
Maar Gods wegen zijn anders geweest. En Gods wegen zijn naar Zijn Raad en welbehagen. En Gods wegen zijn wijs en goed. Gods wegen zijn hooger dan onze wegen. En wij zullen nu langs die wegen moeten wandelen, om de eenheid te bewaren rondom het Woord, den hals buigend onder het juk van Jezus Christus, en dienen aan de opbouwing der broederen, met de gaven, die hun God verleend heeft, als onderlinge lidmaten van hetzelfde lichaam. ( 28 Ned. Gel. bel.).
Luther wilde Zwingli wel wegkijken, zoo niet erger! Hij wilde Zwingli niet eens een hand geven na het godsdienstgesprek over het Avondmaal. Heeft alles niet
Zwingli kon geen kind van God zijn, kon geen deel hebben aan Christus, zei Luther in z'n opgewondenheid. De Gereformeerden zeiden te Dordt (zie Kleijn, blz. 28), dat de Luthersche godsdienst de valsche was, welke valsche godsdienst de Overheid verbieden en uitroeien moest!
Dat zijn de wegen der menschen, welke dwaas zijn en uit zichzelf leugenachtig, ijdeler dan de ijdelheid zelve. (Art. 28 Ned. Gel. bel.).
Maar de wegen Gods zijn, dat Luther en Zwingli en Calvijn Zijne dienstknechten zijn, die naar de gaven hun gegeven de waarheid Gods hebben verkondigd, veelsoortig en hier wat zuiverder dan daar —, opdat zóó het lichaam des Heeren, de Kerk van Christus, alom tot openbaring zou komen, waarbij de geloovigen elkander moeten liefhebben en saam openbaren lidmaten van Christus te zijn. 
Naast en met elkaar hebben die te leven, ieder voor zich en saam „zich aan te stellen naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen die daartegen zijn, houdende Jezus Christus voor het eenige Hoofd". (Art. 29 Ned. Gel. Bel.) De Overheid heeft niet het recht te beslissen tusschen Luther, Zwingli en Calvijn, tusschen Kerken-ordeningen en .....
Waarbij de Kerken van God geroepen worden zich te oefenen in godzaligheid en de waarheid Gods te betrachten in liefde.
In en door Christus moeten Cefas en Paulus, Luther, Zwingli en Calvijn medewerken tot de komst van Gods koninkrijk in en door de openbaring van Christus' Kerk.
Daarom moet ieder en elk geloovige oog hebben op Christus' Kerk; ze moeten gemeenschap oefenen bij Woord en sacrament, onder leiding van het ambt, zooals de Ned. Gel. bel. in art. 29 dit nader omschrijft schrijft met deze woorden:
„En aangaande degenen, die van de kerk zijn, die kan men kennen uit de merktekenen der Christenen; te weten, uit het geloof, en wanneer zij, aangenomen hebbende den enige Zaligmaker Jezus Christus, de zonde vlieden en de gerechtigheid najagen, deden waren God en hun naaste liefhebben, niet afwijken noch ter rechter- noch ter linkerhand, en hun vlees kruisigen met zijn werken. AIzoo nochtans niet, alsof er nog geen groote zwakheid in hen zij, maar zij strijden daartegen door den Geest al de dagen huns levens; nemende gestadig hunne toevlucht tot het bloed, den dood, het lijden en de gehoorzaamheid van den Heere Jezus, in Dewelken zij vergeving hunner zonden heb door het geloof in Hem."
Zoo is de openbaring der ware Kerk. Gedeeld, verstrooid, hier zuiverder dan daar, overal gebrekkig en onvolkomen (ten deele), maar „nochtans samengevoegd en vereenigd zijnde met hart en wil, in éénen en denzelfden Geest, door de kracht des geloofs". (Art. 27).
Maar daarnaast en daartegenover nu baart zich dan het rijk van den Antichrist, de valsche Kerk, hier anders dan daar en over gansch de aarde verspreid, overal en altijd toch in principe weer te herkennen!
De Ned. Gel. bel. zegt daar in art. 29 van: aangaande de valsche Kerk, die schrijft aan zich en hare verordeningen meer macht  en gezag toe, dan aan het Woord Gods en wil zich het juk van Christus niet onderwerpen, zij bedient de Sacramenten niet, gelijk Christus die in Zijn Woord verordend heeft, zij doet daar af en toe, gelijk het haar goeddunkt; zij grondt zich meer op de mensen dan op Christus; zij vervolgt degenen die heilig leven naar het Woord Gods en die haar bestraffen over hare gebreken, gierigheid en afgoderijen. Deze twee Kerken zijn lichtelijk te kennen en van elkander te onderscheiden."
Deze dingen hebben we dus wel ernstig in 't oog te vatten. In de dagen der Reformatie openbaarde zich de ware Kerk Christus onder onderscheidene gedaanten en als men met het zwaard tegenover elkaar ging staan, zei de Heere: doe het niet, maar zoek liever Mijn Woord beter nog te verstaan, wandel door den Geest en betracht de waarheid in liefde.
Om de gemeenschap der heiligen in onderscheidene Kerkgemeenschappen, waar de Heilige Geest gaven uitdeelde, naar de mate welke Hij wilde, gaat het in deze bedeeling. Wanneer wij dan ook op onzen weg naar een kerkgebouw als de Zuiderkerk in Rotterdam de Luthersche Kerk passeeren, voelen we nooit een gedachte bij ons opkomen, dat de Herv. Kerk de eenige en eenig-zaligmakende Kerk is en dat menschen, die naar de Luthersche Kerk gaan, toch eigenlijk voor tijd en eeuwigheid diep te beklagen zijn en dat de Luthersche godsdienstprediking door de Overheid eigenlijk (naar Art. 36) moest worden geweerd. (Classis Dordrecht).
Nooit komt een schijn of schaduw van gedachte bij ons op, als we naar de Koninginnekerk wandelen, dat de Geref. kerk in de Hovenierstraat of de Christ. Geref. Kerk in de Jonker Fransstraat of de Oud-Geref. Gemeente aan den Boezemsingel (Ds. Kersten) door de Overheid moesten worden uitgeroeid; en dat de menschen, die daar heengaan, diep te beklagen zijn. Heeft alles niet z'n geschiedenis?
En gaat het alles niet om het feit der zonde, om de kennisse die ten deele is, om de gaven des H. Geestes welke door Hem worden uitgedeeld naar Zijn welbehagen — en den strijd, om de autoriteit van Gods Woord en de autoriteit van Jezus Christus als Koning?
Heeft het niet alles een geschiedenis, van de dagen der Reformatie af tot op dezen dag, en staat niet in het midden de zonde der (Geref.) Kerk, die helaas zoo dicht is genaderd aan de kenteekenen van de valsche Kerk: „die aan zich en hare verordeningen méér macht en gezag toeschrijft dan aan het Woord Gods; en wil zich aan het juk van Christus niet wil onderwerpen; zij bedient de sacramenten niet gelijk Christus in Zijn Woord verordend heeft, maar zij doet daar af en toe, gelijk het haar goeddunkt; die zich meer op de menschen grondt dan op Christus; die vervolgt degenen die heilig leven naar het Woord Gods en die haar bestraffen over hare gebreken, gierigheid en afgoderijen". (Art. 29 Ned. Gel. Bel.)
Wat een verscheidenheid is er nu van de ware Kerk! Wat een gedeeldheid van het lichaam van Christus!
En nu zal verstaan moeten worden, om elkander lief te hebben door den H. Geest, éénheid voelend in Christus, overal te staan naar de zuivere kennis Gods Waarheid en het recht beleven daarvan.
Om overal uit te zuiveren den zuurdeesem van leugen en dwaling. Om overal te worstelen om méér licht. Om overal te bestrijden de valsche Kerk, waar en hoe zij zich vertoont; ook als zij indringt in eigen Kerkgemeenschap.
Opdat het waarachtig geestelijk leven in verscheidenheid hier en elders in verschillende Kerkgemeenschappen opbloeie en bij de tegenstelling der valsche Kerk en der ware Kerk, de saamhorigheid en de geestelijke eenheid der ware geloovigen en der ware Kerkgemeenschappen — meer of minder zijnde — hoe langs hoe meer uitkome.
Verspreid, verstrooid dan zijnde door de geheele wereld, van plaats tot plaats en van stad tot stad — nochtans samengevoegd en vereenigd zijnde met hart en wil, door één en denzelfden Geest, door de kracht des geIoofs!
Waarbij voor ons de Ned. Herv. (Gercf.) Kerk een bizondere plaats inneemt om de wille van Gods leidingen, doch helaas! ook om de wille van de groote en hardnekkige zonde en ongehoorzaamheid. Wat ook weer licht werpt op héél de Kerkgeschiedenis van Nederland — om van andere landen nu niet te spreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's