Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ee n vrij land....?
Ds. Deetman van Alkmaar, vroeger Orthodox, maar nu modern, schreef in »Kerk en Volk«, het weekblad der Vrijzinnig Hervormden dit dwaze stukje, dat een kijk geeft op de historiebeschouwing van een modern dominee (wat betreft den vrijheidsoorlog onzer Vaderen) en dat doet zien hoe zulke voorgangers der gemeente het volksleven wel zouden willen inrichten. (Kerk en volk !) 't Stukje, waarvan we verder niets zeggen, omdat 't genoeg voor zichzelf spreekt, (het vat geeft uit wat het in heeft) luidt aldus:
»Op Walcheren ligt het opkomende badplaatsje Zoutelande! Of 't ooit een badplaats van beteekenis zal worden? In de N.R.Crt. las ik, hoe het gemeentebestuur er optreedt, 's Zondags mogen geen cafe's zijn geopend — 's Zondags mogen geen tentjes op het zand staan; balspel op het uitgestrekte strand is verboden en ook het vliegers oplaten, zooals kinderen dat op het strand vaak doen, behoort tot de ongeoorloofde vermaken! Zoo worden wij in ons land, waar onze vaderen 80 jaar lang voor hun vrijheid hebben gestreden, aan banden gelegd, niet door Roomsche (want die zijn nog niet zoo erg) maar door orthodoxe gemeenteraadsleden!
In de Tweede Kamer worden er, zooals men weet, telkens bezwaren gehoord tegen het goedkoop reizen op Zondag! Op Zondag reizen, baden, fietsen, schaatsenrijden...... alles »uit den booze!« Ik zou zeggen: wie op Zondag thuis wil blijven, blijve thuis! Maar laat ieder vrij, dien dag door te brengen, zooals hij wil. »Wij leven vrij, wij leven blij, op Neêrlands dierb'ren grond!« De Spanjaarden, die ons drukten, hebben we verjaagd — maar den druk van wat ultra orthodoxe dominé's, confessioneele Tweede Kamerleden, gereformeerde gemeenteraadsleden, dulden we e v e n m i n«.

De Revolutionaire Staat en de godsdienst.
Het is Groen van P r i n s t e r e r die van God verwaardigd is geworden ons volk dit bij vernieuwing ts leeren verstaan: de Revolutie staat tegenover het Evangelie — en nu moet de christelijke, de gereformeerde gezindheid in Nederland, levend uit de beginselen der Reformatie, tegenover de Revolutie het Evangelie stellen. Om twee belangrijke dingen gaat het hier.
Men voelt het niet altijd genoegzaam, dat de Revolutie staat tegenover het Evangelie. Maar de Heere heeft ons weer aanschouwelijik onderwijs gegeven in de landen rondom ons. En het zal nu de vraag zijn of we in Nederland er iets door geleerd hebben en of we als »gereformeerde gezindheid« ook saam het Evangelie zullen willen stellen tegenover de leeringen der revolutionairen, die in alle mogelijike vormen verbreid en verdedigd worden onder ons volk. Groen van Prinsterer omschreef hoe de Revolutie, met name de Revolutionaire Staat, zich tegenover, v ij a n d i g tegenover den godsdienst moet — en ook wil — stellen, ongeveer op deze wijze:
Welken regel zal de revolutionaire Staat volgen ten opzichte van den godsdienst?
De revolutionaire Staat zal er zelf zoogenaamd geen godsdienst op na houden; en in zooverre kan hij alle godsdiensten over één kam scheren en ze, zonder partij te kiezen, vrij laten. Maar zelf zonder godsdienst zijnde, is de revolutionaire Staat toch inderdaad weer niet zonder een stellige overtuiging, welke d i t inhoudt, dat alle religies lastig en hinderlijk zijn en op het sociale en moreele leven invloed willen uitoefenen. En daarom moet de revolutionaire Staat om die oorzaak toch weer zeggen: alle godsdiensten die leeringen hebben voor het sociale en moreele leven, zijn lastig en gevaarlijk voor het volksleven en voor de politiek van den revolutionairen Staat; en daarom moet de godsdienst worden verboden, geweerd, uitgeroeid in naam en in 't belang van den Staat.
»Al die voorgewende openbaringen*, zegt Rousseau en zijn school, »hebben aan de menschheid zooveel gruwelen en zooveel ellende berokkend, dat al die godsdiensten door 's lands wetten gerangschikt moesten worden onder de ziekten, waarvan men langzamerhand de kiemen moest uitroeien«.
De Revolutie moet vijandig staan tegenover, den, godsdienst, zegt Groen van Prinsterer: en moet den godsdienst beschouwen als een besmettelijke ziekte, waarvan de kiemen moeten worden uitgeroeid; moet den godsdienst »opium voor het volk« noemen; moet van den godsdienst zeggen, gelijk Demosthenes gewoon was van Phocion te betuigen: »hij is de bijl, die al mijn redenen doorsnijdt« — en daarom moet de revolutionaire Staat, die van het welgelukken der revolutionaire theorieën een onafzienbare toekomst van heil voor de menschen verwacht, zich onverdraagzaam betoont tegenover het Evangelie; en de revolutionaire Staat, bevreesd, dat de Arke Gods straks gezien zal worden in haar verbrijzelende kracht tegenover Dagon, zal alles aanwenden, om het Evangelie buiten de grenzen te houden. Ja, zoo vervolgt Groen van Prinsterer: »Op de gansche revolutionaire richting mogen wij den diepen zin van het vers toepassen: »zijn goddeloosheid zou den God willen vernietigen, dien hij heeft verlaten«. Alleen door zich tegen God te verzetten, alleen door God te verzaken, alleen door den wensch om, kon 't zijn. God vernietigd te zien, blijft men, wanneer men eenmaal op den revolutionairen bodem der stelselmatige goddeloosheid geraakt is, aan zijn eigen beginsel en aan zichzelven gelijik«.
Zijn deze dingen, door Groen eenmaal gezegd en geschreven, niet verschrikkelijk? En wanneer we deze dingen lezen moet het, naar ons oordeel, toch wel heel duidelijk worden wat we van den revolutionairen Staat — van liberalist, socialist en anarchist te wachten hebben; ook nu.
Want diezelfde christen-staatsman Groen van Prinsterer heeft het onder geen stoelen of banken gestoken, dat ten slotte alle partijen die links, staan uit hetzelfde beginsel, en wel uit het revolutionaire beginsel leven. Links is familie van elkaar! Daarom schreef Groen van Prinsterer ook: »Twee partijen slechts zijn er: de liberale of radicale en de antirevolutionaire; met tweederlei wortel: de volks-souvereiniteit en de Souvereiniteit Gods«. (Ned. Ged. Deel 5, bladz. 39).
Zeker is er onderscheid tusschen de liberalen en de socialisten. Groen erkende gaarne: »menig zoogenaamd, liberaal — staatsrechtelijk aan de volks-souvereiniteit verknocht — is desniettemin een geloovig Christen«. Maar ze leven dan toch uit het beginsel van de volks-souvereiniteit, bij 's menschen verstand en 's menschen wil — waarom Groen van Prinsterer ook onderscheid maakte tusschen de liberalen en het liberalisme; zeggende dan: »Voorstander van het liberalisme ben ik niet. Want principieel begint het met de verloochening van de souvereiniteit Gods en p r a c t i s c h eindigt het met de gruweldaden, wier loop in 1793 zich heeft ontwikkeld en in 1848 gestuit werd«.
Deze dingen helder te zien en wèl te onderscheiden maakt den christen tot een partij-man, heeft Groen gezegd.
Natuurlijk toonde de liberale Thorbecke zich verbaasd en gegriefd door dat spreken van Groen van »partijen«. Er waren, zoo zei de politieke liberalist, in Nederland geen »partijen«; er mochten geen »partijen« zijn; Groen van Prinsterer ging op deze manier het volk in partijen verdeelen en scheidde de Natie op die manier vaneen!
Maar G r o e n ging voor dat oppervlakkig redeneeren van den liberalen Grootmeester Thorbecke niet op zij en bewees met de stukken, dat er slechts twee partijen zijn, waarbij de christen partij te kiezen heeft en alleen — zoo zei Groen nadrukkelijk — »die hier partij kiest, kan onpartijdig zijn«.
Om dan onpartijdig te zeggen, dat het volk van Nederland niet één van zin en één van bedoelen is; dat Neêrlands natie in generale levensopvatting niet één is, maar stellig twee — waarbij de verdraagzame liberale partij met zeldzame onverdraagzaamheid »de moderne godgeleerdheid stelde tegenover de positieve waarheid en dat wel onder »christelijke benaming«, om in naam van den godsdienst een einde te maken aan den dienst van den levenden God«.
Zoo nam Groen een loopje met het liberalistisch goochelspel, dat gespeeld werd met de woorden »éénheid der natie«, »verdraagzaamheid«; »geloof boven geloofsverdeeldheid«; »onpartijdigheid«, enz., om het alles te herleiden tot een strijd van »het Christendom boven geloofsverdeeldheid tegen het Christendom der Apostelen en Profeten«; een strijd, in het Paradijs begonnen en op Golgotha beslecht; in welken strijd het revolutionaire beginsel vijandig staat tegenover den godsdienst en, de gereformeerde gezindheid van Nederland het Evangelie heeft te stellen tegenover de liberale of radicale partij.
Voor land en volk zijn menig revolutionaire beginselen reeds tot zoo onnoemelijk groote schade geweest; en over Kerk en school en gezin, over Staat en Maatschappij hebben ze ellende op ellende gebracht.
Daarom tegenover de Revolutie het Evangelie!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's