Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Een Koninklijke noodiging.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Komt herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven«. Matth. 11 vers 28.

II.
»Komt herwaarts tot Mij«. Met dit komen wordt door Jezus niet zoozeer bedoeld een lichamelijk komen, immers dat zou alleen mogelijk geweest zijn tot aan Zijn hemelvaart, gedurende Zijn omwandeling op aarde, en ook wordt er natuurlijk niet door bedoeld een bloot uitwendige belijdenis en verstandelijke beschouwing; — neen, komen tot Jezus dat wil hetzelfde zeggen als: gelooven in Jezus, in onbepaalde gehoorzaamheid en algeheele onderwerping en berustend vertrouwen.
Wie door het voorbereidende werk des Heiligen Geestes zich vermoeid is gaan gevoelen onder den zwaren last van zonden, waaronder hij gebukt gaat, die zal door het toeleidende werk in zijn ziel overtuigd worden — wat ook de satan, de wereld en het eigen vleesch mogen tegenpraten — dat Jezus ook hen roept en noodigt en dat Hij ook hen, hoe bedorven, hoe zondig en ellendig en onwaardig ze in zichzelven ook zijn mogen, nochtans aannemen en zaligen wil. En op Zijn woord: "die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen", zal zulk een ootmoedig en toch vertrouwelijk, met smeeking en geween, zich tot Hem wenden en ziende op Hem, gaan alle gedachten en begeerten naar Hem uit, met de bruid van Salomo het uitroepende: »Trek mij en wij zullen U naloopen«. (Hooglied 1 vers 4).
De weg, waarlangs de een tot Jezus komt moge dan al verschillen van die, waardoor een ander geleid wordt, al naar de omstandigheden waarin de mensch kan verkeeren en den aard en 't karakter, dat ze bezitten — wanneer het in aanvang en voortgang waarlijk een vrucht mag zijn van verkiezende genade, dan zal het tot dat einde leiden, dat onze tekst voorspelt in die belofte van Jezus: »Ik zal u rust geven!«

III. Rust — heerlijk woord voor alle vermoeiden en belasten! Hoe wordt door dat ééne woord uitgedrukt die verkwikking der ziel, die het deel is van een ieder, die met David het uit mag roepen: »Keer weder, mijne ziele, tot uwe ruste, want de Heere heeft aan u welgedaan«.
Vrede met God, blijdschap door den H. Geest, o wie door het geloof in Christus daarvan iets smaken mag bij zalige zielservaring, getuigt die niet van een rust, die alle verstand te boven gaat, en zal die niet hopen, zelfs in de grootste smarten, op de ruste die er blijft voor al 't volk van God?! Al wat een wedergeborene, die in het geloof tot Jezus mocht komen, hier op aarde smaken mag aan zieleruste, — het is immers maar een voorsmaak van wat eenmaal eindeloos en storeloos het deel zal zijn van Gods kinderen !
»De discipel is niet meerder dan zijn Meester«, zoo waarschuwde Jezus op een anderen tijd de Zijnen, »indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen«; de drie doodsvijanden der ziel: satan, wereld en eigen vleesch, kunnen het nog benauwd genoeg maken, »Maar vrees niet: Ik ben met ulieden tot aan het einde der dagen!« Dan zal de rust eerst recht gekend worden, wanneer de dagen een einde zullen nemen, omdat de eeuwigheid aanvangt, — dan, als het geloof over zal gaan in aanschouwen, dan zal geen nevel van twijfel of kleingeloof ooit meer het harte onrustig doen kloppen, — daar zal immers geen scheiding meer wezen, maar vereenigd met Christus zullen alle geloovigen bij den Heere zijn in de eeuwige ruste; de ruste, die geen werkelooze staat zal zijn, maar een storelooze vreugde en het aanbidden van God en het dienen van Hem in den tempel, die met handen met gemaakt is.
O, wat een zaligheid zal dat wezen, eenmaal in die rust te mogen ingaan, die Jezus beloofd heeft aan alle vermoeiden en beladenen, die de toevlucht tot Hem nemen.
Vergeten we echter niet, gemeente, dat om die hemelsche rust te kunnen smaken, wij hier op aarde, hetzij in het leven of bij het sterven, er een voorsmaak van zullen moeten gehad hebben. O, dat we dan onszelf onderzoeken of wij reeds tot Jezus gekomen zijn!
Jezus te kennen is op zichzelf niet genoeg! Ook de Sadduceën kenden Hem, maar ze meenden Hem niet noodig te hebben, omdat ze niet gebukt gingen onder den last hunner zonden en dus sloegen ze op Zijn roepstem geen acht.
Zijn zonde te kennen, is op zichzelf al evenmin genoeg! Want ook de Farizeeën kenden hun zonden en Gods gerechtigheid, maar tóch wilden ze van Jezus niet weten en verwierpen zij den eenigen Borg en Middelaar, omdat zij door eigen gerechtigheid zich den hemel wilden verdienen. Hierop komt het voor allen maar aan, of we onszelf als een vermoeide en beladene hebben leeren kennen.
Van nature liggen wij wel allen onder de zonde en dus onder den last van Gods recht vaardigen toorn besloten; maar lang niet allen zijn wij daarover bekommerd; de zonden zijn lang niet allen tot een last, waaronder men vermoeid is geworden en ternedergebogen. Zoolang wij der zonde vijand zijn uit vrees voor de gevolgen, of uit schaamte voor de menschen; zoolang wij zonder smart of droefheid over de verdorvenheid van hart en daden zijn; zoo lang kunnen wij in een valsche rust verkeeren, maar het ontwaken daaruit zal dan te vreeselijker zijn! Och, of de Heilige Geest ons dan van dien zandgrond mocht afbrengen eer dat het te laat zal zijn, om tot Jezus te komen en op Hem, als het van God Zelf gelegde fundament, het gebouw onzer hope te stellen.
Maar als we waarlijk ons vermoeid gevoelen door dien zwaren zondelast, die ons neerdrukt; als we het vergeefsche hebben leeren inzien van wettische werken om onszelf te verlossen en ons aangenaam te maken in de oogen van dien rechtvaardigen Rechter, die hart en nieren proeft en onze heimelijke zonden zelfs trekt in het licht Zijns aanschijns — o, dat we dan aandachtiglijk mochten luisteren naar de stem der Opperste Wijsheid, die in de verkondiging des Woords roept: »Wie is slecht, die keere zich herwaarts; wend u naar Mij toe, en word behouden!«
De bedenkingen des ongeloofs zijn vele en velerlei; de satan en de wereld weten, telkens weer wat anders te verzinnen om ons van Jezus af te houden en te verhinderen dat wij in kinderlijk geloof tot Hem zouden komen; en het zondige vleesch is altijd daar weer genegen om aan die tegenpraters gehoor te geven, maar — o, waarachig bekommerde ziel, die terneergebogen gaat onder den last van uw schuld, — roep Hem aan in den dag uwer benauwdeid, opdat Hij door Zijn vrijmoedigen Geest u ondersteunen moge tot het doen van dien grooten stap, tot het komen tot Jezus om bij Hem te vinden al wat u ontbreekt tot rust voor uw ziel.
Hoe zalig zal het zijn, als het daartoe gekomen mag zijn dat wij gewillig gemaakt en getrokken werden door het onwederstandelijk genadewerk des Heiligen Geestes, om tot Jezus te komen.
Zeker, Gods kinderen houden hier beneden steeds oorzaak genoeg tot klagen en tot zuchten; immers niet zoodra wendt ons dwaalziek hart zich van Jezus af, of kommer en zorg overstelpt ons, — maar is dit niet het anker der hope, dat Jezus gezegd heeft: »Ik zal u ruste geven«?
In den weg der dagelijks vernieuwde bekeering mogen dan alle Gods kinderen maar leeren steeds meer verloochend te worden aan eigen kracht, om al hun heil alleen te zoeken bij Hem. Hij zij steeds meer het voorwerp uwer begeerte en de grond van uw vertrouwen, opdat zelfs bij het naderen van den dood onder de laatste aanvechting en bestrijding de psalmtoon moge weerklank vinden in uw hart:
Keer, mijne ziel, tot uwe ruste weder: gij zijt verlost; God heeft u welgedaan!
Amen.
V.                                                                                                                                v. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's