Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.
Calvijn - Servet.
Wat te Geneve geschiedde.
In een 3de en slotartikel beschrijft prof. Diepenhorst in »de Rotterdammer« — 27 April j.l. — »wat te Geneve geschiedde« als volgt:
Geneve vraagt thans onze aandacht.
Nog vóór de rechters van Vienne hun vonnis velden, wist Servet zich aan den arm der gerechtigheid te onttrekken door uit zijne gevangenis te ontvluchten. In 't begin van April 1553 ontsnapte hij en na allerlei zwerftochten kwam hij in Augustus van 't zelfde jaar te Geneve aan. Spoedig werd hij herkend, bij de Overheid aangebracht en gevangen genomen.
Overeenkomstig de wijze van procedeeren in die dagen, moest de aanklacht worden ingediend door een burger, die bij gebleken valschheid gestraft werd. Nicolaas de la Fontaine, de secretaris van Calvijn, trad in naam van Calvijn als aanklager op, daar deze niet zelf de beschuldiging kon inbrengen, aangezien hij het burgerrecht nog niet verkregen had.
Waarom klaagde Calvijn, die steeds onomwonden verklaard heeft dat de la Fontaine in zijn naam handelde, Servet aan en liet hij hem gevangen nemen? Niet omdat hij zijne persoonlijke wraak wilde koelen, dan zou hij reeds 7 jaren vroeger tegen hem zijn opgetreden, maar omdat hij oordeelde dat een man, die in het openbaar ketterijen verkondigde, welke de Kerk van Christus verwoestten, openlijk de heele Christenheid aanrandde, als ketter behoorde gestraft te worden.
Twee redenen vooral maken begrijpelijk hoe Calvijn tegenover Servet geen afwachtende houding kon aannemen. Ten eerste stond de Kerk van Geneve in vele reformatorische kringen in geen besten reuk om de vele Anabaptisten en Libertijnen, die daar hunne verderfelijke leeringen verbreidden en nu moest die reputatie natuurlijk nog veel slechter worden, indien men een beruchte ketter als Servet, die te Vienne reeds door de Roomsche inquisitie tot den ... veroordeeld was, ongemoeid liet ... bovendien na de verschijning van »Herstelling van het Christendom« was het boek verspreid en had vooral in Italië veel verwarring gesticht, zoodat Calvijn van predikanten in Italië verzoeken ontving om toch vooral de ketter Servet onschadelijk te maken. Onder deze omstandigheden achtte Calvijn zich nog sterker in zijne consciëntie verzekerd om Servet aan de Overheid over te leveren.
Werd het proces door Calvijn begonnen, toch mag daarom niet gedacht worden dat nu ook het geheele proces onder zijn leiding gevoerd en het vonnis eigenlijk door hem geveld is. Vrij algemeen toch is de voorstelling, dat de rechters niet veel meer dan instructeurs in Calvijn' s handen waren, die gewillig uitvoerden wat hij van hen verlangde. Tegen die voorstelling nu moet ernstig worden protesteerd, omdat daardoor het ... karakter van dit proces geheel wordt misvormd.
Zij  berust op eene legende, die Calvijn voorstelt als een alleen-heerscher, voor wiens onbegrensde macht te Genéve iedereen moest bukken. Hoe onjuist deze opvatting is, toont duidelijk een korte herinnering aan Calvijn's loopbaan. Toen hij in 1538 in Genève kwam, werd hij reeds na een ... arbeiden uit de stad verbannen, niet in het minst minst door den fellen tegenstand, zijn streven om vastheid van belijdenis en te handhaven, ... ondervond. En toen hij zwichtend voor den drang zijner vrienden weer in zijne oude stad Genéve terugkeerde, opende zich volstrekt tijdperk waarin hij op alle terrein van het leven als triumfator optreedt.
In werkelijkheid heeft Calvijn te Genéve veertien jaren lang een verwoeden strijd moeten voeren tegen een partij, die door losheid van levenswandel en ongebondenheid aan kerkelijke tucht 't goede zaad van de Reformatie trachtte te verstikken. Van ... tot 1546 was het nog geen voortdurend systematisch verzet en in de regeering...ges hadden zijne tegenstanders niet de meerderheid. Sinds 1546 echter vormde zich een breede oppositiepartij, die van kerkelijke tucht afkerig was, bestrijding van Calvijns ... zich tot levenstaak had gesteld. Het ... den partij der zoogenaamde politieke ... nen, die, vooral in aanzienlijke kring aanhangers tellend, niet met Calvijn ten opzichte van eenig domatisch punt ... den, maar die gekant tegen te ... invloed der Kerk aan den Kerkeraad ...kig 't recht betwistten om tucht te oefenen en bestraffend tegen onzedelijken levenswandel op te treden.
Benard is toen menigmaal Calvijns oppositie geweest en dikwerf scheen het dat een verbanningsedict zou worden uitgevaardigd dat hem uit Geneve zou verdrijven. Als de predikanten van Geneve rond zijn sterfbed zijn vergaderd, en hij dezen voor het laatst toespreekt om hen te vermanen niet te spoedig het hoofd moedeloos te laten hangen, dan licht hij dit toe met een ... op zijn eigen levensweg. In diep ... dige woorden herinnert hij aan den ... tegenstand hem geboden en de onw... bejegeningen, waaraan hij heeft moeten blootstaan, hoe de honden op hem werden gezonden, scheldwoorden naar hem toe zijn geworpen en hoe vooral in het jaar 1553 alle hoop verloren scheen.
In datzelfde jaar, het jaar van ... procedure, schreef hij ook aan Bullinger in bitter meewarige woorden, dat de ...schap tegen hem zoo hoog was gestegen, dat, indien hij beweerde dat overdag de zon scheen, er geen geloof aan ... geslagen. Men ziet dus hoe weinig  ... van den Jupiter tonans, omtrent ... reformator gemaakt, beantwoord aan de werkelijkheid.
In 1553 was Calvijn niet de man wiens woord aan alle tegenspraak een einde maakte, maar een predikant, wiens invloed tot nihil gereduceerd was, en nu een ... hem aanklaagde bij den Kleinen Raad, ... lege, dat met de uitoefening van het recht belast was en waarin zijne ver... vijanden, de Libertijnen, verre de meerderheid hadden.
Servet alzoo stond niet voor rechters die slechts blinde werktuigen in de ban van Calvijn waren, maar is gevonnist door Libertijnsche tegenstanders. De be... was van dezen stand van zaken volkomen op de hoogte.
Hij voelde zich blijkbaar geheel op zijn gemak. Toen de inquisitie van ... zich antwoord op enkele vragen om inlichtingen haar door Geneve gesteld, de ... van Servet verzocht, viel deze op de ... en bad in Geneve te mogen blijven. ... de sinistere verhalen, alsof Servet, in een vunzig kerkerhol opgesloten, eene ... deling ondervond, die hem naar de ... moest doen verlangen, is geen woord ...
't Eenige, wat vooral op het juridisch gemoed een onaangenamen indruk maakte, is dat hij op zijn verzoek om een ...reur door den officier van justitie ... den advocatenstand weinig compl ... bescheid ontving, dat hij geen ... noodig had, aangezien hij zelf goed genoeg kon liegen.
Aan vrijmoeidigbeid ontbrak het Servet ook werkelijk niet. Thans poogde hij niet als in Vienne te ontkennen of te herroepen, maar trachtte door ellenlange redeneeringen het goed recht van zijn standpunt te bewijzen. Aan zijn diepen wrok tegen Calvijn gaf hij onderscheidene malen uiting.
Servet besloot tot een stouten zet op het processuëele schaakbord. Tijdens de procedure toch kwam bij den Raad een verzoek binnen van Berthelier, een der hoofden van de Libertijnsche partij, den substituut-officier van justitie, die tijdelijk de leiding van het proces in handen had gehad, om hem te ontslaan van de censuur, hem door den Kerkeraad wegens onzedelijk levensgedrag opgelegd.
Het oude geschilpunt, dat Calvijn en de Libertijnen verdeelde, werd weer opgerakeld, nl. de vraag of de Kerkeraad 't recht zou hebben in kerkelijke tuchtzaken zelf bestraffend op te treden, dan wel f dit recht aan de wereldlijke Overheid toekwam. Aanvankelijk werd Berthelier in het gelijk gesteld. Calvijn kon zich niet onderwarpen. Zijn heele leven was geweest één strijd voor de zelfstandigheid der Kerk en aan eene dergelijke inmenging der Overheid, die alle vrijheid van het kerkelijke leven doodde, mocht niet worden toegegeven. Zoo bestreden de partijen elkander scherper dan ooit, de hartstochten ontbrandden fel, de Libertijnsche meerderheid van den Kleinen Raad stond, vijandiger dan ooit tegenover Calvijn.
Toen begreep Servet, dat zijn tijd gekomen was, zou er ooit kans zijn voor de door hem gewenschte oplossing dan nu, en hij deed zijn stoutsten stap: de beschuldigde trad als aanklager op: Michaël Servet diende een uitvoerig requisitoir in, waarin hij Johannes Calvijn beschuldigde van kettersche leeringen en godslasterlijke dolingen, eischte dat hij te dier zake ter dood zou worden veroordeeld en dat zijne goederen aan hem zouden worden uitgekeerd. Daar stonden dan de rechters van den Kleinen Raad voor de keuze tusschen den man, die allen, welke noch aan den Goddelijke Drieëenheid geloofden en dus ook hen als Godloochenaars had gescholden, die de ergerlijkste ketterijen verkondigde, die geschimpt had op de leer welke ook zij verstandelijk beleden en Calvijn, met wien zij op dogmatisch gebied één waren, maar dien zij haatten om zijn strengheid in de kerkelijke tucht en om zijn strijd voor de zelfstandigheid der Kerk.
Inderdaad was het eene moeilijke keuze en weken lang zijn zij heen en weer gedobberd, wachtend op eene gunstige gelegenheid die hen uit deze impasse zou redden. Reeds was een middel aangegrepen, dat vroeger uitnemend had gewerkt en wellicht ook nu uitkomst zou geven: het vragen van advies aan de verschillende Zwitscherse Kerken.
CaIvijn verzette zich sterk tegen het hooren der Kerken, omdat hij terecht vreesde dat hare adviezen uit vijandschap tegen hem met allerlei onzuivere elementen vermengd zouden zijn. Maar met zijn wil werd niet gerekend, de Kerken werden gevraagd, adviezen kwamen in, en ziet, Zürich, Bazel, Schaffhausen, Neufchatel, ja zelfs Bern, dat zo vijandig mogelijk tegenover Calvijn stond en hem steeds had bestreden - ze waren alle éénstemmiig van oordeel dat door Servet te ergerlijke dwalingen waren verkondigd, dan dat hij ongestraft kon blijven en allen zeiden het dat recht moest worden gedaan overeenkomstig de wetten van de staat. De Raad durfde toen niet vrijspreken en in hooge mate ijverzuchtig als hij was, werd hij nog meer tegen Servet geprikkeld, toen deze zich toeriep op een hooger college, Grooten Raad. Toen was zijn lot beslist. Den 26sten October werd Michaël Servet tot den dood op den brandstapel veroordeeld en den daaropvolgenden dag werd het vonnis voltrokken.
Zoo stierf Servet, niet als slachtoffer van Calvijn 's wraakzucht, maar wettelijk veroordeeld door rechters, die vijandig tegenover Calvijn stonden, naar wetten, niet door Calvijn uitgevaardigd, doch reeds vóór lang afgekondigd, wetten, die den dood bedreigden aan den openlijken ketterleeraar.
Calvijn oefende op het vonnis geen beslissenden invloed uit, bewerkte daarvoor de rechters niet, maar toch geheel onzijdig hield hij zich niet. Toen het vonnis, dat Servet naar den brandstapel verwees, hem ter ore kwam, ontroerde hij, besloot genade voor recht te doen gelden, sprong in de bres voor den man, die hem zoo bitter had gehekeld en verzocht den rechters het vonnis te verzachten, door Servet den vuurdood te besparen. Ook dit werd hem geweigerd.
Terecht merkt M e r l e d' A u b i g n é op dat zich in 1553 in Geneve maar ééne stem ten gunste van Servet deed hooren en die ene stem was van den man, dien men als een lafhartig verrader en moordenaar aan de kaak heeft gesteld, wiens persoonlijk karakter men heeft aangerand en op wien alleen men het odium van Servet's dood zoekt te leggen.
Servet schijnt den laatsten dag zijns Ievens iets te hebben gevoeld van het onrecht dat hij Calvijn had aangedaan. Althans hij verzocht den Reformator hem op te zoeken en vroeg toen vergeving voor het verdriet, hem bezorgd, — maar Calvijn wendde aanstonds de zaak van zich zelf af en wees op een Hoogere, wees op den Heer, aan wien om vergiffenis moest worden gebeden. Calvijn volhardde daarmee bij de houding, door hem in geheel zijn optreden tegen Servet aangenomen. Niet om zich zelf recht te verschaffen had hij zich als aanklager van dezen man opgeworpen; hij moet hebben gevoeld hoe ook deze aangelegenheid door zijne vijanden zou worden aangegrepen om er een wapen tegen hem uit te smeden. Hoezeer hij echter ook in 't practische leven tot inschikkelijkheid geneigd was, steeds was hij onverzettelijk als de eere Gods geen concessies gedoogde. Toen hij zelf jaren lang door Servet werd gesmaad en gehoond, zweeg hij stil, maar toen deze, in wild fanatisme, de Kerk des Heeren dreigde te verwoesten, was er geen plaats meer voor persoonlijke overwegingen. En ziende op het gebod, blind voor de toekomst, klaagde hij aan, omdat naar zijn innerlijke overtuiging zwijgen misdaad, spreken plichtsbetrachting was.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's