Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. C. B o u m a, Gereformeerd predikant te Zwolle, heeft onlangs te Apeldoorn een referaat gehouden, dat we uit »De Wachter« hier overnemen.
Het hoog belang van positief Christelijk onderwijs en opvoeding op onze Gymnasia en Hoogere Burgerscholen.
Het onderwerp van een referaat of inleiding kan in het algemeen op tweeeriei wijze worden gesteld. Er is een soort van onderwerpstelling, waanbij men probeert, het onderwerp zoo weinig mogelijk te doen zeggen en het zoo raadselachtig mogelijk te doen schijnen. Dat prikkelt reeds van te voren de nieuwsgierigheid.
Het kan echter ook zóó gesteld zijn, dat in één zinnetje zooveel mogelijk is saamgeperst, als reizigers in een autobus. Zoo is het in het door het Bestuur opgegeven onderwerp. Gesproken moet worden over onderwijs; onderwijs en opvoeding; Christelijk onderwijs en opvoeding; Christelijk onderwijs en opvoeding op onze Gymnasia en H.B.S.; positief Christelijk onderwijs op onze Gymnasia en H.B.S. Zoodat over al deze gewichtige zaken slechts in het kort iets kan worden gezegd.
De eerste, de fundamenteele eisch voor alle onderwijs is, dat het Christelijk zij. Tot op den huidigen dag toe wordt met dezen eisch gespot. Spottend heeft men gevraagd, of dan op een Christelijke Sdnool de taalregels anders worden geleerd. Of de landkaart misschien er anders uitziet. En of het theorema van den heiden Pythagoras er anders luidt.
Dat is een critiek, die heden aan haar eigen kortzichtigheid sterft. Te gelooven aan het bestaan en de bestaansmogelijkheid van echte neutraliteit wordt reeds ouderwetsch. Het doel van het onderwijs is niet het instampen van sommige kundigheden, al vergeet dat ook menig docent.
Het doel van het onderwijs is in het algemeen vormen der pensoonlijkheid. De jonge mensch is en hij wordt. Hij moet nog worden, nog groeien in alle richtingen. Aan dat worden mee te arbeiden en te bouwen, dat is het doel van het onderwijs En dat heeft daarbij in het oog te houden, dat die mensch meer is dan zijn verstand. Heel de ziel groeit, zijn wil en verstand, zijn kennen en gevoelen en begeeren, zijn kunnen en zijn doen.
Daarom is het onderwijs opvoeding en is de opvoeding onderwijs. Zoo wordt de persoonlijkheid gevormd. Zoo worden de leerlingen gevormd niet tot weters, tot volgepompte hersenen, tot kennispakhuizen — maar tot menschen, tot persoonlijkheden.
Zoo is het in het algemeen en wordt het ook algemeen wel gesteld en erkend. Maar een christen stelt het doel nog wat hooger — het vormen tot volmaakte menschen Gods, tot christenmannen en - vrouwen, opgevoed tot een leven in den dienst van God, tot het ontplooien van al de hun gegeven krachten ter verheerlijking Gods, tot den strijd des geloofs.
Voor het geven van zulk onderwijs met zulk een doel hebben onze mannen der vorige en van deze generatie gestreden den 80-jarigen strijd voor de Christelijke School.
Maar toen werd die strijd gestreden bizonder voor her Lager Onderwijs. Aan Middel- en Hooger Onderwijs dorst men in de eerste decenniën schier niet denken. Als maar het kleine kind Christelijk onderwijs mocht hebben. Aan verdere studie kwam bijna geen zoon uit een christelijk gezin toe. Tot breedere ontwikkeling en verdere studie waren alleen de kinderen van het denkende deel der natie geschikt.
En eigenaardig genoeg begrenst zich het begrip schoolstrijd voor vele Christenen ook uitsluitend tot den strijd voor de lagere school. Het is te verstaan, omdat ook heden nog de meeste ouders en de meeste kinderen praktisch alleen met de lagere school in aanraking komen.
Maar toch richt zich onze belangstelling niet uitsluitend op de lagere school. Voor haar is de schoolstrijd gedeeltelijk achter den rug. Bizondere aandacht zij nu gericht op het Middelbaar en voorbereidend Hooger en op het Hooger onderwijs.
Dat mag nog heden wel onderstreept. Er zijn ouders die het belang daarvan niet voelen. Die voor geen geld hun kinderen zouden zenden naar een openbare lagere school, maar daarna ze rustig laten gaan naar het gemeentelijk gymnasium of naar de R.H.B.S. Christelijk onderwijs hebben ze immers vroeger gehad, en Gym of H.B.S., nu ja, dat is toch heel iets anders. Dan is het zoo noodig niet, dat ook dat onderwijs Christelijk zij!
Het is juist omgekeerd. Bizonder voor de leerlingen van Gymnasium en H. B. S. is Christelijk onderwijs noodig. Zij zijn anders dan de leerlingen der lagere school. Die van de laatste zijn nog kinderen. Ze nemen aan. Ze volgen. Ze gelooven uitsluitend op gezag zonder nog veel te vragen naar den grond der dingen, naar het hoe en het waarom.
Met het 14e jaar echter begint ongeveer de overgangsperiode. Het adolescentietijdperk. Het kind wordt knaap en jongeling of jonkvrouw. Dan wordt de jeugdige anders. Ik zal niet beproeven een schetsbeeld zelfs te geven van de psyche dezer jaren. Slechts enkele aanduidingen wii ik geven. In het algemeen is deze tijd die der ontwakende persoonlijkheid. Het ik ontwaakt. De oogen gaan open. Vol verwondering en ontroering ziet de jeugdige de wereld vóór en rondom zich. Daarom is dit ook de tijd van groote belangstelling. Van meedoogenlooze felle critiek. Van opgehoopte zich mateloos ontladende energie. De jonge kokende stroom zoekt zich een bedding. Bruisend en woelend graaft hij en grijpt tot eindelijk de richting is bepaald en de kalmere stroom in rustige banen is geleid.
Maar als er dan één periode in het leven is, waarin het noodig is, dat de leiding aan Christelijke handen is vertrouwd en den jongen, critischen, onderzoekenden, misschien door redelijke en geestelijke conflicten beroerden leerling het oude beproefde pad naar Gods Woord wordt gewezen, dan is het déze periode wel. Het is de tijd van vele bekeeringen. leder, die zich met de jeugd bezig houdt, ziet, hoe na een tijd van storm, twijfel, voorgewende onverschilligheid, plotseling soms bij een jeugdige zich ernstige belangstelling voor God en godsdienst openbaart; het leven wordt anders; geregeld worden catechisatie en kerk bezocht. Oude zondige relaties worden verbroken. En aan het eind van den cursus doet de vroeger weerbarstige leerling met blijdschap geloofsbelijdenis. Omgekeerd is deze tijd ook die der schipbreuk. Die afdwalen, verongelukken, breken met God en Zijn Woord, komen daartoe meest in dit tijdperk.
Die jaren nu, door iemand genoemd „moeilijke jaren; vol gevaren" zijn de jaren, waarin jongens en meisjes leerlingen zijn van gymnasium of H. B. S. Ze komen op deze onderwijsinrichtingen in den regel iets vóór de crisis begint. En daarin ligt een gelukkige omstandigheid. Dan hebben de school en de leeraar met den leerling kennisgemaakt eer de storm komt. Dan heeft de leeraar in dien voortijd, als het goed is, het vertrouwen gewonnen, en kan een sterke steun zijn in de periode van Sturm and Drangsal.
Of er dan belang is bij Christelijk onderwijs op Gymnasia en H.B.S.? Ongetwijfeld het allergrootste belang. Als Ouders en Vereenigingen en Besturen zulke scholen bouwen en verzorgen, mogen ze zonder twijfel zeggen: "De nood is ons opgelegd".
Als déze periode voorbij is, de richting van het leven bepaald is, de bedding gevonden is, het jonge hart zich bewust en beslist naar God gekeerd heeft — dan komt de tijd der stabilisatie, der bevestiging en versterking. Ook dan moet gewaakt en beschut. Maar zoo beslissend als het aanvangstijdperk is die volgende periode niet.
Nog meer dan voor L.O. klemt voor M.O. en voorbereidend H.O. de eisch van Christelijk onderwijs op opvoeding. Dat hoop ik nog nader aan te toonen, als ik er nog bizonder de aandacht op vestig, wat dan op die scholen het attribuut Christelijk wel in zich bergt.
Dit Christelijke schuilt niet slechts in het gebed en het lezen van de H. Schrift. Christelijk onderwijs is niet neutraal onderwijs + gebed. Een Christelijke School is niet een School + een Bijibel. De naam „School met den Bijbel" is niet de gelukkigste naam, die voor onze Christelijke Scholen is uitgedacht. Die naam kon aanleiding geven tot de veronderstelling, dat de Christelijke School in wezen dezelfde is als de neutrale, maar dat daaraan als verlengstuk de Bijbel is aangehaakt. Maar zoo is het niet. Het Christelijk onderwijs zélf is anders dan het z.g. neutrale.
Onderwijs leert ook den samenhang kennen van de dingen. Het vorscht naar den diepsten grond. Het laat zien den organischen bouw van den kosmos, van de geschiedenis, van de feiten in de natuur en de wetten in de wereld van den geest. Het poogt af te dalen tot den diepsten grond der dingen en op te klimmen tot de kennis van hun hoogste doel.
Daarom kan neutraal onderwijs ons niet dienen hij de opvoeding onzer kinderen. Of liever daarom is er geen neutraal onderwijs. „Neutraal" onderwijs daalt, omdat het onderwijs is, af tot den diepsten grond en klimt op tot het hoogste doel. Maar omdat het neutraal heet, moet het daar zwijgen van God Het moet daar in de diepte, waar men naar den laatsten oorsprong vraagt, hulpeloos zwijgen of komen met ouderwetsche en behalve op neutrale Hoogere Burgerscholen en in openbare leeszalen bijna overal verdwenen wijsheid van neveltheorieën en evolutie-dogma's. En als het vraagt naar het hoogste doel, als het met de leerlingen opklimt naar den hoogsten top, moet het daar zeggen: ignoramus et ignorahinius — wij weten het niet en wij zullen het nooit weten. Het vraagteeken paste wel als wapen in den gevel van zulk een school.
Zulk onderwijs is niet neutraal. Wie daar, in de diepte en in de hoogte, zwijgt van God, is niet neutraal, maar ondermijnt door zijn zwijgen reeds, zonder één vloek, zonder één ongeloofsverklaring, het Godsgeloof in de jonge ziel. Hoe veel temeer dan als daar, waar eerbiedig de naam van den Eeuwige in heilig aanbidden moest worden genoemd, het vraagteeken dezer eeuw wordt geplaatst!
Maar Christelijk is het onderwijs, als het de voetstappen Gods nazoekt en laat zien. In de natuur. In de geschiedenis. Als het zelfs Goddelijke logica en harmonie door de formules der wiskunde laat zien.
Gewoonlijk staat geen tekst gebeiteld boven den ingang eener Christdijke School. Anders verdiende het overweging, het opschrift „School met den Bijbel" weg te laten nemen en er voor in de plaats te laten beitelen het woord van Paulus in Rom. 11: 36: „Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen." Want dat aan te wijzen is Christelijk onderwijs te geven. Als de leeraar met zijn leerlingen vraagt naar de oorsprongen, zegt hij daar, in de diepte: Uit Hem. Als hij spreekt over de geschiedenis, over de wetten in de natuur, de scheikundige formules en verbindingen, is het: door Hem. Als hij met hen komt naar de hoogte en vraagt naar het hoogste doel, is het: Tot Hem."
Dat geldt van alle Christelijk onderwijs. Maar meer dan van de lagere school, van middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs. Op de lagere school kunnen deze dingen nog slechts eenvoudig, op kinderlijke wijze worden gezegd. Hoe verder het onderwijs komt, hoe hooger het klimt en hoe dieper het daalt.
Als een jeugdige van de lagere school op Gymnasium of op H.B.S. komt, wordt of het vraagteeken grooter en teekent het zich duidelijker af voor het oog, of Rom. 11:36 met schitterender goudglans overstroomd.
Op een Christelijke H.B.S. zien leeraar en leerling God meer in de wereld der natuur met haar mysteriën. Op een Christelijk gymnasium merken ze meer Zijn leidingen met de volken, het wonder van de taal met haar eenheid en haar gebrokenheid, die naar de Bijbel terugwijzen. Zoo wordt het uitgangspunt van het Onderwijs, en de gouden draad, die er zich door heen weeft, het Paulinische woord; „Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen".
En toch is dat het laatste niet. Als een leeraar zijn taak goed verstaat, treedt telkens, bij alle onderwijs, ook de breuk aan het licht, die de zonde sloeg. Dan wijst de leeraar ook heen naar de ontzettende disharmonie, die door het lied der schepping krast. Op de „neutrale" school wordt ze verklaard als samenhangend met het zijn, gegeven met het bestaan zelf als de schaduw met het licht. Zoo wordt de jonge ziel opgevoed tot pessimisme of tot fatalistisch berusten.
Maar Christelijk onderwijs weet ook hier een weg in plaats van een vraagteeken. Het wijst uit den nacht der schuld naar het kruis der verzoening heen. Uit den Chaos der gebrokenheid naar de herstelling door Jezus Christus, dien God gaf om van den chaos weer een kosmos te maken, Gode tot heerlijkheid door Hem. Zoo staat het kruis van Golgotha in het middelpunt - ook van het Christelijk - onderwijs.
Wij doen niet veel aan symboliek. Anders zouden we in den gevelsteen van een Christelijke school beitelen het geweldige woord van Rom. 11: 36: „Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen", en plaatsten boven op den top van het gebouw in gouden schittering het lichtende kruis.
Maar dan, dat is het laatste, wat nog worde gezegd, dan zij dat onderwijs en daardoor die opvoeding op onze Gymnasia en Hoogere Burgerscholen positief Christelijk. Het begrip „Christelijk onderwijs is zoo rekbaar. Is zelfs niet onlangs gezegd, dat het is, »de kinderen te brengen in de sfeer van Christus«, al is dan de Bijbel ook niet meer op de Christelijke School? Zulk onderwijs is dan echter ook geen Christelijk onderwijs meer.
Neen, wij begeeren positief Christelijk onderwijs. Eigenlijk is deze uitdrukking een pleonasme. Maar om de vele verslapping en verwatering onzer dagen is het niet ondienstig, het te gebruiken. Positief Christelijk zijn geloof en belijdenis, die positie hebben gekozen op den rotsbodem van Gods Woord en daarin op Christus zelf. Die hun overtuiging, hun normen, hun practijk gronden op Gods Woord alleen, en alleen vragen: »-Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?«
Er is ook een soort Christendom, dat liefst met God en den mensch beiden zoekt vrede te houden. Dat steeds zijn kracht zoekt in het compromis. Dat Christelijk wil blijven, maar de Schriftcritiek aanvaardt. Dat gelooven wil, maar in overeenstemming met de uitspraken en de hypothesen van de ongeloovige wetenschap. Dat het op een accoordje wil gooien tusschen den eisch van Gods Wet en de lakschheid der hedendaagsche moraal. Dat beproeven wil met den eenen voet te staan op de H. Schrift en met den anderen op het drijfzand eener ongeloovige wereld-en levensbeschouwing.
Zoo is het Christendom van het compromis, van het schipperen, van de relativiteit, van de halfslachtigheid. Het Christendom, waartegen 't toornende woord van Elia past: »Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zoo de Heere God is, volgt Hem na, en zoo het Baäl is, volgt hem na«.
Wee de Christelijke Scholen, waar zulk een Christendom heerscht. Wee de leerlingen, die in de gevaarlijke periode van hun leven, waar in ze behoefte hebben aan vastheid, niet aan slingering, aan het absolute, niet aan het relatieve, door den geest van zulk een Christendom worden gedrenkt. Zulk onderwijs kan gevaarlijker zijn dan dat aan een gemeentelijk Gymnasium of aan een R.H.B.S. gegeven. Daartegenover stellen wij den eisch van positief Christelijk onderwijs. Van onderwijs, dat staat op den bodem van Gods Woord, naar de belijdenis, uitgesproken in de Drie Formulieren van Eenigheid. Gegeven door leeraren, die op dien zelfden bodem staan in belijdenis en leven.
Bizonder voor het onderwijs op onze Gymnasia en Hoogere Burgerscholen begeeren we dat onderwijs. Allerlei problemen worden gesteld of gefabriceerd. Allerlei vragen rijzen op. Natuurwetenschappelijke en filosofische en theologische. En jongens en meisjes in dezen leeftijd hooren er iets van en nemen het gaarne over. Het staat gekleed, te »zitten met mogelijkheden«. Dat is de hedendaagsche jongeheeren-kwaal.
Ik geloof niet, dat onze jongens en meisjes in dezen leeftijd op een Gymnasium of een H. B.S. er veel behoefte aan hebben, alles op losse schroeven te zien gedraaid. Ze hebben behoefte den eeuwigen rotsgrond onder zich te voelen als de storm woedt in hun ziel.
Maar als dan leeraren vraagteekens zetten in jonge zielen; schouderophalend staan tegenover de verhalen van Genesis; sceptisch tegenover de wonderen der Heilige Schrift — dan is het werk van zulk »Christelijk« onderwijs niets dan afbreken en misschien onherstelbaar verwoesten van iets in de jonge ziel, die met haar eeuwigheidsnood op het drijfzand der menschelijke rede wordt geplaatst. Niet minder eng is, als het leven van den leeraar, zijn voorbeeld, met positief Christelijk is. Als op zijn leven aanmerking kan worden gemaakt. Met den waarheidszin der jeugd heeft de leerling diep respect voor den leeraar, die zijn Christendom beleeft, maar diepe verachting voor die alleen met zijn mond een Christen is.
Vooral heden klemmen al deze dingen met bizonderen ernst. Aan onze Gymnasia en Hoogere Burgerscholen is een tekort aan leeraren. Tal van oproepen bij vacatures blijven onbeantwoord. Daardoor is menig bestuur genoodzaakt leeraren te nemen, die eigenlijk op onze scholen niet behooren. En daar begint het bederf.
Wanneer wij krijgen niet-Christelijke leeraren en niet-Christelijke leeriingen; wanneer zoo de denkwijze en de levenstoon der wereld openlijk of bedekt de voordeur onzer scholen binnendringt; wanneer zoo het Christelijke onzer scholen alleen in den naam zou dreigen ongerept zich te handhaven — laten dan onze scholen gesloten worden om daardoor dan te bezweren het gevaar en te stuiten het bederf, dat van zulke scholen uit zou gaan!
Maar neen! Dat verhoede God! Liever wijs ik een anderen weg. Laat meer van onze zonen, die God willen dienen naar Zijn Woord, zich toerusten om als leeraar aan onze Gymnasia en Hoogere Burgerscholen te worden geplaatst. Laat Ouders en Vereenigingen en Besturen waken voor het hooghouden van den eisch, in statuut en reglement neergelegd.
Dan arbeiden deze onze scholen mee aan het opvoeden der Christelijke jeugd en aan de komst van Gods Koninkrijk. Dan leeren ze onze jongens en meisjes bewonderend belijden: «Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen«. Dan staat het Kruis van onzen Zaligmaker Jezus Christus in het centrum.
Met het kruis in top.
Zoo varen wij
Door 't wereldtij
Ten hoogen hemel op.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's