Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De organisatie der Kerk van goddelijken oorsprong. (2)
Christus is Zelf de groote Gezondene, Die van den Vader is gegeven om het bepaalde werk Gods te doen; en in verband met Zijn Kerk weet Paulus ons te verhalen, dat Christus, Die het fundament en de hoeksteen, Die het Hoofd en de Wetgever is van Zijn Kerk, Zelf haar heeft gegeven herders leeraars tot opbouw van het lichaam van Christus en tot volmaking der heiligen, waarom de Apostelen, die extra-ordinair of op buitengewone wijze waren geoepen, van stad tot stad de ambten instelden, om zóó aan de Kerk van alle tijden te geven, wat naar haar aard en naar haar wezen is.
't Gaat alles naar Gods wil ook in deze. Want Christus is niet gekomen om Zijn eigen wil te doen, maar den wil Zijns Vaders en te handelen naar Zijn Raad en welbelagen.
't Gaat naar Gods gemaakt bestek, waar de oude organisatie der Oud-Testamentische Kerk in en door Christus een nieuwe organisatie krijgt, om zóó uitgeplant te worden in alle landen en onder alle volkeren.
In de organisatie der Nieuw Testamentische Kerk is eenerzijds een voortzetting te zien van de organisatie der Oud-Testamentische Kerk, omdat er ook continuïteit is onder Oud en Nieuw Verbond. Ze staan niet los van elkaar, maar volgen op elkaar; Het eene is een voortzetting van het andere. Maar tegelijk is ook alles anders, omdat de eertijds de nationale Kerk, beperkt tot één bepaald volk in één bepaald land, zich ging voortzetten als wereldkerk onder alle volkeren om uitgeplant te worden tot aan de uiterste einden der aarde, 't Particularistische van het Oude Verbond werd universalistisch onder de Nieuwe Bedeeling.
Daarom continuïteit, want de Kerk was er reeds onder het Oude Verbond, dewijl Christus Zijne onderdanen heeft van het begin der wereld; maar daarom tegelijk heel iets nieuws en heel iets anders, omdat de bedeeling van Gods genade heel anders werd. Onder Israël waren Kerk en Staat wel niet één en hetzelfde, er was onderscheid tusschen burgerlijke en godsdienstige wetten, tusschen priester en Koning, maar beide waren zéér nauw met elkander verenigd, wijl de godsdienstige gemeente onder het oude Bondsvolk en de burgerlijke Staat onder Israël samenvielen en het teken der besnijdenis dan ook een nationaal en een kerkelijk teken was. Maar na de ballingschap hield het nationaal zelfstandig volksbestaan van Israël onder eene eigene regeering op. Het Joodsche volk werd een godsdienstige gemeente. Op alle plaatsen, waar Joden woonden, organiseerden dezen zich tot een gemeente en kwamen samen op den Sabbath om de H. Schriften te lezen en onderricht te worden in de wet. Hierdoor werd de christelijke gemeente voorbereid.
In de Grieksche samenleving werd het woord ecclesia gebruikt voor eene door een heraut bijeengeroepen vergadering van alle burgers. In lateren tijd wordt de naam overgedragen op elke volksvergadering, zooals ook in het Nieuwe Testament het woord ecclesia wordt gebezigd voor de vergadering van het Israëlitische volk in de woestijn, Hand. 7 vers 38. (Deze is het die in de vergadering des volks (ecclesia) in de woestijn was met den Engel die met hem sprak, enz), en van een rumoerige volksvergadering in Efeze, Hand. 19 vers. (Zij riepen dan de een dit en de ander wat anders; want de vergadering (ecclesia) was verward enz.). Aan dit spraakgebruik sluit zich de uitdrukkingswijze van de Septuagint aan, alsook het latere Hellenistische Jodendom. Het woord ecclesia is zoo onder de christenen in gebruik gekomen voor de gemeente, die door Zijn heil geroepen is, om naar het voorbeeld van Paulus te dienen ter aanduiding van gemeente, samenkomst, Kerk.
En voor die Nieuw-Testamentische ecclesia, voor de christelijke Kerk, heeft haar Hoofd en Heiland als de groote, hemelsche Architect een eigen organisatie gegeven. Niet door alles van het nieuwe gebouw Zijner zichtbare Kerk stuk voor stuk op te trekken. Dit behoorde niet tot Zijn werk op aarde, maar tot Zijn werk in den hemel, als verhoogde Middelaar en Koning, door de werking van Zijn Heiligen Geest. Maar Hij is op aarde begonnen en Zijn instituëerend werk ving aan met de verkiezing van de twaalf — na een nacht in het gebed te hebben doorgebracht —, met de verkiezing van de zeventig, straks nog eens met de verbijzondering van een drietal uit de twaalf. Twaalf, zeventig, drie — getallen, die verband hielden met Israels formatie en instellingen en overduidelijk een organiseerende strekking hebben. Ook de doop, door Johannes bediend en aan de discipelen overgedragen, is na de opstanding verheven tot N. Testamentisch sacrament; het gebed is aan den kring der discipelen verbonden; het tweede sacrament (in aansluiting weer aan Israels symbolische inzetting) is in den voor de organisatie der Kerk zoo beteekenisvollen, nacht ingesteld; en eindelijk moet genoemd in dit verband de instelling van 't A p o s t o I a a t, voorbereid door de verkiezing en benoeming der twaalven (Luk. 6 vers 13), maar definitief bekrachtigd na de opstanding. Alles bewijst, dat de Gezondene des Vaders tot zenden, tot instituëeren, tot scheppen van een levensvorm Zijner gemeente, zich van Godswege geroepen zag en zoo Zijn Kerk, door Hem vergaderd (ecclesia), heeft toebereid tot het ontvangen van den H. Geest, die zou voortbouwen, door Zijn apostelen, op den door Hem gelegden grondslag. Zóó zou Christus' Kerk komen in den vasten weg, ons in de H. Schrift geteekend, en zóó zou zij worden bewaard tot het laatst der dagen.
Ten bewijs, dat Jezus heeft georganiseerd en geïnstitueerd is van buitengewoon gewicht (zie Sillevis Smith, pag. 35), dat Hij Zelf tot tweemalen toe (alleen bij Mattheus meegedeeld) het woord ecclesia (gemeente. Kerk) heeft gebezigd. Matth. 16 vers 18: »En zoo zeg ik u ook: gij zijt Petrus en op deze petra zal ik mijn gemeente (ecclesia, Kerk) bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen«; en Matth. 18 vers 17: » wanneer hij naar hen niet hoort, zeg het der gemeente (ecclesia)«. Hier is dus eerst sprake van de algemeene Kerk (ecclesia) als organisme onder haar Hoofd Christus met haar fundamenteele belijdenis, terwijl de andere maal het woord gemeente of Kerk (ecclesia) gebruikt wordt met 't oog op het locaal instituut, dus de plaatselijke Kerk.
Hier is de N. Testamentische Kerk (ecclesia) de voortzetting van de O. Testamentische Kerk (Kahal; Amos 9 vers 11; Hand. 15 vers 16). Deze Kerk is iets nieuws tegenover de Synagoge, hoewel het de voortzetting is van het werk Gods onder Oud-Israël begonnen. De bouw van de N. Testamentische Kerk is begonnen onder Johannes den Dooper, door Jezus Zelf voort gezet, maar eerst na de uitstorting van den Heiligen Geest kon de Kerk haar breeden grondslag verkrijgen in het midden van de wereld, van plaats tot plaats zich voegend naar Christus' ordinantiën. En zoo zeggen wij dan ook, dat de Kerk is als een huis, met wetten, gezag, gehoorzaamheid, zijnde de zichtbare representatie van het reëele, geestelijke Koninkrijk der hemelen. Zonder Koninkrijk der hemelen als achtergrond mist de Kerk de gegevens voor haar organisatie en zonder de Kerk op aarde heeft het hemelsch Koninkrijk geen zichtbare realiseering. Vandaar de valsche tegenstelling in de huidige moderne Theologie tusschen beide, waarbij men dan gewoonlijk zegt: Jezus kwam een Koninkrijk stichten, niet een Kerk. (Zie o. a. dr. Bavinck Geref. Dogm. IV, blz. 27; dr. A. Kuyper E Voto II, blz. 113 enz. en III, blz. 270). Wij zeggen en blijven zeggen: het Koninikrijk Gods heeft zich gerealiseerd in de Kerk, door Christus gesticht en georganiseerd.
In Matth. 18 vers 17 heeft Jezus de locale vergadering, de plaatselijke Kerk, op het oog, denkende aan de plaatselijke vergadering der geloovigen als instituut, blijkens de disciplinaire acte inzake tucht, waarvan hier sprake is. Hierbij wordt nog wel niet gewag gemaakt van organen en ambten, omdat die er nog niet waren, maar die toch later in datzelfde kader pasten en kwamen. Van plaats tot plaats komt het lichaam van Christus tot openbaring door Gods Woord en Geest, gelijk we o.a. kunnen lezen in Hand. 9 vers 31: »De gemeenten (ecclesiai, Grieksch meervoud van ecclesia = Kerk) dan door geheel Judea en Galilea en Samaria hadden vrede en werden gesticht; en wandelende in de vreeze des Heeren en de vertroosting des Heiligen Geestes, werden vermenigvuldigd«.
Hier is de geestelijke openbaring van Christus' lichaam niet in een geïnstitueerde lands-of volkskerk, maar in de plaatselijke Kerken, die alom tot openbaring kwamen, hebbende hetzelfde geloof. En daarbij zien we, dat de apostelen, te voren reeds door Jezus verkoren, maar door Zijn sterven als uiteengedreven en verstrooid, na den dag van Zijn herrijzenis uit het graf weer verzameld worden te Jeruzalem (1 Cor. 15 vers 4, enz.), om dan in te gaan in de wijd uitgestrekte roeping, om de wereld-Kerk tot openbaring te brengen van stad tot stad en van land tot land. Dat is de triumf van het nieuwe over het oude!
Zoo wortelt de Christelijke Kerk in de opstanding van Christus. Valt dit feit als feit weg, dan blijft het onverklaarbaar, dat de moedeloosheid en de vrees en het ongeloof van de discipelen is weggenomen en omgezet in kracht en moed en geloof. Alles spruit hier voort uit Hem, Die dood is geweest en nu leeft en bekleed is met alle macht in den hemel en op de aarde.
Nu wordt de zending onder Israël omgezet in wereldzending. Toegerust door Christus (Joh. 20 vers 21., 22) ontvangen zij straks den Heiligen Geest. Als de Heiland is weggenomen, treden de apostelen, door Christus geïnstrueerd (Matth. 16 vers 15 enz.; Matth. 28 vers 19; Joh. 20 vers 21 enz.) op als bekleed met macht en zoo is de Kerk van den beginne afaan niet zonder leiding en regeering geweest, waarbij regelen voor 't kerkelijk leven doof Christus Zelf gegeven zijn
Ook bij de verkiezing tot het ambt, in de plaats van Judas blijkt, dat de Kerk zelve een groote mate van zelfstandigheid heeft, maar staat onder leiding van het ambt en zoo bestaat de gemeente als wél georganiseerd; het instituut der Kerk is er, met het ambt en het spreken in den naam des Heeren, daartoe door Christus verkoren en door den H. Geest bekwaam gemaakt
De onvermijdelijke losmaking van den zichtbaren tempel te Jeruzalem kwam en in de verkondiging van het Woord komt het huis des Heeren, van geestelijke steenen opgetrokken; de algemeene, Christelijke Kerk, die uitgeplant wordt onder alle volkeren onder leiding van het Apostolaat.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's