Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Gelijk een Vader

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 103: 13

II.
Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt zich de Heere over degenen die Hem vreezen. Die ontferming Gods ontspringt in een Vaderhart, dat vol is van liefde, komt uit in een Vaderoog dat vol is van trouw. Maar die ontferming Gods openbaart zich ook in een Vaderhand die vol is van kracht.
Ja, iedere vader heeft een vaderhart; iedere vader heeft een vaderoog, maar iedere vader heeft ook een vaderhand. En zeker, evenals het hart van den eenen vader soms veel verschilt van dat van den ander, en evenals het oog van den eenen vader soms veel verschilt van dat van den ander, zoo is 't ook met de vaderhand. Maar toch kan over het algemeen gezegd worden dat de hand van een vader is een krachtige hand. De hand van een vader is immers in den regel krachtiger dan die eener moeder. Dat komt al aanstonds uit in de wijze waarop een vaderhand zijn kinderen leidt. Niet waar, een vader leidt zijn kind en als het noodig is draagt hij zijn kind; en onder die leiding van zijn vader voelt het kind zich veilig. Bekend is 't verhaal van dien knaap, die zich bevond op een schip, dat in nood was en dat dreigde te vergaan. Allen die op het schip waren, waren even bang weldra door de golven verslonden te zullen worden. Alleen die knaap was niet bang, en toen hem gevraagd werd waarom hij zoo rustig kon zijn, was het antwoord van dat kind, dat een kind van den stuurman bleek te wezen: Wel, ik weet immers, mijn vader staat aan het roer.
Maar niet alleen dat een vaderhand zijn kinderen leidt, het is dezelfde vaderhand die zijn kind ook verzorgt en van al het noodige voorziet; en als het noodig is dan is 't ook die hand des vaders, die het kind straft en soms kastijdt.
En al deze dingen kunnen nu natuurlijk ook op de almachtige Vaderhand Gods worden overgebracht. Immers het is de Vaderhand Gods, die Zijn kinderen leidt. Hjj leidt de blinden door den weg, dien zij niet geweten hebben en Hij doet ze treden door paden, die zij niet geweten hebben. Gij hebt mij, zegt de dichter, van mijn kindsche jaren geleid en onderricht. En die leidingen die God met ons houdt blijken menigmaal wonderlijke en niet zelden smartelijke leidingen te zijn. Maar omdat het een krachtige hand is, daarom blijkt het telkens weer dat een zich onttrekken aan die leidingen onmogelijk is. En omdat het een V a d e r hand is, daarom hebben we ons aan die leiding te onderwerpen. En als we daar van ook iets verstaan, dan willen we dat ook, dan leeft daar, ook als Gods weg met ons door de zee gaat, iets in ons hart van dat geloofsvertrouwen van dien knaap: Vader staat aan het roer. En als Vader aan het roer staat, dan gaat het altijd goed.
Diepe wijsheid zijn Gods paden.
Wijsheid zonder eind of paal,
Zijn, o hooge God, Uw daden,
Zijn Uw wegen altemaal.
Zijn zij zuurheid, zijn zij zoetheid.
Wij aanbidden, zwijgen stil;
Want de wezenlijke Goedheid,
Maakt het goed net dat zij 't wil.
En zoo is het niet alleen met de leiding, maar met heel de verzorging van Gods Vaderhand. Ja, omdat de Heere een Vader is van Zijn volk, daarom verzorgt Hij hen ook. D.w.z. daarom voorziet Hij hen van alles wat noodig en nuttig voor hen is.
Maar ook met die verzorging is het weer net als met die van een aardschen vader. Niet waar, als een vader vele kinderen heeft dan moeten zij niet allen op dezelfde wijze worden geleid en verzorgd. De zorg des vaders moet voor allen wel dezelfde zijn, maar de verzorging moet zijn in overeenstemming met ieders aard, aanleg en karakter. En zoo doet nu, en dan in veel hooger zin, ook de Heere met degenen die Zijn kinderen zijn. Zijn zorg is voor allen dezelfde, want Hij kent ze allen bij name en Hij draagt ze allen op Zijn hart, maar Hij verzorgt ze naar hun bijzonderen aard, aanleg en karakter. Vandaar dat ook de verzorging van geen twee kinderen Gods precies dezelfde is. Wat God den een geeft, onthoudt Hij den ander en wat Hij den een ontneemt, wordt vaak aan een ander verleend. En zoo is het ook met de wijze waarop God Zijn volk kastijdt. Immers wat zoon is er, dien de Vader niet kastijdt? Maar ook die kastijdende hand des Heeren blijkt over den een vaak zooveel zwaarder dan over den ander te zijn, als we maar bedenken dat alle kastijding, als zij tegenwoordig is, geen zaak van vreugde, maar veeleer van droefheid schijnt, maar dat zij daarna van zich geeft een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen die door dezelve geoefend zijn. Ja, die de Heere liefheeft, kastijdt Hij en Hij geeselt een iegelijken zoon, dien Hij aanneemt.
Gods Vaderhand is dus èn in de leiding èn in de verzorging èn in de kastijding een hand, vol van kracht. In dat opzicht is er overeenkomst, maar toch ook weer verschil met de hand van een aardschen vader. Immers daar komt een tijd, dat de kracht van iedere vaderhand hier op aarde verzwakt en tenslotte met algeheele machteloosheid geslagen wordt. Toen mijn vader stierf, met zijn rechtenhand in de mijne, was zijn kracht vergaan. De krachtige hand van vroeger was mat en slap geworden. Gelukkig als we ons dan in zulke oogenblikken door het geloof gedragen weten door die Vaderhand, die nooit verslapt en nimmer verzwakt, die Vaderhand, waarvan de dichter van Psalm 118 eens zong:
Gods rechterhand is hoog verheven,
Des Heeren sterke rechterhand,
Doet door haar daan de wereld beven, 
Houdt door haar kracht Gods volk in stand.
Gods ontferming ontspringt in een Vaderhart, vol van liefde, komt uit in een Vaderoog vol van trouw, openbaart zich in een Vaderhand vol van kracht, maar leidt nu in de vierde plaats ook tot een Vaderhuis, vol van vrede.
Een vaderhuis hier op aarde, o van hoe rijke waarde is het voor een kind als er ergens hier op aarde nog een huis staat, dat hij zijn vaderhuis noemt. O zeker, ik weet wel, dat er hier vaak groot verschil tusschen het eene vaderhuis en het andere is; ik weet ook dat het verschil maakt of we naast ons vaderhuis reeds een eigen huis hebben, waarin naar Gods bestel dan onze plaats en onze taak gelegen is. Maar dat neemt niet weg dat het voor ieder kind toch een liefelijke gedachte is: daar is nog een huis, waar mijn vader of misschien mijn moeder woont. En eerst als dat vaderhuis hier op aarde een huis zonder vader en zonder moeder is geworden, dan pas beseffen we dikwijls eerst van hoe rijke waarde dat was. Het vaderhuis hier op aarde immers is een vereenigingspunt, het is het huis, waar al de zonen en dochteren des vaders met en bij elkaar samenkomen en waar zij dan, hoe verschillend ook in aanleg en karakter, in staat of stand naar de wereld, hoe verschillend ook in levens-en wereldbeschouwing, toch één zijn in die liefde die hen allen aan den vader en daardoor ook weer allen aan elkander verbindt. Indien dan ook, zooals soms helaas het geval is, de zonde het familieleven niet verkankerde en verwoestte, dan is het vaderhuis hier op aarde de plaats des vredes, waarvan de dichter eens zong:
Ai ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't, dat zonen.
Van 't zelfde ihuis als broeders samenwonen,
Waar 't liefdevuur niet wordt verdoofd.
Nu is echter ook dat aardsche vaderhuis een gepast, maar toch ook weer een zeer flauw beeld van het hemelsche. Immers God heeft behalve een Vaderhart en een Vaderoog en-een Vaderhand, ook een Vaderhuis. Dat huis is een prachtig huis, veel schooner en prachtiger dan ooit een vaderhuis hier op aarde geweest is of wezen zal. Dat huis is.een gelukkig huis; want het is een huis zonder kruis, waar geen twist, geen ziekte, geen dood, geen rouw meer gevonden wordt. Dat huis Is een ruim huis, want het is een huis waarvan de Heiland zelf gezegd heeft dat er vele woningen zijn. Maak u dus maar nooit ongerust, dat er weinig menschen in den hemel zullen zijn, dat het alleen maar degenen zullen zijn, die gij er zoudt inlaten of die ik er zou inlaten. Van alle degenen die God heeft uitverkoren wier namen geschreven staan in 't boek des levens des Lams, zal er geen klauw achterblijven. En dat zal een schare wezen, die niemand kan tellen. Neen, maak u maar nooit ongerust dat er één te veel zal komen, maar ook niet dat er één te weinig zal zijn......
Wat een troost, dat we dat met gerustheid aan den Heere kunnen overlaten.
Maar dat hemelsche Vaderhuis zal ook een huis des vredes zijn. Immers daar zullen alle kinderen des Vaders met elkander vereenigd worden. Daar zullen zij komen van Oosten en van Westen, van Noorden en van Zuiden, en hoe verschillend zij ook hier op aarde zijn geweest en hoe weinig ze ook op elkaar geleken hebben, ja, hoe zij hier op aarde soms ook als vijanden van elkaar hebben geleefd, en als de meest bittere tegenstanders elkaar bestreden hebben, in dat huis des Vaders zal het vrede, volkomen vrede zijn. Immers daar zal de band aan den Vader, daar zal de liefde tot den Vader allesbeheersdhend wezen; daar zal alles wegzinken, ook de banden des bloeds en der natuurlijke liefde waardoor zij hier op aarde aan elkaar verbonden waren, bij dat eene, machtige, groote levensdoel dat in het lied der verlosten tot openbaring zal komen en waarvan God de Eerste, de Middelste en de Laatste zal zijn.
En weet ge waarin dat Vaderhuis van den hemel ook van alle aardsche vaderhuizen, hoe liefelijk ook, onderscheiden zal zijn? Dat het een huis is, dat eeuwig zal zijn. O, we weten en we worden er zoo telkens aan herinnerd dat alle vaderhuizen hier op aarde tijdelijk zijn. Straks als vader sterft of als vader en moeder beiden weg zijn, worden zij als vaderhuis voor ons gesloten en dan kan het hoogstens wezen: daar heeft eens mijn vader, daar heeft vroeger mijn moeder gewoond. En bovendien:
Als een kleed zal 't al verouden,
Niets kan hier zijn stand behouden.
Wat uit stof is neemt een end.
Door den tijd, die alles schendt.
Eens komt er een tijd, dat er van al onze vaderhuizen niet één steen op den andere staat. Maar dat Vaderhuis, waar God al Zijn kinderen straks vereenigen zal, is een huis, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Dat is dus een huis dat nimmer gesloten en dat nooit verbroken zal worden, dat is een huis dat op hemelsche saffieren gegrondvest zal wezen, welks glas vensters kristallijnen en welks poorten robijnsteenen zullen zijn; waar alle kinderen van den Heere geleerd zullen wezen en waar dus de vrede voor die kinderen groot zal zijn.
Zou dat Vaderhuis met zijn vele woningen ook het uwe reeds zijn? Of Gods huis voor ons een Vaderhuis is, dat hangt er van af, of Gods hand over ons een Vaderhand, of Gods oog voor ons een Vaderoog, of Gods hart voor ons een Vaderhart is. En dat hangt weer hier vanaf, of de vreeze Gods in onze ziel gevonden mag worden. Immers gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, zoo ontfermt zich de Heere over degenen die Hem vreezen, of, zooals het in onzen berijmden Psalm staat, over ieder die Hem vreest.
Wat dunkt u, is uw leven reeds een leven in de vreeze Gods? M.a.w. is uw leven reeds een leven des geloofs in den Heere, een leven der hope op den Heere en een leven der liefde tot den Heere? Neen, ik vraag u niet: is uw geloof wel sterk genoeg, is uw hoop wel vast genoeg, is uw liefde wel vurig genoeg? Ik vraag alleen maar: is daar iets van het geloof, iets van die hoop en iets van die liefde, die een vrucht zijn van Gods genade in het hart van een zondaar, die in zichzelf verloren ligt? Zonder die genade is er geen geloof, geen hoop en geen liefde; zonder die genade leeft er in uw hart geen vreeze Gods; zonder die genade is Gods hart dus voor u geen Vaderhart, is Gods oog voor u geen Vaderoog, Gods hand voor u geen Vaderhand en is Gods huis voor u geen Vaderhuis, Wanneer echter ook maar iets van die genade Gods aan u verheerlijkt werd, dan is er geloof in God, hoop op God, liefde tot God. Dan is uw leven een leven van kinderlijke vreeze voor Gods heiligen Naam. En dan kan het niet anders of de belofte van ons tekstwoord zal dan ook op u van toepassing zijn. Ja, dan is Gods hart voor u een hart vol van liefde, dan is Gods oog voor u een oog vol van trouw; dan is Gods hand voor u een hand vol van kracht en dan is Gods huis voor u een huis vol van vrede. O wat een voorrecht als dan ook te midden van de smarten des levens de belofte des Heeren ons tot bemoediging en tot vertroosting mag zijn:
Geen vader sloeg met grooter mededoogen.
Op teeder kroost ooit Zijn ontfermend' oogen.
Dan Isrels Heer' op ieder die Hem vreest.
Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten,
Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten,
En dat wij stof van jongsaf zijn geweest.
V.                                                                                                                                J.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's