Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De organisatie der Kerk van goddelijken oorsprong. (6)
Hoog staat de eerste christengemeente, welke we vinden in Jeruzalem. Het Apostolaat komt uit in zijn kracht wat de prediking des Evangelies betreft en de verzorging der gemeente, terwijl het diakenambt het bezit der leden zóó weet te gebruiken, dat het n i e t wordt een soort communisme met opheffing van het privaat bezit, ook n i e t om iemand rijk te maken, maar eenvoudig om, door de liefde van Christus gedrongen ellende en armoede zooveel mogelijk te weren in het midden van 's Heeren Kerk.
De gemeente van Jeruzalem heeft in haar eerste jaren tweemaal een hevige crisis doorstaan. De eerste, toen na den dood van Stefanus door de vervolging allen verstrooid werden en de Apostelen alleen te Jeruzalem bleven (Handel. 8 vers 1); de weede, toen Herodes Jacobus sloeg en ook Petrus wilde dooden.
In dien tijd zien we Jacobus, den broeder des Heeren, meer en meer op den voorgrond treden, wat geschiedt door zijn eminente persoonlijkheid en gaven, door zijn hoogstaand karakter en zeldzamen tact om de uitersten te kunnen vereenigen. De Apostelen achten hem hoog, hoewel hij zelf niet tot de twaalven hoort en luisteren naar hem en den Joden dwong hij eerbied af. Hij werd niet zonder groote oorzaak „de Rechtvaardige" genoemd en had autoriteit voor heel de christenheid. Paulus noemt hem (Gal. 2 vers 9) onder de pilaren der gemeente en meldt (Gal. 1 vers 19) dat hij hem in Jeruzalem heeft ontmoet. Vooral leeren we zijn voorname positie kennen uit zijn rede op het convent te Jeruzalem (Hand. 15). Ook is hij 't, die Paulus de raad geeft, om zich te heiligen tot een gelofte om der Joden wil (Hand. 21 vs. 18). Hoewel dus niet behoorend tot de Apostels neemt hij onder de presbyters als medepresbyter een voorname plaats in.
Vooral in Judea, Galilea en Samaria, maar ook buiten de grenzen van Palestina ontstaan en bloeien tal van christelijke gemeenten, uit de Joden vergaderd (Hand. 9 vers 31). Tot de stichting van al die Kerken was geleidelijk de grond gelegd. Onder de 3000 bekeerden op den Pinksterdag zullen velen zijn geweest, die naar hun woonplaats buiten Jeruzalem wederkeerden. Na den dood van Stefanus trokken de vervolgde gelovigen uit Jeruzalem en deze evangeliseerden onder de Joden tot over de grenzen(Hand. 11 vers 19). Vooral in de Hellenistische of Grieksche Joden brandde de zendingsijver. Filippus (Handel. 21 vers 8 Evangelist genoemd) ging naar Samaria, 8 vers 5 ; Petrus trok alom door en kwam te Lydda, 9 vers 32. In Damascus waren er ook (9 vers 10, 25). Paulus geeft in Gal. 1 vers 22 en 1 Thess. 2 vers 14 een ...de getuigenis, waaruit blijkt, dat vanuit Jeruzalem tal van dochtergemeenten gesticht zijn.
Ongetwijfeld zijn die Kerken georganiseerd in den geest van de Jeruzalemsche wat betreft den eeredienst en de verzorging der gemeente. Hand. 9 vers 31: „De gemeenten dan door geheel Judea en Galilea en Samaria hadden vrede en werden gesticht; en wandelende in de vreeze des Heeren en de vertroosting des Heiligen Geestes, werden vermenigvuldigd".  1 Thess. vers 14: „Want gij, broeders, zijt navolgers geworden der gemeenten Gods die in Judea zijn in Christus Jezus". Dit wijst er dat die Kerken (ecclèsiai in 't Grieksch) gesticht zijn onder leiding van de Apostelen en in dezelfden weg wandelden als de gemeenten in Judea. Zoo vinden we overal presbyters of ouderlingen; anders kon Jakobus (5 vers 14) niet schrijven zooals hij daar doet: "Is iemand krank onder u, dat hij tot zich roepe de Ouderlingen der gemeente, enz."
De Kerken in Palestina stonden niet independentistisch naast elkaar, maar leefden in onderling verband; wat ontstond door de Apostelen, die voor de Kerken de eenheid en de saamhoorigheid door hun dienst bewaarden. Zoo werden b.v. Petrus en Johannes door de Apostelen naar Samaria gezonden, toen daar het Woord Gods aangenomen was, opdat de geloovigen met oplegging der handen den Heiligen Geest, als den Geest der gemeenschap, zouden ontvangen. De Apostelen hadden daarbij niet de geloovigen persoonlijk op het oog, maar de geloovigen als gemeenschap, als ecclesia, als Kerk. Dat blijkt ook uit de visitatiereis van Petrus (Hand. 9 vers 32), ondernomen om de eenheid der gemeenten te bevestigen.
Bij alles heeft de Jeruzalemsche gemeente een zekere autoriteit. Barnabas wordt dan ook uitgezonden om te onderzoeken of het werk onder de heidenen, als vrucht van de prediking van eenige Cyprische en Cyrenische mannen, als Gods werk is te beschouwen. (Hand. 11 vs. 19—24). En naast de Jeruzalemsche gemeente staan dan de Palestijnsche gemeenten in eere bij degenen die buiten Palestina wonen. (Gal. 1 vers 19; 1 Thess. 2 vers 14; Hand. 11 vers 1, 29; 15 vers 1, enz.).
Voor de gemeenten in Palestina lag een onloochenbaar gevaar, om aan het Evangelie een wettisch karakter te geven, in tegenstelling met de Paulinische opvatting onder de heidenen, die van het Evangelie uit op de wet terug zag. Deze nuanceering is te begrijpen, als we bedenken, dat het Evangelie, als de ééne kracht Gods tot zaligheid, kwam als tot twee werelden, gansch onderscheiden: de Joodsche wereld en de Helleensche wereld. Heerlijk dan ook, dat Jacobus juist op de Kerkvergadering van Jeruzalem (Hand. 15) voor de heiden-christenen in het krijt kwam en dat Paulus sprak voor de armen van Jeruzalem, om die in de heidenwereld te gedenken (Gal. 2 vers 10). Maar het eigenaardig verschil tusschen de geloovigen uit de Joden en uit de heidenen bleef bestaan. Zoo leefde onder de christenen uit de Joden de gedachte: zonder besnijdenis geen zaligheid (Hand. 15 vers 1). Waarbij b.v. het twisten „van degenen die uit de besnijdenis waren" merkwaardig is (Hand. 11 vers 2). Men kon van het Joodsche geen afstand doen. Wat Paulus noemt in Gal. 2 vers 14 „naar Joodsche wijze leven". Dat Jacobus daar midden in leefde, blijkt b.v. uit Hand. 21 vers 20, als hij triumfantelijk aan Paulus met blijdschap verhaalt: „Gij ziet, broeder, hoevele duizenden van Joden daar zijn die gelooven en zij zijn allen ijveraars voor de wet".
Tegen de overdreven Judaïstische richting, die in de heiden-christelijke Kerk de genadeleer ondermijnde, is Paulus, die door den Heere langs zulke diepe wegen van vrije genade was toegebracht, op niet sparende wijze te velde getrokken.
De moeilijkheid lag vooral in het feit van de losmaking van Christus' Kerk van Israël. Dat was voor den Jood zwaar om te verstaan. Maar toch is het Gods weg geweest om het Evangelie te maken tot wereld-evangelie, om het Kruis van Christus te planten in het midden der volkeren en daar Abrahams (geestelijk) zaad te vergaderen. Wel heeft de Jood door vast te houden aan den vleeschelijken band des volks maar moeilijk den geestelijken band met de heidenen kunnen voelen, doch de Heere heeft doorgewerkt met Zijn Woord en Geest onder de heidenen, daarbij Jeruzalem verwoestend en 't Joodsche volk verstrooiend, heind en ver. Na het jaar 70 is het christendom uit de Joden „zonder vaderland" en nu is het de weg om zich aan te sluiten bij en te vereenigen met de christenen uit de heidenen of — sectarisch afzonderlijk te blijven; wat we b.v. zien onder de Ebionieten en Nazareërs.
De Kerk van Christus heeft in zich zelve de roeping en de bestemming wereld-Kerk te worden en als het herboren menschen-geslacht zich over gansch de wereld te openbaren. Midden in het leven staande; op aarde levend, en alzoo midden in het gewone menschelijke aan niets menschelijks vreemd, maar tegelijk herboren met een hemelsch karakter, van het wereldleven onderscheiden.
Daarom wordt de Kerk van Christus in haar hoofd-station als 't ware verlegd van Jeruzalem naar Antiochië, de hoofdstad van Syrië, de derde groote stad van rhet Romeinsche Rijk. Zelve de dochter-gemeente van Jeruzalem zijnde (hoewel niet door een apostel gesticht. Handel. 11 vers 19, 20) wordt zij de moeder-gemeente van de heiden-christenen. Hier worden de discipelen des Heeren 't eerst „christenen" genoemd. Hand. 11 vers 26. (Christianoi). De Joden noemden hen Nazareners, als volgelingen van Jezus van Nazareth, maar de heidenen noemden hen waarschijnlijk eerst bij wijze van schimpnaam, christenen, omdat voor hen het kenmerkende in de discipelen was, dat zij een Messias-of Christus-geloof hadden.
De Heilige Geest komt op buitengewome wijze roepen tot het zendingswerk. En dat te Antiochië de uitzending van .Barnabas en Saulus geschiedt met vasten en bidden en met handoplegging, bewijst, dat er een geordend kerkelijk leven is. De gemeente vaardigt af door haar vertegenwoordigers, door haar presbyters. Welke presbyters hier ook verwacht mogen worden, als we weten, dat ze Hand. 11 vers 30 te Jeruzalem worden genoemd en Paulus, na van Antiochië afgevaardigd te zijn, aanstonds in de door hem gestichte gemeenten „opzieners" aanstelt. Hand. 14 vers 23: „En als zij hun in elke gemeente met opsteken der handen Ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen zij ze den Heere, in welken zij geloofd hadden".
In Antiochië heerschte een geest van vrijheid, zooals in Jeruzalem niet werd gekend. Dat blijkt b.v. uit Gal. 2 vers 12, waar we die geschiedenis van Petrus lezen, die te Antiochië veel „vrijer" was, dan de Joden geoorloofd achtten. „Want eer sommigen van Jacobus (den Jeruzalemschen geest vertegenwoordigend) gekomen waren, at hij (n.l. Petrus) mede met de heidenen (de vrijere geest dus); maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelven af, vreezende degenen die uit de besnijdenis waren".
Zoo kon ook de dochter-gemeente er toe gebracht worden zending te drijven onder de heidenen!
De Joden hebben den geest van Antiochië altijd verdacht gemaakt en aangevallen. Zij kwamen altijd met hun Judaïstische leeringen en zeiden: indien gij niet besneden wordt naar de wijze van Mozes, zoo kunt gij niet zalig worden".
Geen wonder, dat Paulus en Barnabas, vooral na de blijde resultaten van de prediking des evangelies onder de heidenen, tegen dien Joodschen geest zich verzetten en aan die actie danken we de afvaardiging, door de gemeente, van Paulus en Barnabas met eenige anderen tot de Apostelen en de Ouderlingen te Jeruzalem, om te handelen over deze brandende vraag en danken we het daar gehouden convent, dat, hoogst gewichtig in zijn consequenties, een machtig keerpunt vormt in den apostolischen tijd.
De Kerk van Christus wordt wereld-Kerk.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's