Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mr. G. GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mr. G. GROEN VAN PRINSTERER

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

8)
Met dr. A. Kuyper is Groen in de nauwste aanraking gekomen; hoewel dr. Kuyper bij Groen's overlijden pas aan het begin van zijn taak stond. Geboren 27 October 1837 te Maassluis, waar zijn vader predikant was, promoveerde Abraham Kuyper in 1862 te Leiden in de theologie, werd in 1863 predikant te Beesd, een dorpje in Geldenland (Betuwe), in 1867 te Utrecht en in 1870 te Amsterdam. Vanaf 1869 schreef hij in de toen verschijnende politieke Heraut, werd in 1872 hoofdredacteur van De Standaard, uit welks Zondagsnummer in 1878 De Heraut, als kerkelijk orgaan onstond. Beide bladen, De Standaard voor de politiek en De Heraut voor het kerkelijk Ieven, redigeerde dr. Kuyper, behoudens enkele tusschenpoozen als hij verhinderd was en hetgeen hij daarin schreef, zou wellicht ongeveer veertig boekdeelen, ieder van duizend bladzijden vullen. In 1874 werd dr. Kuyper gekozen tot lid van de Tweede Kamer voor het kiesdistrict Gouda, nam zijn emeritaat als predikant en bleef in de Kamer tot 1877.
Daarop volgen 17 jaren, waarin hij niet in de Kamer zitting had; hij werd in 1880 hoogleeraar aan de toen opgeriohte Vrije Universiteit, had een overwegend groot aandeel in de leiding van de kerkelijke actie van 1886 (de Doleantie) en kwam eerst in 1894 weer in de Kamer, hield daarin zitting tot 1901 en werd toen geroepen door H.M. de Koningin om een Ministerie te vormen, waarin hij als Premier en als Minister van Binnerlandsche Zaken optrad.
Na de aftreding van het Ministerie-Kuyper in 1905, nam hij — toen hij van een groote reis „Om de oude wereldzee" was teruggekeerd — weer het leiderschap in de Antirevolutionaire Partij waar, zonder in de Tweede Kamer zitting te nemen. Aan 't eind van zijn leven was hij lid van de Eerste Kamer.
Wat dr. Kuyper in de 30 jaren na Groen's dood heeft gedaan tot verlevendiging en ontwikkeling van de Calvinistische beginselen op elk terrein des levens, zoowel kerkelijk, staatkundig, maatschappelijk als voor de wetenschap, is met een enkel woord niet te zeggen.
Wat Groen van hem gezien heeft, waren eenige vurige preeken, schitterende redevoeringen en talentvolle courantartikelen, al te zamen te vergelijken met den bergstroom die nauwelijks van onder den gletscher voortgekomen, in klaterende en bruisende watervallen naar beneden stort door het kronkelende dal.
Wat wij thans voor ons hebben zijn de massale werken van den grooten denker theoloog-politicus als: Ons Program, Uit het Woord, Dogmatiek, Encyclopaedie, E. Voto; Calvinisime, Antir. Staatkunde, Pro Rege, Gemeene Gratie, enz.; nu niet meer te vergelijken met den bergstroom, maar met den breeden, diepen en krachtigen stroom, zooals hij langs vele bergen en ruïnen, steden en vlakten zich rustig een weg baant naar zee.
Reeds tijdens Groen's leven stond hem die kern der Calvinistische wereldbeschouwing, de leer der Souvereiniteit Gods, voor oogen en kon hij niet nalaten die voorop te schuiven in het leerstuk der Uitverkiezing, waartegen bij Groen wel eens een zacht protest werd gehoord; ook al om den wille van de Ethisch-Irenische broeders, die Groen toch reeds onophoudelijk — zooals hij zelf schrijft in Ned. Ged. V. p. 339 en 400 — van overrechtzinnigheid beschuldigden.
Maar Groen van Prinsterer heeft in hem een opvolger gevonden „jure suo", „met en na mij", zooals Groen het uitdrukte, dien hij als zoodanig heeft erkend en bewonderd, toen dr. Kuyper nog nauwelijks een tiende gedeelte had verricht van hetgeen zijn levenstaak zou worden.
Groen stierf in 1876. 't Zijn dus maar enkele jaren dat hij dr. Kuyper heeft gezien en ontmoet in zijn werk. Maar de uitspraken van Groen zijn veel in aantal en ondubbelzinnig in bedoelen, waaruit blijkt zijn groote sympathie voor dr. Kuyper. Op 27 October 1872 schreef Groen aan mr. Keuchenius: „Kuyper is een exceptioneel man, door geloof, vriendschap, veerkracht, gevatheid". De oprichting van De Standaard (1 April 1872) was voor Groen „een blijde verras­sing" en hij zag reeds te voren met vreugde tegemoet „hoofdartikelen van onzen geliefden en begaafden vriend dr.Kuyper". (Ned. Ged. 19 Aug. 1871). Hierin werd Groen niet teleurgesteld. Althans in een der laatste nummers van de Ned. Ged. (V. pag. 398) schrijft hij: „Niets heb ik te voegen bij hetgeen ik over den geniale leider, dien wij met blijdschap als Volksvertegenwoordiger begroeten, sedert 1869 keer op keer gezegd heb". „Aan onze periodieke drukpers in 't algemeen heb ik, waar elders geenerlei steun was, veel te danken gehad". „De Heraut en De Standaard vooral hebben den inhoud der Nederlandsche Gedachten gepopulariseerd", „Met zeldzaam talent en taktiek. Met verwonderlijke schranderheid en overleg. Met eene voor plichtsbetrachting nooit terugdeinzende veerkracht".
Primus inter pares" (d.w.z. de eerste onder de gelijken) heeft dr. Kuyper mij (met onverbiddelijke toepassing der leus:  In isolement ligt onze kracht !) met telkens toegenomen invloed terzijde gestaan". En op de volgende bladzijde schrijft Groen: „Leader van het Volk, dat mij lief heeft en in welks gebed mijne kracht ligt, was en is dr. Kuyper, met en na mij, niet bij aanstelling of erflating, maar jure suo".
„Bij wederzijdschen steun, wederzijdsche afhankelijkheid. Homogeen en zelfstandig. Bondgenooten uit geestverwantschap. Anti­ revolutionair naar den eisch der christelijk-protestantsche nationaliteit. Homogeen zijn we; doch niet in alles. Verschilpunten zijn van weerskanten wel niet geaccentueerd, maar evenmin verbloemd. De kleurschakeering liet ik niet onvermeld In de beteekenis van onkerkelijke richting; in de beoordeeling van het z.g.n. Reveil; in de mate der toepasselijkheid van het Calvinisme, enz."
Deze en dergelijke dingen verklaarde Groen nog eens vlak voor zijn sterven. (Ned. Ged. 23 Sept. 1875, waarbij op dien datum over de geschilpunten gezwegen wordt). De verschilpunten zijn niet verdwenen, maar de homogeniteit stond op den voorgrond en op het eind van Groen's leven herhaalt hij nog eens, dat het leiderschap van dr. Kuyper jure suo is; „met en na mij" wordt nog eens geschreven; niet bij aanstelling of erflating, maar jure suo. En nog in het allerlaatste nummer der Ned. Ged. (29 April 1876), nauwelijks drie weken voor zijn dood, scireef Groen over dr. Kuyper „die mij sedert 1869 met exceptioneele genialiteit en veerkracht terzijde gestaan heeft; in wien ik, in 1872 den providentieel, naar mij toescheen, aangewezen leader begroet heb".
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Mr. G. GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's