Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mr. G. GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mr. G. GROEN VAN PRINSTERER

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

10)

Karakteristiek in het R e v e i l is de alzijdigheid van het nieuwe leven. De terugteer tot de waarheid op het gebied des geloofs bracht roering in de Kerk, beweging op het terrein van de wetenschap en van de school, actie op 't gebied van de Staatkunde enz. Men wilde als christen zich openbaren tot eere des Heeren en tot heil van den naaste en men wilde zich weer gaan schikken naar de ordinantiën Gods. Daarom ijverde men tegen de  R e v o l u t i e  en kwam met het E v a n g e l i e. Vrede in des Heeren naam, aan de ongodisten krijg", werd de leus van „de school van Bilderdijk".
't Was hun niet om krijg te doen, maar om den vrede, maar om tot den waren vrede te komen moest de oorlog verklaard aan de Revolutie en hare beginselen. Het Evangelie was het eerste en het voornaamste; en met dat Evangelie ging men in tot alle terrein des levens.
"Staatsman niet, — e v a n g e l i e b e 1 ij d e r " noemde Groen zich. W. de Clercq was een Evangelie-lmprovisator; en in deze eenvoudig Evangelieprediker. Da Costa was christen-dichter, om te verklanken de heerlijkheid van den dienst des Heeren en te roemen de deugden zijns Gods.
Op tal van plaatsen kwam een herleving der gemeente. Menschen werden bekeerd. Gezelschappen ontstonden hier en daar. Men bad en zong. Men liet samen de Psalmen Davids weer hooren en de versjes van Lodensteijn kwamen in eere. Men verhaalde wat God gedaan had aan de ziel, men las in den Bijbel. De oude schrijvers werden voor den dag gehaald, de preeken van Smijtegeld en de werken van Comrie, Brakel, Erskine, MacCheyne, Owen e. a. werden gelezen. En oefenaars van professie (Vijgeboom e.a.) reisden rond.
Een menigte brochures en geschriften zijn in die dagen verschenen. Zoowel van de mannen van het Reveil (Thalwall, Molenaar, Da Costa, Capadose, van Zuylen, van der Feen e.a.) als van de tegenpartij.
Van  N i c o l a a s  S c h o t s m  a n, eerst om zijn politiek van zijn ambtsbediening ontzet, maar in 1801 in Leiden teruggekeerd, is in Mei 1819, het tweede eeuwgetijde van de toen zoo hoogelijik gesmade Synode van Dordt, een boek verschenen onder den titel: „Eerezuil ter gedachtenis van de voor tweehonderd jaren te Dordrecht gehoudene Nationale Synode".
Niet zoozeer de inhoud van het geschrift (eer een verhandeling dan een preek) is belangrijk, als de daad zelve van deze uitgave. Het was de eerste „hamerslag van twist", die den „diepen vrede", waarin de. protestanten alomme elkander naderden, verstoorde.
Met een in de Kerkhistorie bijna voorbeeldeloozen smaad en hoon werd van alle kanten op den braven Schotsman aangevallen. Men beschuldigde hem, dat hij, die toch „door 't p u b l i e k bezoldigd" werd, „Uit louter moedwil" „kwaadaardig den publieken geest weerstreefde", zich „tegen den openlijk verklaarden wil der hoogste Autoriteiten" aankantte; en men riep de k e r k e l ij k e tucht, die immers de „zedeloozen, ontuchtigen enz. vervolgt" tegen hem op!
Het fel vertreden geschrift werd onder de „vromen" met graagte gelezen, het riep den alouden gereformeerden geest wakker, maar den grootsten invloed had „de Eerezuil", doordat Bilderdijk zich, gegriefd over de verguizing die zijn vriend Schotsman om de verdediging der waarheid leed, dn den strijd tegen den geest van den tijd wierp.
Bilderdijk nam zijn taak op in de „voorrede" van een tweede uitgave der „Eerezuil", waarin hij de tegenstanders van Schotsman zeer onzacht bejegende en hun al hun smaad op hun hoofd deed terugkeeren. „De strijd tegen den geest der eeuw, sedert meer een „strijd v o o r de waarheid Gods t e g e n de wereld" geworden, is" zoo zegt Da Costa „uit deze beginselen geboren."
Schotsman deed niet alleen onder de ingesluimerde Nederlandsche gemeente des Heeren de herinneringen aan den bloeitijd der Gereformeerde Kerk en theologie herleven, maar ook opende hij met Bilderdijk den strijd tegen de „duisternis der waanverlichting" (zooals Da Costa het noemt) welken strijd het Reveil had te voeren en bracht het Nederlandsch Christenvolk onder beademing van het Reveil te Geneve. (In 1821 gaf hij een vertaling van het „Geneve Religieuse" van Bost, waarvoor hij eene uitgewerkte inleiding plaatste over den toestand des Christendoms in Zwitserland).
Vrouwe Bilderdijk wijdde zijner nagedachtenis (gest. in 1821) een klaagzang, waarin zij den eenvoud, nederigheid, moed en ijver van den vromen Vader roemt, wiens arbeid geen „schandzuil" werd (zooals de verbolgen „liberalen" hadden geprofeteerd), maar als een „Eerezuil" staan zal, zoolang er in Nederland piëteit voor de Vaderen onzer Hervormde Kerk zal zijn. Zoo kwam Mr. Willem Bilderdijk naast Ds. Nic. Schotsman staan in den strijd.
Bilderdijk — Neerlands dichterkoning, het wonder zijner eeuw, een man, singulier in alles. Zijn leven was lijden. Een lente zonder jeugd; een jeugd zonder moeder; een levensduur zonder gezondheid; een echt niet zonder smart, een ballingschap zonder brood; een vaderland zonder werkkring — alle de golven en de baten gingen over Bilderdijk heen.
Gelukkig dat hij ook goede vrienden had; een gade als Katharina Willhelmina; leerlingen als Da Costa — maar miskenning en verguizing, teleurstelling en vernedering, gebrek en diende, vergalden zijn leven.
Had Nederland aan Bilderdijk een taak gegeven, die zijn reuzenkrachten eischte, die zijn edele ziel bekoorde — zijn toornen tegen het on-goddelijk dringen en drijven der eeuw was niet in wrevel ontaard. Bilderdijk zou hebben gearbeid, gezwoegd, gestreden — Bilderdijk zou hebben gebloeid — Bilderdijk zou hebben geleefd!
Voor zijne echtgenoote, „die door hare groote liefde zijne goede engel was", was hij een trouwe gade; voor zijn vrienden een waardig vriend; zijnen jongeren was hij een vader. Roerend is de liefde, waarmee Bllderdijk's hart, dat harde, dat diep verdorven, dat afgepijnigd hart, vervuld was jegens Da Costa, diens gade, diens kleinen Willem. En Da Costa had in Bilderdijik meer nog den mensch dan den dichter lief!
De publieke opinie was in die dagen fel tegen Bilderdijk. De vraag werd gedaan, of hij wel een christen was? Men schold hem voor „ongodist". Van Vloten, Jonckbloed, Koenen enz. schrijven, dat zijn christendom een „ingeroeste verstandsovertuiging" is"; dat hij „enkel in gevoel en verbeelding christen was" enz.
Maar zij die geloofden en hem kenden, die den diepsten blik in zijne ziel sloegen, verzekerden, dat hij het genadeleven deelachtig was en een geloovige mocht worden genoemd. Da Costa schrijft dan ook niet alleen, dat hij „der gereformeerde leer geheel was toegedaan", maar noemt hem, ook „zijn vader in Christus."
Opgevoed in een ongodsdienstig gezin, kwam Bilderdijk door eigen nadenken en met vele worstelingen tot godsdienstige overtuiging. Hij was dus ook in dit opzicht „autodidact", zelf-gevormd. „Maar" — zoo zegt Da Costa — „hij mocht er later bijvoegen: „theodidact", van God-geleerd!"
Reeds als student werd hij vanwege zijne „ergerlijke rechtzinnigheid" gelaakt; en sinds is zijn Gereformeerd geloof immer vaster en inniger geworden; en te midden zijner beproevingen, brak „het leven eener geestelijke wedergeboorte door, een leven, dat met al zijn krankheden, met al zijn struikelingen, met al zijn zwakheden, door niemand oprechter veroordeeld en bestreden werd dan door hem, den oprecht geloovige zelven." En hij mocht staan in die hoogere kracht, die — zoo zegt Da Costa — ten slotte de wereld, dood en graf en zonde overwint.
Sleutel ter verklaring van den christenmensch Bilderdijk is deze zijne eigene belijdenis: „Ik beschouw mijn geheel doorgeworsteld leven, als een staat van aantrekking van God en terugstooting van mijne zijde, waarin de genade met het verderf in een eindeloozen strijd is; die dit leest bidde voor mij".
Bilderdijk is een Jacob-Israël gestalte. En die Jacob-Israël had een Ismaëls lot; „alle hand was tegen hem, zijn hand tegen allen".
Bilderdijk was ook de antipode van den geest zijns tijds, wat het geloof aangaat en de waarheid; wat betreft de literatuur en de geschiedenis enz. Oranjeman was hij en onverzoenbre tegenstander der Revolutie. Hij was Calvinist en Anti-revolutionair. Hij heeft zijn levenstaak gevonden, niets en niemand ontziende, geld en goed versmadend, in het opwerpen van een dam, waarop het bulderen van den stroom der „nieuwe ideeen" stuitte en brak.
Tot Bilderdijks discipelen behoorden o.a. Da Costa, Capadose, de broeders Willem en Dirk van Hoogendorp, M. C. van der Kamp, Willem en Robert Boreel, W. A. Schimmelpenninek van der Oye, Van Wassenaar van Catwijk, Groen van Prinsterer, Gerrit Dedel, de Fremery, P. J. Blout van Soeterwoude enz. De meesten hunner vinden we later onder de „Mannen van het Reveil" en als leden der Anti-Revolutioniadre partij, rondom Groen van Prinsterer geschaard. Door zijn onvermoeiden strijd tegen den Geest der Eeuw heeft Bilderdijik het ijs gebroken voor het Reveil en door vorming dezer discipelen heeft hij een school gesticht, die bij bewerking door den Heiligen Geest het Reveil zijne corypheën gaf.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Mr. G. GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's