Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het duizendjarig Rijk. (9)
Ook in de dagen van het Reveil, toen veelszins de bedorvenheid der officieële Kerken gevoeld werd en de onzalige beginselen van het modernisme zooveel verwoesting hadden aangebracht en de haat en vervolging tegenover Gods volk zoo bitter en streng was, werd onder invloed van bekeerde Joden als N e a n d e r,  Da C o s t a  en  C a p a d o s e  de Chiliastische idee hier en elders nog al sterk gepropageerd. Prof. Hengstenberg leerde, dat 't duizendjarig rijk er al geweest is, maar de meesten zeiden, dat het nog komen moest en dat het nu wel spoedig komen zou, nu alle tronen der aardsche vorsten begonnen te wankelen.
Ook secten als de  Swedenborgianen,  Irvingianen, de Apostolisch en Darbisten, Mormonen, enz., ook groepen van menschen als de „Internationale Vereeniging van ernstige Bijbelonderzoekers" (Kantoor te Leiden), ijveren sterk voor de leer van een duizendjarig rijk. En vooral gedurende den grooten, gruwelijken, grof-zinnelijken wereldoorlog, waarin geen enkel geestelijk moment te bespeuren valt, spitsten zich de ooren van velen, om te luisteren of de Vredevorst nog niet kwam, om de zwaarden tot spaden te maken. Hoe ging er door veler ziel niet diepe ontroering, toen 9 December 1917 het bericht door de wereld ging: „Jeruzalem is door de Engelschen ingenomen!" Toen riep men: „nu is de Schrift vervuld, dat Jeruzalem niet meer van de heidenen vertreden zal worden" (Luc. 21 vers 24, laatste gedeelte). En men droomde, dat „u der heidenen tijden vervuld waren", Palestina aan de Joden zou worden teruggegeven en dat een Joodsche Staat zou komen; waarbij de Chiliasten luide verkondigden, dat Israël naar Palestina zou wederkeeren, dat Jeruzalem zou worden hersteld als de stad des Grooten Konings, dat Jezus zou nederdalen op aarde, dat het duizendjarig vrederijk zou aanvangen, waarbij de Joden zich zouden bekeeren tot en zouden buigen voor den Christus en een bevoorrechte plaats zouden innemen in Sion.
Bij alles wat geschreven en geleerd is in betrekking tot en ter verdediging van het Chiliasme, inzonderheid in de laatste zestig jaren, heeft de Gereformeerde theologie haar meening gehandhaafd, dat de Heilige Schrift ons niet leert, dat een duizendjarig vrederijk op aarde in aantocht is. Die leer berust op een dwaling en op verkeerde uitlegging der Schriften.
Prof.  G u n n i n g  spreekt b.v. van „de verrukkelijke beteekenis van de leer omtrent het duizendjarig rijk", die, zegt hij, "zoo vaak door kortzichtig misverstand des ongeloofs als onpractische droomerij veroordeeld werd". En ds. R o o z e m e y e r, de bekende dominee van ethische richting te Arnhem overleden, verwachtte, dat, als het vrederijk kwam, gansch Israël voor zijn Koning zou worden gewonnen. Maar de Gereformeerde theologie blijft handhaven, dat een ander vrederijk wacht, als Christus als Rechter zal wederkomen op de wolken. En de tijden die daaraan voorafgaan — dat zijn de jaren, die  n u  door ons worden beleefd en door onze kinderen zullen beleefd worden — moet de wereld alom worden voorbereid op die komst, om zich te leeren bekeeren, zullen ze niet worden uitgeworpen straks in de buitenste duisternis. Daarbij verwacht Gods volk  g e e n  vrederijk op aarde, onmiddellijk aan de komst van Christus voorafgaand. Integendeel! De tijden zullen zwaarder en banger worden. Maar de roep dat de Bruidegom komt, moet uitgaan van volk tot volk, om straks te worden opgenomen in heerlijkheid den verhoogden Heiland tegemoet gaande, zeggende: „Kom, Heere Jezus, ja, kom haastelijk!"
Als voorbeeld hoe men ten opzichte van deze Chiliastische droomerijen, die wij op grond van de H. Schrift verwerpen, er ook een „midden-weg" op na kan houden en er dan zoo „tusschendoor kan zeilen" vermelden we hier wat Dr. J. H. Gunning J.Hzn., de bekende redacteur van „Pniël" in zijn boek „Het Boek der Toekomst", zijnde een uitlegging van „De Openbaring van Johannes" schrijft. Als Ds. Gunning gekomen is bij de uitlegging van Openb. 20 (waarover wij later nog zullen handelen) dan zegt hij:
„Hier hebben wij het veelbesprokene „Duizendjarige Rijk", voor velen een steen der ergernis, voor anderen zóó dierbaar, dat zij bijkans geene andere bladzijde des Bijbels kennen dan deze. Hoeden wij ons voor eenzijdigheid aan beide kanten! Er is grootelijks gezondigd door de chiliasten van alle eeuwen, en wij gelooven dat de rechtzinnige Kerk, zoowel vóór als na de Hervorming, volkomen terecht hunne droombeelden als zinnelijke, Joodsche verwachtingen heeft veroordeeld. Door misverstand van het karakter dezer luttele verzen van Openbaring 20, en vergetende dat men toch allereerst op de klare en onmiskenbaar duidelijke uitspraken van Jezus (Joh. 5: 28 ; Matth. 2 : 31 enz.) en de Apostelen (1 Cor. 15: 22, 52 ; 1 Thess. 4: 16 enz.) had te letten, en daarnaar deze verzen (van Openb. 20) had te verklaren, is men tot de geheel onschriftuurlijke voorstelling gekomen dat Jezus nog tweemaal zou moeten wederkeeren: ten eersten male om in het aard­sche Jeruzalem duizend jaren met zijne hei­ligen te regeeren, ten tweeden male (dus na eene hernieuwde hemelvaart!) om ten oordeele te komen. Had men meer met het „teekenachtige" dezer apokalyptische visioenen gerekend, en bedacht dat ons daarin meer groote beginselen en leidende gedachten dan chronologisch-gerangschikte voorspellingen der wereldgeschiedenis worden gegeven, dan had men ook bij deze schildering (in Openb. 20) niet voorbijgezien dat hier de troostvolle waarheid wordt uitgesproken dat te midden van de ontzaglijke oordeelen Gods er ook tijden van verademing, geestelijke oasen zijn, en dat reeds aan deze zijde van het graf, reeds in deze Bedeeling, de Kerk des Heeren hare triomfdagen kent — dagen zóó rijk en zóó vol van heerlijkheid, dat zij door het volle, rijke cijfer „duizend" kunnen worden gesymboliseerd".
Ds. Gunning gelooft dus niet aan eene duizendjarige vrederegeering van Christus op aarde. Hij noemt dat ook Joodsche droomerijen. Maar hij spreekt van „geestelijke oasen" en „tijden van verademing". Zeer terecht, daar de Heere tusschen kwade en zware tijden ook verademing, groei en bloei geeft, naar Zijn Raad en Welbehagen!
Maar dan gaat Ds. Gunning toch weer den kant van de Chiliasten op als hij verder schrijft:
„In zijn laatste openbaring nu is dit Millennium (van mille = duizend en annum = jaar: Duizendjarig Rijk) gewis nog geheel toekomstig. In de volgorde der Apokalypse (der Openbaring) gaan er aan vooraf: de val van den Antichrist en van den valschen Profeet, de vernietiging van de tien koningen met alle aanbidders van het Beest, en de binding en wegsluiting van den Satan in den afgrond. En even zeker als de Antichrist in zijn gruwelijkste, laatste gestalte nog toekomstig is, is het Duizendjarig Rijk, dat op hem volgt, het óók".
Hier komt dus toch weer het D u i z e n d j a r i g  R ij k, na den val van den Antichrist, als rustperiode voor den dag! Ds. Gunning waarschuwt dan echter om vooral voor Amerikaansche leeringen op z'n hoede te zijn. Maar zelf zegt hij dan toch: „Zoo leert dan ons de Openbaring, dat er een tijd zal aanbreken, nog vóórdat de vernieuwing van hemel en aarde op het slotgericht over levenden en dooden gevolgd is, waarin de macht des kwaads gebreideld is, duizend jaren lang. Dat getal 1000 is natuurlijk niet letterlijk maar symbolisch op te vatten, 10X10X10, aanduiding van de hoogste voltooiing waarvoor de toestanden op aarde vatbaar zijn, sluitsteen van alles wat God in deze laatste tijden doen zal tot voltooiing van Zijn Rijk." Het zal dus, volgens Ds. Gunning, een allervolmaaktste tijd zijn straks! Want hij zegt: „De gedachte van een langen duur moet geheel teruggedrongen worden (duizend ziet niet op de tijdsruimte); op het karakter van volkomenheid der toestanden valt de nadruk."
Maar wie gelooft dat nu, dat straks een a l l e r v o l m a a k t s t e  t ij d  zal komen in het eind vóór de wederkomst van Christus? De Schrift spreekt zulks overal tegen!
Ds. Gunning vindt het zoo'n troostvolle gedachte. Hij schrijft: „Het zij ons genoeg blijmoedig te mogen gelooven dat er zulk een Sabbat ook nog voor deze aarde komt, een voorsmaak der eeuwige Sabbatsrust, een lente op aarde, die den hemelschen zomer voorafgaat! De geloovigen hebben haar noodig, om goed te leeren verstaan dat ook zij nog niet volmaakt zijn, dat ook zij nog moeten wassen en toenemen in de genade; de ongeloovigen opdat zij de heerlijkheid des Evangelies krachtig en onmiskenbaar zouden leeren kennen en zich tot den Heere bekeeren zouden, wat bij zeer velen ook gewisselijk het geval zal zijn."
Wij gelooven er niets van, dat het alzoo zal geschieden. De rust en de vertroosting voor Gods volk ligt elders. Straks zullen ze in de ruste ingaan, maar hier is en blijft het strijden en lijden; ja, in 't laatst der dagen zal de benauwdheid eer toenemen dan minder worden. En het beginsel der Sabbatsruste ligt in den verborgen omgang met God en de genieting van Jezus Christus. „Dat ik alle de dagen mijns levens van mijne booze werken ruste, den Heere door Zijnen Geest in mij werken late en alzoo den eeuwigen Sabbat in dit leven aanvange". (Zondag 28).
Ds. Gunning zegt dan van die komende lente (?): „Hoe die lente nu eigenlijk wezen zal wordt ons niet vermeld. Is het dan eigenlijk geene dwaasheid dikke boeken vol te schrijven over toestanden, waar wij niets met zekerheid van weten? D i t  alleen kunnen wij er van zeggen: het zal een schoone, heerlijke tijd wezen. Een tijd waarin het Evangelie eene macht zal zijn, gelijk nog nimmer te voren. Dat de Heere Jezus nog eens op deze aarde, in een zicht-en tastbare stad, een herbouwd en vernieuwd aardsch Jeruzalem, zal komen te wonen, schijnt mij een grof misverstand van Openb. 20 vers 9 en van sommige misbruikte O.-Testamentische beschrijvingen, waar men de heilige poëzie der profeten in plaatselijke, zinnelijke vooruitzeggerij heeft veranderd. Voorwaar, des Heilands woord verliest zijne kracht nimmer: „mijn Koninkrijk is niet van deze wereld!" Die „turksche hemel", waarvan de chiliasten aller eeuwen gedroomd hebben, zal blijken niets anders dan een ijdele, doch waarlijk niet onschadelijke fantasie te zijn geweest".
Hier spreekt ds. Gunning naar ons hart, maar aanstonds begint hij dan toch weer uit een ander vat te tappen en zegt: „Maar wèl zullen, wanneer de Satan gebonden en de Antichrist vernietigd is, de machten van het goede en van de waarheid zich in ongekende vrijheid kunnen ontwikkelen op aarde, zoodat de vijanden Gods, die er ook dan nog zullen zijn, zich tot de uiterste einden der aarde zullen teruggedrongen zien, terwijl de kinderen Gods, zoolang verstrooid en verdrukt, dan het middelpunt der aarde zullen innemen, en het gebruik van al hare gaven en krachten in 's Heeren dienst zullen hebben. Het kwade in de menschen is dan nog wel niet vernietigd, maar al die machten van zonde en van verderf rondom hen, die hen thans zoo onophoudelijk kwellen en verleiden, zullen dan gebreideld wezen. Dan ook geen belemmering meer voor de prediking des Evangelies, — een heerlijke tijd, waarnaar de ziel van eiken pelgrim in Mesech met heilig verlangen kan uitzien".
Dat wij 't hierin niet eens zijn met ds. Gunning, is nu wel duidelijk. Want hoe mooi ook voorgesteld, de Schrift zegt ons voor de pelgrims naar het Kanaan, dat Boven is, gansch andere dingen belangende de laatste dagen! Een heerlijke tijd? Lees dan Gods Woord er nog maar eens op na! En ook artikel 37 van onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis. Het zuchten en !het verlangen van de Bruid is naar de wederkomste van Christus. En Hij zegt: Ik kom. En de Bruid zegt: Ja, Heere Jezus, ja, kom haastelijk!
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's