Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPIJ

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Fatalisme.
Bij de behandeling van het ontwapeningsvoorstel in de Tweede Kamer heeft het Kamerlid, de heer Duymaer van Twist, in den breede het standpunt uiteengezet, dat de Anti Revolutionaire Partij ten aanzien van de ontwapening inneemt en daarbij in het kort doen uitkomen de houding dezer partij inzake het probleem van den Oorlog. Van dit laatste zeide hij o.m.:
»Ik sta op het standpunt, dat tengevolge van het feit, dat het geheele menschdom onder de zonde ligt, en de zonde in de wereld zal blijven heerschen, in de bedeeling, waaronder wij leven, het nimmer tot ontwapening zal kunnen komen, omdat de oorlog een gevolg is van de zonde en samenhangt met allerlei zondige hartstochten. De mensch is van nature onbekwaam tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad«.
Tegen deze uitspraak kwam in de Kamer van twee kanten bedenking. Eerst van de zijde van de Roomsch Katholieken en daarna van den kant van de Sociaal Democraten.
Prof. Veraart, de Roomsch Katholiek, zeide dat op deze wijze het zonde-probleem niet mag worden gesteld, althans niet op deze fatalistische wijze de zonde aan den oorlog mag worden gekoppeld. Genoemde afgevaardigde onderschreef gaarne, dat de zonde de oorzaak is van vele oorlogen, maar daarnaast erkende hij niet het fatalisme, dat duidelijk uit de woorden van. den A.R. afgevaardigde sprak, die eigenlijk alle strijd om verbetering en het wegnemen van den oorlog uit ons midden tot een illusie maken. En de heer Albarda, die als Sociaal Democraat de zonde loochent en van de stelling uitgaat, dat de mensch van nature goed is en dus in staat zal zijn om het kwaad en dus ook den oorlog te overwinnen, achtte, dat, wanneer men op 't standpunt staat van den heer Duymeer van Twist, men zich met hart en ziel in den bewapeningsstrijd moet storten. Men verwacht, zoo zeide de Socialistische afgevaardigde, een ramp, die onvermijdelijk is en men moet zich dus zoo krachtig mogelijk op die ramp voorbereiden.
Uit de citaten van de redevoeringen der beide Kamerleden, de Roomsch Katholieke professor Veraart en de Socialistische ingenieur Albarda, blijkt wel een diepgaand verschil op het stuk der zonde, maar toch ook een zeldzame overeenstemming voor wat betreft de conclusie, welke zij uit het standpunt van den heer Duymaer van Twist trekken.
Ten aanzien nu van deze conclusie heeft  D e  S t a n d a a r d  van 8 Maart een paar juiste opmerkingen gemaakt.
Het A.R. dagblad schrijft, na te hebben laten voorafgaan dat het aanwijzen van de oorzaak van den oorlog met eenig fatalisme (noodlotsgedachte) niets te maken heeft:
»Als wij zeggen, dat de oorlog een gevolg van de zonde is, dan gaat het er om, de oorzaak van dit kwaad aan te wijzen, maar dan wil dit niet zeggen, dat hij niet bestreden moet worden. Juist het omgekeerde is het gevolg. Juist, omdat de oorlog een gevolg van de zonde is, moet zij worden bestreden en tegengegaan. Men moet ook hier de dingen goed onderscheiden, om goed te leeren. Het verband, dat gelegd wordt tusschen den oorlog en de zonde, heeft betrekking op de oorzaak van het kwaad, niet op de bestrijding daarvan. Alle zonde moet bestreden, en, kan het, geweerd. De groote vraag is hier: in welken weg dit kan geschieden en hoe de mensch daartoe in staat is«.
En verder: »Het geloof, dat zegt: de oorlog is het gevolg van de zonde, legt tegelijk den duren plicht op, om tegen dit gevolg te strijden. Want onze God is een heilig God, Die niet zal onschuldig houden, wie tegen Zijn Goddelijke wet ingaat. De menschheid blijft  v e r a n t w o o r d e l ij k  voor het kwaad van den oorlog, omdat hij een gevolg van de zonde is. Van z ij n zonde en smadelijken val«.
Dat, wat De Standaard hier schrijft, ook zoo door den heer Duymar van Twist in diens Kamerrede wordt bezien, blijkt wel uit hetgeen deze afgevaardigde als toelichting op zijn hierboven aangegeven standpunt liet volgen. In de Handelingen van de Tweede Kamer vinden wij daarvan dit gezegd: »Sluit deze belijdenis nu in zich, gelijk men vaak hoort, een verheerlijking van den oorlog? Neen, Mijnheer de Voorzitter, in geen enkel opzicht. Ook wij zien ongetwijfeld de namelooze ellende, welke de oorlog over de volken brengt, en evenals wij geneesmiddelen gebruiken bij ziekten en den bodem door dijken beschermen tegen watervloeden, zoo hebben wij ook tot plicht ons tegen den oorlog te verzetten en elk middel te steunen, dat de kans op oorlog kan beperken. Maar daarnaast hebben wij te ijveren voor de heerschappij van het recht en om die roeping mogelijk te maken, kan een weermacht niet worden ontbeerd«.
Hier is van fatalisme geen sprake. En daarom was dan ook de conclusie, welke op de noodlotsgedachte gebouwd werd, absoluut onjuist. Wanneer men belijdt, dat de oorlog een gevolg is van de zonde, dan moet dit eerst worden erkend, willen wij den weg der bestrijding leeren kennen. De zonde maakt den „mensch machteloos. Maar alleen de genade Gods kan de zonde overwinnen.

De vaccinedwang.
Het wetsontwerp strekkende om voorzieningen te treffen tegen besmettelijke ziekten, en dat nog behoort tot de nalatenschap van het Kabinet-Ruys de Beerenbrouck, heeft de Minister van Arbeid dr. Slotemaker de Bruine, thans zoodanig gewijzigd, dat de bepalingen omtrent de gewetensbezwaren tegen inenting daaruit zijn komen te vervallen. Deze wijziging was te verwachten na de verklaring van den minister-president mr. de Geer, dat het Kabinet geen enkel ontwerp zou indienen, waarbij eenig beginsel zou zijn betrokken. Op dit standpunt zich plaatsende, moest dus ook ten aanzien van het vaccine-vraagstuk den bestaanden toestand, d.w.z, dat met geen gewetensbezwaren wordt gerekend, gehandhaafd blijven.
Natuurlijk sluit deze houding van het Ministerie niet uit, dat de Kamer volkomen vrij blijft om van haar gevoelen ten opzichte van beginselkwesties te doen blijken. En van die bevoegdheid gebruik makende, heeft mr. Bijleveld met eenige andere Anti Revolutionairen voorgesteld de wijziging van den Minister van Arbeid weer ongedaan te maken en in het wetsontwerp al die bepalingen op te nemen, die kunnen dienen om tegemoet te komen aan hen, die op grond hunner godsdienstige overtuiging gewetensbezwaar hebben tegen inenting. In het amendement, dat daartoe werd ingediend, wordt de zaak zoo geregeld, dat degene, die uit hoofde zijner godsdienstige overtuiging de inenting tegen de pokken niet geoorloofd acht, een verklaring bij de burgemeester zijner gemeente indient om dan de waarheid dezer verklaring nader onder eede te bevestigen. Het wil ons voorkomen, dat, zoo het ge­lukken mag dit amendement in de wet te doen opnemen, aan de lang gekoesterde wenschen van de tegenstanders der vaccinatie zal zijn tegemoet gekomen en daarmede dus de vaccinedwang van de baan zal zijn.  Als nu maar de meerderheid in de Kamer bereid is om het amendement te steunen. De gelegenheid daarvoor wordt haar thans geboden. 

Antirevolutionaire Staatspartij.
De Antirevolutionaire Staatspartij is van de christelijke partijen de oudste. En de oudste brieven te hebben zegt altijd nog wat; vooral als het brieven van hooge signatuur zijn. Het Program der A.R. dagteekent van 1 Januari 1878. Maar dateert de partij pas van 1 Januari 1878, de voorloopers van de A.R. zijn mr. Willem Bilderdijk en zijn dichterlijke leerling mr. Isaac Da Costa.
De eerste leefde van 1756 tot 1831 en is de leermeester van de Hogendorpen, Da Costa, Capadose, Groen van Prinsterer, Elout en anderen. Door zijn lessen als privaat-docent, zijn geschiedenis en zijn gedichten, oefende hij grooten en blijvende invloed uit.
Mr. Isaac da Costa werd geboren in 1794 en stierf in 1868. Oorspronkelijk was hij een Jood, maar werd later tot het Christendom bekeerd en dan moet hier genoemd worden zijn geschrift: „Bezwaren tegen den Geest der Eeuw", waarin hij protesteerde op zeer krachtige wijze tegen de zelfbekoring des tijds, tegen het farizeïsme en de eigengerechtigheid, tegen de onverschilligheid en het ongeloof. Dit geschrift opende velen de oogen en gaf hun moed partij te kiezen in een tijd, toen men onder den naam van „verdraagzaamheid" zeer gewone onverschilligheid zoowel voor godsdienstige als staatkundige vraagstukken openbaarde.
Van groote beteekenis voor het ontstaan der Antirevolutionaire Partij is ook geweest het Reveil, d.i. de groote geestelijk opwekking, die in het begin der 19e eeuw door geheel Europa plaats vond en waaraan voor Nederland de namen van predikanten als ds. de Liefde, ds. Kohlbrugge, maar ook die van particulieren als: Vijgeboom, Groen van Prinsterer, Elout van Soeterwoude, Capadose en da Costa verbonden zijn. Bij enkelen van deze bracht de kracht der beginselen het tot een doorzetten ook op het terrein van het  p o l i t i e k e  leven en zoo gaf het Réveil mede den stoot tot een krachtiger openbaring in het staatkundige.
De stichter der A.R. Staatspartij is Guillaume Groen van Prinsterer, die „niets onnederlandsch aan zich had dan alleen zijn voornaam". Deze leefde van 1801 to 1876. Den 21sten Aug. 1801 werd hij te Voorburg geboren, te Leiden studeerde hij in de rechtswetenschappen en in de klassieke letteren. In 1827 werd hij referendaris bij het Kabinet van Koning Willem I; een jaar later vertrok hij naar Brussel en werd in 1829 Kabinets-secretaris, waardoor hij dagelijks met den Koning in aanraking kwam. Te Brussel had de predikant Merle d' Aubigné grooten en gezegenden invloed op hem. Onder de leuze: „Tegen de revolutie het Evangelie", trad hij het staatkundig strijdperk binnen, werd smalend genoemd een veldheer zonder leger en werd menigmaal door zijn beste vrienden verlaten, die meenden dat hij te ver ging.
Door zijn talrijke geschriften, alsook door II, redevoeringen is hij er in geslaagd ons volk wakker te krijgen, zoodat velen begonnen in te zien, in welk een treurigen toestand de revolutiebeginselen ons gebracht hadden.
Omdat  G r o e n  een woord in het hart van de Christus-belijders heeft kunnen werken; omdat hij veler oogen geopend heeft voor hun roeping; omdat hij een groep van politieke geestverwanten om zich heeft weten verzamelen; daarom mag, ja moet hij genoemd worden de  s t i c h t e r  en de  g r o n d l e g g e r  der Antirevolutionaire of Christelijk-Historische partij.
Mr. Groen van Prinsterer heeft de belijders van Christus in Nederland overtuigd van hun roeping als staatsburgers. Wel kon men toen nog niet spreken van de Antirevolutionaire  p a r t ij, want er was nog geen program, maar toch zeer zeker van de Antirevolutionaire  r i c h t i n g. Voorspoedig ging het echter niet. Dat laat zich ook wel verstaan, als we weten, dat velen met Groen meegingen die bang waren voor de revolutie, maar die niet het Evangelie wilden aanvaarden. N e g a t i e f  ging  men mee,  p o s i t i e f  niet. En met conservatisme kon Groen op den duur niet opschieten. Zij, die dus van den Anti-Revolutionairen vooruitgang afkeerig waren, moest Groen telkens meer van zich afschudden en dan stond hij soms ongeveer alleen. Losmaken van de conserven was plicht. De zelfstandigheid lieftst bewaard. „In ons isolement (d.i. in de zelfstandigheid van beginsel) ligt onze kracht". Een kleine getrouwe schare bleef bij hem. Zij zou den grondslag vormen van het nieuwe leger.
De Liberalen verheugden zich in den ondergang van de A.R.
De „Arnhemsche Courant" schreef in +++; „De Antirevolutionaire Partij kunnen wij, nadat zij haar hoofd in de Kamer verloren heeft en haar orgaan teniet is gdaan, niet anders dan voor memorie verklaren. Deze partij bestaat meer in herinnering dan in werkelijkheid. Haar vertegenwoordigers in de Kamer zitten daar als de nazaten van een uitstervend geslacht. Zij schijnen alleen te spreken en te stemmen om de familie-overleveringen in eere te houden". Zoo sprak het liberalisme, nadat in 1863 een Kabinet gekomen was, van welks formatie de wederopbeuring der liberale partij en de bestendiging der oude Schoolwet dagteekent!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's