Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SCHRIFT VERKLARING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SCHRIFT VERKLARING

1 Timotheüs (87)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. 1 Timotheüs 6 vers 12.

1 Timotheüs (87)
O p e n b a r e  b e l ij d e n i s  e n  i n n e r l ij k e  s t r ij d. Men doet dus beter geen belijdenis des geloofs af te leggen als men geen behoefte heeft aan den zegen van het Heilig Avondmaal. De „aanneming en bevestiging" der nieuwe lidmaten heeft alleen dan reden van bestaan als deze laatsten hun doop aanvaarden en hun zaligheid buiten zichzelf in Christus Jezus zoeken. Als zij zich „laten aannemen" alleen op eene uiterlijke kennis der Waarheid, dan ligt dit aan de verkeerde voorstelling die zij zich hiervan gemaakt hebben, waarmede zij vertrouwd zijn geraakt, helaas ook al door het eenzijdige onderwijs dat hun gegeven werd en door een prediking die zich misschien op den naam van Gereformeerd liet voorstaan maar die den zegen van het genadeverbond stelselmatig liet liggen. Het is dan beter geen lidmaat te worden. Men heeft wel eens als reden genoemd dat men door lidmaat te worden toch ook stemrecht ontvangt en daardoor tot heil der kerk aan den kerkelijken strijd kan deelnemen. Zonder dat stemrecht staat men er toch geheel buiten en kan men niets doen tegen alle ongerechtigheid in het kerkelijke leven. Natuurlijk is dit wel van belang en heeft een ieder de roeping om zijn krachten ten goede van de Gemeente des Heeren in te spannen. In vele plaatsen hebben wij inderdaad daarvoor alle krachten noodig, en is elke stem die aan onze zijde komt in de verdediging en de verbreiding der Waarheid hartelijk welkom. Maar dit is in de groote, ernstige zaak van het afleggen van openbare belijdenis een zeer bijkomstig element. Dit is in vergelijking met den grooten stap dien men doet toch zulk een geringe kwestie, dat men daarvoor veel te veel beleden en uitgesproken heeft. Als een Spanjaard met heel zijn huisgezin met verlating van al wat hij voor genot in eigen land heeft, naar Nederland komt en hier na jaren ook zijn burgerrecht ontvangt, en gij zoudt hem vragen: waarvoor hebt gij dat al gedaan? en hij zou u antwoorden „opdat ik voor de Antirevolutionaire partij zou kunnen stemmen", dan kijkt ge hem met verbazing aan. Gij weet niet hoe ge het met dien goeden vrind hebt. Ge haalt uw schouders op en denkt: wel mooi een stemmetje meer! Maar daarvoor heeft de man toch al te veel over z'n hoofd gehaald! — Nu kan deze vergelijking u wel wat te scherp en daarom onbillijk voorkomen, maar 't komt toch op hetzelfde neer als iemand, alleen maar om stemrecht te hebben, openbare belijdenis des geloofs zou afleggen. Immers men zégt toch dat men van harte gelooft de leer die men belijdt; men belooft door Gods genade daarbij te zullen volharden, de zonde en de wereld te zullen verzaken en den Heere Jezus getrouw te zullen volgen, in leven en in sterven. M.a.w. men spreekt de goede keuze uit, om de wereld en een leven zonder God vaarwel te zeggen, om den Heere naar Zijn Woord te zullen dienen. Ter voorbereiding daartoe werd men jaren lang catechetisch onderwezen; daarvoor is men aangenomen voor den kerkeraad; daartoe werden de nieuwe lidmaten openlijk bevestigd in het midden der gemeente, een zegenwensch werd hun toegezongen, ouders en familieleden hebben hen gefeliciteerd. En zie, als gij dan vraagt: waarvoor hebt gij dit al gedaan, krijgt ge het ontnuchterende antwoord: alleen maar om stemrecht te hebben Nu, dan begrijpt ge mijn vergelijking van dien Spanjaard wel?!—
De heerlijke, groote zaak van het afleggen van openbare belijdenis is, dat daardoor toegang gevraagd wordt tot het Heilig Avondmaal. En heeft men in dit laatste geen begeerte, dan vervalt eenvoudig elke reden om tot dien gewichtigen stap over te gaan. En wij zeggen tot hen die alleen het stemrecht willen laten gelden: neen, mijne vrienden, daarvoor haalt ge te veel op uw hals; de Gemeente des Heeren, ook in hare uitwendige zijde, kan geen zegen hebben van en kan niet gediend worden door menschen, die zoo lichtvaardig met de heilige dingen handelen om een beuzelachtige zaak (n.l. in vergelijking met dat groote!) te verkrijgen; daarvoor is de weldaad van het genadeverbond veel te rijk, dan dat ge die, zonder haar te kennen, zoudt gebruiken voor een of andere stembusactie; de kerk heeft aan zulke lidmaten geen behoefte.
Nu worden deze dingen niet gezegd om jonge menschen af te stooten, maar wel om hen tot nadenken te zetten, en hen aan te drijven openbare belijdenis af te leggen, bezield met de gezegende gedachte van het verbond der genade. Men make de belijdenis niet los van zijn doop, ook niet van het avondmaal, want dan is zij eene zinledige plechtigheid, die beter nagelaten wordt.
Het kan niet uitblijven dat bij deze eeniggoede beschouwing van de aanneming en bevestiging, vele bezwaren rijzen in de harten der aannemelingen. Wij hebben immers niet alleen een doopsformulier, maar ook een formulier van het Heilig Avondmaal. En hierin is sprake van de waarachtige zelfbeproeving, die niemand mag nalaten die aan den disch des verbonds treedt. Vooral is wat het tweede stuk in die zelfbeproeving betreft voor menigeen een struikelblok, n.l.: wij moeten ons hart onderzoeken of wij ook deze gewisse belofte van God gelooven, dat ons alle onze zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn en de volkomen gerechtigheid van Christus ons als onze eigene toegerekend en geschonken is. Deze waarachtige zelfbeproeving kan in dit genoemde stuk zeer moeilijk zijn, niet alleen voor jongeren maar ook voor ouderen. Toch zal, als de zelfbeproeving hierover maar ernstig geschiedt, al kan men van ganscher harte op het gevraagde nog niet ja zeggen, het Heilig Avondmaal voor ons niet gesloten zijn. Het formulier spreekt ook over het geval dat de ziel met droefheid bekent dat haar geloof nog niet volkomen is. Er is ook een zwak geloof, dat met groote schuchterheid de beloften van het genadeverbond aangrijpt, zoodat er wel een verlangen is naar de weldaad der schuldvergeving, terwijl men nog niet durft uitspreken dat men gerechtvaardigd is. Als er ten minste deze innerlijke strijd met het ongeloof van eigen hart maar mag zijn, zal de Heere, juist door het Avondmaal, Zijn zwakke, hulpbehoevende kinderen weten te sterken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

SCHRIFT VERKLARING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's