Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het duizendjarig Rijk. (18)
We moeten het nu nog over twee dingen hebben alvorens we deze artikelenreeks kunnen sluiten. En wel over het  J o d e n v r a a g s t u k  en over  O p e n b a r i n g e n 20. We kunnen er niet aan denken, om het  J o d e  n v r a a g s t u k  in z'n geheel te behandelen. De lectuur is legio. Maar dat hoeft ook niet. 't Gaat in verband met het Duizendjarig vrederijk, waarbij Christus gedacht wordt op aarde Koning te zijn, en dan in Kanaan Zijn heerlijkheid en in Jeruzalem Zijn majesteit openbarend — 't gaat over de vraag, of Israël, het Joodsche volk, dan weer naar Jeruzalem zal wederkeeren en of dan een nationale bekeering van het Joodsche volk in Palestina is te verwachten. Volgens de Chiliasten zullen de christenen in het duizendjarig vrederijk naar den tweeden rang teruggeschoven worden, terwijl de Joden op den voorgrond zullen treden, duizend jaar, en den toon zullen aangeven bij alles. Als Christus wederkomt zal het alles om d e  J o d e n  gaan, de Joden voor en de Joden na!
Door de Chiliasten wordt een nationaal herstel van het Joodsche volk, in het Joodsche land, met de Joodsche steden en dorpen verwacht. Jeruzalem zal worden herbouwd en Christus, de groote Zoon van David, zal in de stad Davids den troon Zijns Vaders beklimmen en Koning zijn over Israël, over Abrahams zaad. Het volk, dat Christus gekruisigd heeft, zou dan een vóórsprong krijgen boven de gemeente van Christus uit de heidenen, omdat, zoo zegt men, Israël het volk is waarmee de Heere Zijn verbond heeft opgericht, welk verbond een eeuwig en onwankelbaar verbond is. Wij hebben al gemerkt, dat er tal van teksten te noemen zijn, die, oppervlakkig genomen, er heen wijzen, naar 't schijnt, dat het aardsche Kanaan en het aardsche Jeruzalem weer een groote rol zullen gaan spelen in de toekomst. Maar we hebben ook gezien, dat het land waarheen Abraham reisde, het hemelsch Kanaan is en dat ons Jeruzalem Boven ligt. Daar moeten dan ook de Schriften, zij 't onder beelden aan 't aardsche Kanaan en 't aardsche Jeruzalem ontleend, ons altijd heen wijzen. De Heere werk vooruit en niet achteruit. En daarom gelooven wij er niets van, dat het gaat naar een duizendjarig vrederijk op aarde, met een aardsche heerschappij van Christus en met een aardsche heerlijkheid voor 't Joodsche volk. Neen, Christus werkt op de eeuwigheid aan, om Zich een volk van alle landen te vergaderen en dan straks dat ware zaad Abrahams den Vader voor te stellen, waarna het eeuwig Koninkrijk zal openbaar worden, waarin God zal zijn alles in allen.
Het Joodsche volk is daarin voor de toetomst en voor de eeuwigheid wel begrepen. Want na een tijd van toorn zal de Heere Israël weer genadig zijn en van Israël zullen komen tot bekeering en tot aanbidding van Christus. Maar de Joden zullen met de heidenen zalig worden, waarbij nu eens de bekeering van den een en dan weer de toevergadering van den ander op den voorgrond zal staan, maar wat al dienen moet, niet om een aardsch vrederijk te stichten, maar om de bruid aan Christus toe te bereiden, die Hij straks den Vader voorstellen zal als een reine maagd, tot eeuwige heerlijkheid en zaligheid.
De Joden zullen daarbij niet ontbreken; ze zullen straks ten slotte zich leeren bekeeren tot den Christus Gods, door de toevergadering van de heidenen tot het Koninkrijk Gods jaloersch geworden zijnde, en met hen zullen in het eind de volkeren vergaderd worden, saam Gods volk genaamd zijnde.
Het Joodsche volk wordt niet met wortel tak uitgeroeid. De Heere zal Zijn oude bondsvolk genadig zijn. Zij zullen leeren vragen naar den Heere en Zijn Gezalfde. Hos. 3 vers 4—5: „Want de kinderen Israels zullen vele dagen blijven zitten zonder Koning en zonder Vorst, en zonder offer en zonder opgericht beeld en zonder efod en terafim. Daarna zullen zich de kinderen Israels bekeeren en zoeken den HEERE hunnen God en David hunnen Koning, en zij zullen vreezende komen tot den HEERE en tot Zijne goedheid, in het laatste der dagen"
Jehova, Israëls Bonds-God, staat en blijft dus staan achter dat volk. De HEERE gedenkt Zijn verbond. Maar immers beteekent dat nu geenszins dat Israël als Joodsch volk weer een efod zal terug ontvangen, of weer naar Jeruzalem, in Palestina, zullen wederkeeren, of weer David als hun Koning zullen wederkrijgen. We weten toch waarlijk wel beter!
En dus als de Joden „in het laatst der dagen" zullen leeren vragen naar den Heere dan zal dat geenszins zijn als er een duizendjarig vrederijk op aarde, in Kanaan, zal te aanschouwen zijn; maar het zal wezen op Gods tijd, in den weg van de prediking des Woords en door de uitstorting des Geestes en dan zal van Israël, met de volkeren, vergaderd worden en dan zal straks gansch Israël, het geestelijk Israël, 't ware zaad van Abraham, het geloovige volk, uit alle natiën saamgebracht, voor den Heere ingaan en Jezus Christus zal komen om ze allen aan den Vader voor te stellen tot beërving der heerlijkheid.
Christus is toch een licht tot verlichting der volkeren en het Evangelie moet immers gepredikt worden aan alle natiën?
Dan zal op Gods tijd het deksel van der Joden aangezicht genomen worden (2 Cor. 3) en het overblijfsel der verkiezing zal zich buigen voor den Christus, roepend in waarheid: ,,Gezegend is Hij, die komt in den naam des Heeren!" (Matth. 23: 37—39).
Waarom fantaseeren nu de Chiliasten toch altijd over dat Joodsche volk, om er voorstellingen van te geven, die in strijd zijn met de Nieuw-Testamentische bedeeling der zaligheid in Christus aan alle geslachten der aarde?
Net zoo min als met „de volheid der heidenen" alle heidenen hoofd voor hoofd bedoeld worden, maar het volle getal van Gods uitverkorenen van alle plaatsen en alle tijden — net zoo min wordt met „geheel Israël" (Rom. 11) bedoeld alle Joden hoofd voor hoofd, maar natuurlijk allen die God van dat volk heeft verkoren tot zaligheid. Wij kennen geen ingaan tot het Koninkrijk Gods om de wille des vleesches; alleen door den Geest zal het geschieden; en dan zullen binnen worden geleid, die door den Vader aan den Zoon van eeuwigheid gegeven zijn. De nieuwe aarde zal door een verlost volk worden bewoond en dat zullen Joden en heidenen saam zijn, door God ten eeuwigen leven verkoren en door den Geest toegebracht. Velen zullen dan zeggen: wij zijn kinderen des Koninkrijks, maar Hij zal zeggen: gaat weg van Mij. En van het Noorden en van het Zuiden zullen er komen, om aan te zitten met Abraham, Izaak en Jacob, (als het volk des Heeren bij die patriarchen in 's Heeren Koninkrijk toevergaderd) — en de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden.
We moeten dus met de Chiliasten niet fantaseeren, dat er een soort overgangstijd, als een duizendjarig vrederijk, komen zal, waarin de Joden in eens „het een en het al" zullen zijn. Want er is geen aanneming des persoons bij God. Hij bemoeit Zich nu met gansch Zijn volk en gansch Zijn Kerk, verspreid over gansch de aarde. De middelmuur der afscheiding tusschen Joden en heidenen is weg, en de Joden moeten nu niet meer hopen op hun Joodsche afkomst en op hun Joodschen naam, maar ze moeten, gelijk alle anderen, tot Christus leeren komen, om mee den Heere te leeren danken, dat Hem lof bereid wordt in Christus door den Geest, door alle vleesch, in alle taal.
De Heere zal in Christus, die het zaad der vrouw is, en de Zoon des menschen genaamd wordt, 't menschengeslacht nu bewerken en de volkeren roepen tot bekeering. Het is maar een tusschentijd geweest, die tijd toen God Zich alléén bemoeide met het Joodsche volk. En die tijd komt nooit terug! De genade is slechts tijdelijk tot het ééne volk der Joden beperkt geweest, 't Is nu anders, en zooals het nu is, zóó blijft het.
Daarom: wie zijn het ware Israël nu? Is het Abrahams zaad, naar het vleesch genomen? Immers neen! Voor God is het ware Israël dat volk, dat wandelt in het geloof. Dat is het ware zaad Abrahams. En dat Israël is internationaal, waartoe ook behooren zullen alle uitverkoren Joden (er zal er niet één gemist worden. God heeft Zijn volk niet verlaten !), maar ook alle uitverkoren heidenen, van alle taal en volk. Laat ons de Schrift toch goed trachten te verstaan! Zal  B a b e l, als stad, als volk, als land herrijzen? Immers neen! Toch staat er „dat de koningen der aarde met Babel zondigen en afhoereeren". Wat is  B a b e l  dan ? Toch niet letterlijk h et o u d e  B a b y l o n i s c h e  r ij k? Immers ieder van ons weet, dat er mee bedoeld wordt: de goddelooze wereldmacht, in Nederland, in Frankrijk, in Amerika, ja, overal. Dat is  B a b e l  de booze wereld, het rijk van Satan. En dan is Israël: het volk des Heeren, het rijk van Christus. Nu moeten we met de Chiliasten dus niet vleeschelijk redeneeren en bij 't Joodsche volk blijven staan, maar we moeten geestelijk vooruitzien en dan zien we in de verte den geestelijken tempel des Heeren, het geestelijk Jeruzalem, het geestelijk Israël! Wie Ezechiël 's profetie letterlijk Joodsch neemt, gaat fout. Een herstel van den ceremoniëelen eeredienst is volstrekt uitgesloten. Het gesprek van den Heiland met de Samaritaansche vrouw wijst ons den rechten weg: geen aanbidding op den Gerezim, geen aanbidding te Jeruzalem, maar 't volk des Heeren zal Hem aanbidden in geest en waarheid, hier en elders en overal! Ook wij verwachten dus een glansperiode voor de gemeente des Heeren.
Maar als de Chiliasten spreken van een duizendjarig vrederijk, dat aan de wederkomst van Christus ten oordeel voorafgaat, dan weigeren wij hen te volgen in deze. En als de Chiliasten zeggen, dat er vóór het finale oordeel op den jongsten dag een voorloopige schifting zal plaats hebben en dat de geloovigen 10 eeuwen zullen heerschen op aarde en dat de Joden daarbij dan de eerste rol zullen spelen, dan zeggen wij, dat de Schrift niets van deze dingen leert; veeleer leert de Schrift duidelijk andere dingen voor de toekomst. (Matth. 24 vers 30, 31). Niet duizend jaren te voren, maar bij de verschijning van Christus als Rechter, worden de uitverkorenen bijeen vergaderd; en eerst dan zal de schifting en de scheiding plaats hebben.
En die bij de voleinding der wereld zullen worden voorgesteld aan den Vader, die zullen „het ware Israël Gods" zijn, het uitverkoren Sion, van alle volk vergaderd; óók uit het Joodsche volk alle uitverkorenen, maar ook uit de heidenen alle uitverkorenen; saam „geheel het Israël des Heeren", waarvan er niet één gemist zal worden. En dan zal het storelooze vrederijk ingaan, niet voor duizend jaar, maar voor eeuwig. Nu is de leidende positie bij de wereld en de lijdende positie bij de Kerk. Dan is de Kerk des Heeren alles en de wereld zal in vuur en vlam gezet worden, waarbij alle goddeloozen zullen vergaan. Uit het branden der elementen zal dan een geheel nieuw wereldbeeld verrijzen; en het volk des Heeren zal juichen, om den Heere toe te behooren voor eeuwig tot zaligheid. Jood en heiden saam zullen dan als het zalig volk voor God in Sion verschijnen.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's