Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het duizendjarig Rijk. (20)
Jezus heeft heel zijn leven lang ingeworsteld tegen die  a a r d s c h e,  s t o f f e l ij ke  voorstellingen der Joden aangaande Zijn toekomst en Zijn Koninkrijk. De Heiland wilde Zijn discipelen zoo gaarne opvoeren tot geestelijke, hemelsche gedachten. Geen aardsch Koninkrijk, met residentie, kroon en troon. En geenszins voor duizend jaar! De Heiland werkt voor een eeuwig koninkrijk en voor een eeuwige toekomst der heerlijkheid, waarin Jood en heiden saam zullen deelen, een iegelijk die gelooft.
Daar gaat het nu heen, zij 't langs lange en bange wegen van veel ongeloof en Godsverachting; waarbij 't zóó hoog zal gaan in gruwel en zonde, dat te voren reeds angstig gevraagd is geworden: als de Zoon des menschen op aarde zal wederkomen, zal Hij dan geloof vinden?
In die periode van toevergadering van Gods volk, in dien tijd van voorbereiding van Gods Koninkrijk, zijn we nu. Achter het menschengeslacht, dat in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren wordt en dat niet naar God vraagt en den dood zoekt, zonde op zonde stapelend en ongerechtigheid met ongerechtigheid vermeerderend — achter dat alles ziet de Gemeente des Heeren Hem staan, Die Zich van eeuwigheid heeft ontfermd over een gevallen menschdom en in Christus Zich een volk heeft verkoren, om Zich een gemeente te vergaderen van alle plaatsen, van alle volk, van alle vleesch — opdat straks heel dat volk der beminden zal worden toevergaderd en staan zal op den berg der heerlijkheid, 144000!
God, de Heere Almachtig, staat daar voor ons geestesoog! De Heere, Die bekleed is met heerlijkheid, zit daar in Zijn raad!
Dat is onze wijsheid, dat is onze sterkte, dat is onze hope! En nu dansen de lichten en glanzen de sterren. Nu zien we de voetstappen des Heeren, die druipen van vettigheid. Nu zien we Hem, Die niet laat varen de werken Zijner handen; den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die wonderen werkt. En we gaan zingen met onze kinderen:
U alleen, U loven wij:
Ja, wij loven U, o Heer!
Want Uw naam, zoo rijk van eer, 
Is tot onze vreugd nabij;
Dies vertelt men in ons land,
Al de wondren Uwer hand.
Nu staat voor ons de geschiedenis der wereld vast. We weten, dat de Heere werkt en wie zal het dan keeren? Wie het keeren zal telkens weer? Is het niet de Satan, de duivel, de oude slang, de menschenmoorder van den beginne? Is het niet de booze, die Christus haat en tegenstaat overal en altijd? Die Gods volk belaagt, benauwt, vervolgt, pijnigt, beschuldigt, zoekende wie hij zou mogen verslinden? Is het niet de duivel, die de wereld verleidt en tot gruwelijkheid voorgaat, telkens weer brutaler en listiger?
En zoo zien we den Heere, zittende op Zijn troon en we verblijden ons, dat Hij regeert. Maar zoo zien we tegelijk den duivel, den overste der wereld, die brult als een leeuw en loert als een tijger en rondschuifelt als een slang, en we weten, dat het wereldprogram, naar Gods bestel na den zondeval is: door lijden tot verblijden, door strijd tot overwinning. Zoo staat voor al Gods kinderen geschreven: door velerlei verdrukkingen zult gij ingaan, maar hebt goeden moed, want Ik heb de wereld overwonnen en gij zult straks den Satan uit den hemel zien vallen als een bliksem in den put des afgronds, gelijk Christus hem reeds heeft uitgeworpen en hij besloten is in eeuwige banden. 
Dat is het thema der wereldgeschiedenis.
Naar dat program worden ons dan ook de hemelsche visioenen voorgehouden in het boek de Openbaring, zooals de verhoogde Heiland die aan Zijn dienstknecht Johannes heeft laten zien, opdat hij ze zou bekend maken aan de gemeente des Heeren op aarde, om ze voor alle tijden te bewaren, tot waarschuwing en troost.
We moeten deze dingen recht leeren zien en leeren verstaan.  Dan zal de angst ons telkens om 't harte slaan en bange vrees onze ziele vervullen.
Want zal er wel iets van de geschiedenis ten goede terecht komen? Zal het niet van kwaad tot erger gaan? En zal het niet uitloopen op een wereldbrand, waaruit niets, niets goeds te voorschijn zal komen? Dan moet de gemeente des Heeren haar toevlucht nemen tot het gebed. Dan moet gehoord worden in Sions tente:
'k Roep, HEER ! in angst tot U gevloden:
Ai, haast U tot mijn hulp en red:
Hoor naar de stem van mijn gebed,
Daar ik U aanroep in mijn nooden!
En biddend met angst en vrees wil de Heere Zijn gunstvolk dan opvoeren tot de hoogte des geloofs en tot de blijdschap der hope. Opdat ook in Sions tente zal beluisterd worden:
Gij toch. Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht.
Uw vrije gunst alleen wordt d'eere toegebracht!
Wij steken 't hoofd omhoog, en zullen d'eerkroon dragen
Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen;
Want God is ons ten schild in 't strijdperk van dit leven
En onze Koning is van Isreis God gegeven.
Zoo naderen we tot het boek de Openbaring, zoo komen we bizonder tot het 20ste hoofdstuk, om daar nu te zien wat de Heere ons te aanschouwen geeft en te hooren, wat de Geest tot de gemeente te zeggen heeft. In Openb. 20: 1—10 lezen we allerlei, dat inderdaad door de Chiliasten gretig gebruikt wordt en vaardig zóó wordt uitgelegd, dat het alles spreekt zooals het in hun kraam goed te pas komt. Hoe moeten we nu het boek de Openbaring lezen? Wat is dat voor een boek en wat is de inhoud? Is het alles reeds geschied, of is er een deel van geschied en moet een ander deel nog vervuld worden? Is elk tafereel een bepaald afgesloten geheel of loopen de visioenen door elkaar en is er telkens een herhaling van 't geen geschied is, zij 't in opklimmende mate?
We willen er dit van zeggen: Gods raadsbesluit ligt daar. In Zijn rechterhand draagt Hij alle dingen, ook die staan te gebeuren. De Heere regeert en Hij voert. Zijn raad uit, vroeger en nu. Waarvan veel voor ons verborgen nog is, maar ook veel ons is bekend gemaakt. Openbaringen 5 laat ons dat zien. „Ik zag", zoo lezen we daar, „in de rechterhand desgenen die op den troon zat een boek, beschreven van binnen en van buiten, verzegeld met zeven zegelen". Dan komt Christus daar tusschen, om, als het Lam Gods daartoe verwaardigd, het boek te openen en wat er in geschreven staat, over 't aardrijk te brengen. Onder 't geluid van zeven bazuinen worden de zeven zegelen een voor een geopend en de oordeelen en straffen, de uitreddingen en de verlossingen Gods, komen te voorschijn. Dat alles was en is en zal ook in de toekomst wezen; want veel is geschied, geschiedt heden, maar zal ook eerst in de toekomst geschieden. Telkens dezelfde dingen, maar toch ook weer telkens op andere wijze en onder andere omstandigheden; en hetgeen geschiedt neemt in omvang en in hevigheid toe, al naar mate we de laatste dagen naderen.
Of Christus dan niet komen zal als een dief in den nacht, ongewaarschuwd en dus onverwacht? Zeker! Alle berekening aangaande dien dag is onschriftuurlijk en loopt uit op allerlei dwaasheid.  Maar, dat er voorteekenen zullen zijn van Christus' komst zegt de Schrift ons overal. Zooals er voorteekenen van de lente zijn in het knoppen der boomen, zoo zullen er ook teekenen der tijden zijn, die zeggen: nu staat de Heere spoedig te komen. En de gemeente Gods moet er acht op geven, op die teekenen der tijden en er door leeren waken en wachten, biddend: ,,Kom Heere Jezus, ja, kom haastiglijk! Zoo zal de Heere gewaarschuwd komen en toch zal Zijn komst altijd weer onverwacht zijn, zooals we allen weten, dat de dood ieder uur wenkt en ons toch weer verrast in zijn komst.
We zijn dus in de laatste periode.
Christus is Overwinnaar. Dat staat vast voor Gods Kerk. Maar daarom zal het toch overal strijd en moeite en ellende zijn. Straffen Gods in dure tijden, met hongersnood en pestilentiën, zullen telkens onder ons zijn. Dood en verderf overal en toch weer gedeeltelijk. De rechtvaardigen worden vervolgd en gedood en hun zielen wachten in den hemel op 't eindoordeel. Aardbevingen komen en hemel en aarde siddert. Dan wordt de Kerk des Heeren verzegeld. De Heere zet tusschen al de oordeelen Zijn Kerk vast. En Jood en heiden saam, het ware volk Gods, het totaal getal der uitverkorenen zien we voor ons staan in den geest op den berg des Heeren, 12 maal 12 maal 1000, rondom het Lam Gods, dat overwonnen heeft. 
Zoo komt het en gaat het alles. Zoo volgt de eene gebeurtenis op de andere. Uit het verzegeld boek komt het alles. Onder bazuingeluid wordt het stuk voor stuk, naar Gods raad, uitgevoerd, en het is vreeselijk. Vernieling op aarde, vernieling op zee, vernieling aan 't firmament. De bazuinen klinken maar door en de oordeelen volgen op elkaar. Wat geweest is, wordt telkens weer nieuw, maar 't gaat telkens heviger en vreeselijker worden! De duivel roert zich. Hij werpt velerlei ellend op de aarde. De ongerechtigheid wreekt zich zelve in angst en smart. De dood heerscht tot verschrikking. Maar de getuigen Gods ontbreken niet. De Heere werkt door en roept en predikt. De wereld doodt de mannen Gods; ze worden niet eens begraven. Maar de Heere zorgt voor de Zijnen.
Dan komt het Beest, de ongoddelijke wereldmacht, gesteund door 't tweede Beest, met hoornen van kracht en koppen van wijsheid, om zich brutaal in de plaats van het Lam te stellen en de wereld te verleiden en Gods gemeente te vervolgen. In die ongoddelijke wereld zal een verheerlijking komen van den mensch der zonde. De Antichrist staat te komen.
Veel is reeds geschied. Nero, Domitianus — ze hebben gewoed als duivels. Mohammed is gekomen; en de Muzelmannen hebben hun zwaard doen druipen van christenbloed. De Roomsche Kerk met de pausen hebben brandstapels opgericht. Valsche leeringen zijn overal uitgezaaid tot verwarring en verstoring van Christus' Kerk. De Fransche revolutie is gekomen met haar vloedgolf van Godslastering, tot op dezen dag voortgaande van kwaad tot erger.
En zoo zijn we in de dagen, door den apostel Johannes geteekend: ,,Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de Antichrist komt, zoo zijn ook nu vele antichristen geworden, waaruit wij kennen, dat het de laatste ure is." 1 Joh. 2: 18.
Intusschen wordt de Kerk des Heeren op aarde bewaard door Christus, die in den hemel is. En Hij staat gereed om weder te komen op aarde, om Satan, die zich nu roert en overal zich beweegt tot zonde, te binden en Zijn Kerk vrij te maken tot eeuwige heerlijkheid. „En ik zag en zie, eene witte wolk, en op de wolk was een gezeten, des menschen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon, en in Zijne hand eene scherpe sikkel."
Nu begint het oordeel. Maar dat geschiedt ook in stukken en deelen, voorgesteld in zeven schalen (fiolen) vol van den toorn Gods. (Openb. 15: 1). Ondertusschen zin gen de geesten der rechtvaardigen, in herinnering aan Farao's ondergang en Israels verlossing, het gezang van Mozes en het gezang des Lams.
De booze geesten gaan voort zich te concentreeren en te strijden met vereende krachten. Gelijk vroeger de koningen van Kanaan zich vereenigden (in een plaats Armageddon) om tegen Israël, Gods bondsvolk te strijden, zeggende: laat ons hen vernielen — zoo zullen nu ook de booze geesten zich vereenigen tegen de Kerk des Heeren. Maar Jozua heeft de koningen van Kanaan in Armageddon verslagen en nu ook zal Jezus, de groote Jozua, de helsche machten overwinnen.
Intusschen zal de wereld, voorgesteld in de groote weeldestad Babyion, voortgaan om de volkeren te verleiden en zal de wereld als de groote hoer optreden voor de menschen ten verderve. (17: 16). Maar God zal ze ten slotte zelve, hoewel een ontzaglijke wereldmacht zijnde, verdoen. En als ze verwoest is, dat groote en goddelooze Babel, dan zal van onder de fundamenten het bloed der profeten vandaan komen en God zal het wreken en de kinderen Gods zullen juichen, verblijd over haar val! Het Beest en de valsche profeet worden geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. En dan volgt Hoofdstuk 20.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's