Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Van den rand des afgronds gered

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de stokbewaarder, wakker geworden zijnde, en ziende de deuren der gevangenis geopend, trok een zwaard en zoude zichzelven omgebracht hebben, meenende dat de gevangenen ontvloden waren. Maar Paulus riep met groote stem, zeggende: Doe uzelven geen kwaad, want wij zijn allen hier. Handelingen 16 vers 27 en 28.

Paulus en Silas bevonden zich in den kerker van Filippi, de eerste stad in ons werelddeel, waar de apostelen het Woord Gods verkondigd hebben. Geruimen tijd hadden zij op onderscheidene plaatsen van Klein-Azië gepredikt, doch daar was een einde aan gekomen, daar zij van den Heiligen Geest verhinderd werden het Woord verder in Azië te spreken, en door het gezicht van den Macedonischen man, hetwelk in den nacht aan Paulus verschenen was, hadden zij begrepen, dat God hen riep naar Europa. En zij waren de Hellespont overgestoken en waren in Filippi gekomen om daar het Woord Gods te boodschappen, en Lydia was bekeerd geworden.
O, al was het alleen om haar te doen gewest, de reis ware niet tevergeefs geweest, dan zou de Kerk des Heeren uit ons werelddeel mede zijn opgebouwd, en althans ééne ziel zijn toegebracht. De plannen Gods, in Zijnen Raad besloten, strekten zich evenwel verder uit. Lydia was maar eene eerstelinge. Weldra zouden er meerderen volgen. Maar zonder tegenspoed kon dit niet gebeuren. Als er een schaap uit satan's klauwen verlost wordt, dan briescht hij daartegen. En zoo kwam hij dan ook met boosaardig en ruw geweld om deze dienstknechten des Heeren te bestrijden.
Zoodra de banier des Kruises in Filippi ontplooid wordt, ziet hij zijn macht bedreigd en smeedt plannen om dit tegen te gaan en den invloed der apostelen, en hiermede den voortgang van het werk Gods, te verbreken.
Daartoe gebruikt hij allereerst als middel een arme dienstmaagd, die een waarzeggende geest had, en die de apostelen op hunnen weg nariep. Maar door kracht werd die booze geest uitgeworpen; en ook deze strik des duivels verbroken.
Daarna hitste de booze de menigte op, zoodat Paulus en Silas gegrepen en voor de oversten getrokken worden, de kleederen hun afgescheurd en zij gegeeseld en in de gevangenis geworpen, in den binnensten kerker, en hunne voeten gesloten in den stok.
Welk een diepe weg! In de bange oefenpool des lijdens werden zij geleid. Wie kan Gods wijs beleid doorgronden?
Was hier niet de vervulling van het Woord des Heeren, gesproken tot de discipelen in het algemeen (Joh. 16: 33) „In de wereld zult gij verdrukking hebben", en het Woord ten opzichte van Paulus in het bijzonder gesproken (Handel. 9: 16) "Want Ik zal hem toonen hoeveel hij lijden moet om Mijnen Naam?" Maar al waren ook de deuren gesloten, de toegang tot den troon der genade is door geen deuren en grendels te sluiten. En zij verheffen hunne stem tot een recht gebed, waarbij de eere Gods op den voorgrond stond.
Zij bidden, dat de Heere Zich verheerlijken moge in hunne banden; zij bidden voor hunne broeders, en ook voor hunne vijanden, opdat hunne zonden hun vergeven mogen worden en Gods almachtige hand hen tot stilstand en tot bekeering moge brengen.
Zij bidden voor hunne medegevangenen, en voor het werk Gods in Filippi, dat het niet ganschelijk verstoord worde: „Uw werk o Heere, behoud dat in het leven!" 
In zulk een gebed wordt er lucht gegeven aan het gemoed, waarom de dichter ook zegt in Psalm 62:
„Vertrouw op Hem, o volk in smart;
Stort voor Hem uit uw gansche hart:
God is een toevlucht t' allen tijde."
Evenals in de dagen van Job was het ook hier God, die de psalmen in den nacht geeft, de Heere, die de gevangenen losmaakt. Daar geschiedde snellijk eene aardbeving, de fundamenten des kerkers werden bewogen, de deuren geopend, de banden van allen als met onzichtbare hand losgemaakt. De Majesteit Gods werd hier gezien, en de menschen schenen als vastgenageld aan de plaats, waar zij waren, zoodat er niet één hunner aan scheen te denken een weg ter ontkoming te zoeken.
Het meest van allen verward en verschrikt was echter de stokbewaarder. Het laat zich ook wel verstaan. Hij was een verantwoordelijk man. En behalve zijn gewonen plicht had hij ook nog een uitdrukkelijk bevel van de hoofdmannen ontvangen om dezen goed te bewaren en zich van hun persoon te verzekeren.
En nu, door het rumoer der aardbeving, wakker geworden zijnde, ijlt hij naar de gevangenis, alwaar hij de deuren geopend en de uitgangen dus vrij vindt. Allerlei gedachten doorkruisen zijn hoofd. Een panische schrik slaat hem om het hart, als hij denkt aan de gevolgen die het voor hem kan hebben, als de gevangenen, die hem zoo streng zijn aanbevolen, ontvloden zijn en hij hiervoor aansprakelijk zal worden gesteld.
Wie zou gelooven, dat het zijn schuld niet was?
En om nu de straf, waarvoor hij vreest, te weten de bestraffing der overheid, te ontgaan, grijpt hij in zijn verbijstering een zwaard en zou in die geheel verkeerde meening zichzelven om het leven gebracht hebben, niet bevroedende de misdaad, die hij op het punt stond te bedrijven, noch ook denkende aan den ontzettenden afgrond, waarin hij zich neer wilde storten.
Maar Paulus, in den nacht de flikkering van het zwaard ziende, roept hem toe: „Doe uzelven geen kwaad, want wij zijn allen hier."
Paulus noemt dus den zelfmoord een kwaad. 
Heidensche wijsgeeren hebben over het algemeen zelfmoord goedgekeurd. Eén hunner (Seneca) schrijft hem zelfs voor als „het laatste redmiddel" voor hen, die in moeilijkheden verkeeren. En deze zelfde Macedonische stad, Filippi, was zelfs berucht om hare zelfmoorden. Hier toch had, voor eenige tientallen van jaren, de Romein Cassius, omdat hij de schande van eene nederlaag niet wilde overleven, zich door zijn dienaar laten ternederslaan. Hier had Brutus tot afscheid zijn vrienden toegeroepen: „Wij moeten ontvluchten, doch niet met den voet, maar met de hand, " en met die woorden in zijn eigen zwaard zich gestort. 
Zij dachten aan de eeuwigheid niet, en zagen hunne daad niet als een misdaad. Maar Paulus wijst hier op het groote kwaad van den zelfmoord, de zonde tegen des Heeren Wet, met name tegen het 6e gebod, waaronder ook begrepen is het dooden of kwetsen van zichzelven.
De eere Gods en het heil des zondaars stond hierbij den apostel voor den geest, want naar den mensch gesproken was, indien de stokbewaarder zichzelven doodde, de gelegenheid om te ontkomen voor hen des te grooter en werd als 't ware de vrijheid hun geboden. Maar de apostel dacht hier niet aan zichzelf, maar aan het lot van den man, dien hij daar voor zich zag aan den rand van zoo'n onmetelijken, onpeilbaar diepen en donkeren afgrond, gereed om zichzelf daarin neder te werpen.
Een oogenblik, en ..... .....
Zoo spoedig kan zulk een daad, die nooit meer te herstellen is, gedaan zijn! Daarom riep hij ook met groote stem tot den stokbewaarder om hem de dwaasheid en het kwaad ervan voor oogen te stellen, en tot God biddend, die machtig was om hem daar ook in diezelfde stonde nog van terug te drijven en te weerhouden.
En zie dat woord drong door als een pijl in de ziel. O het was de hand Gods, die het genaderijk bestuurde! Door den pijl van Gods boog is de stokbewaarder getroffen, door zoo'n pijl die treft tot zelfs in het hart van des Konings vijanden!
Hij heeft met God te doen gekregen! En die pijl laat hem niet weder los, maar door den Heiligen Geest wordt hij van zonde overtuigd en gevoelt hij ook, dat deze mannen dienstknechten des Allerhoogsten waren. En, als het licht van den hemel zoo snel wordt er een gloed van heilbegeerte in hem ontstoken, en even ras als hij ontdekt werd aan zijn schuld, wordt hij verlangend naar de zaligheid, en hij stort zijn hart uit in de levensvraag: „Lieve heeren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde?"
Licht had hij noodig en heeft hij geëischt om zich van den toestand der gevangenen te overtuigen. Maar meer nog had hij behoefte aan Geesteslicht over deze ééne zoo groote vraag, welke voor tijd en eeuwigheid beslissend is. Eerst waande hij zich vrij, en Paulus en Silas gevangen, doch nu de blinddoek hem van de oogen genomen en het genadelicht hem beschenen had, nu wist hij, dat het eigenlijk juist andersom was, dat Paulus en Silas vrij, maar hijzelve de gebondene was.
Hij gevoelde zich nu een gevangene, die bevrijd moest worden.
Hoe word ik vrij? „Wat moet ik doen opdat ik zalig worde?"
Eén antwoord is hierop slechts mogelijk. Dat ontving ook de stokbewaarder. 't Ligt niet in uw doen, of in uwe werken, o arme zondaar, maar „geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis." Volle Evangelieprediking in een kort bestek! Jezus Christus en Zijne aangebrachte gerechtigheid is de eenige grond der zaligheid, en daar kan ook geen andere grond zijn, want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden.
De Geest Gods werkte door bij den stokbewaarder, de Heere schonk hem het ware zaligmakend geloof, waardoor hij Christus in het geloof mocht omhelzen, en dat levende geloof werd ook openbaar in de vruchten, want het bleek uit zijn werken, dat hij een ander mensch was geworden. 
Hij nam de apostelen, die voor hem toch het middel geweest waren, tot zich in die ure des nachts, en wiesch hunne striemen en hij werd gedoopt met al de zijnen. En dan zette hij hun de tafel voor. O wij kunnen het ons indenken, hoe zij met vreugde aanzaten, en elkander veel wisten te vertellen en dat daar blijdschap bij allen was. De stokbewaarder verheugde zich, dat hij aan God geloovig geworden was. En er was ook blijdschap in den hemel voor de engelen Gods, die zich verheugen over éénen zondaar, die zich bekeert.
De stokbewaarder was van nature een blinde heiden. Maar hoevelen zal hij vóórgaan in het Koninkrijk Gods, die reeds vroeg met den weg der zahgheid bekend, nochtans niet in oprechtheid de knieën bogen en niet tot deze vraag kwamen: „Wat moet ik doen opdat ik zalig worde?"
Vraagt naar den Heere en Zijne sterkte, zoekt Zijn aangezicht geduriglijk, opdat gij in niets mocht rusten als alleen in het werk van den Heere Jezus Christus, waarin de volle genieting der zaligheid is. Zoekt van den Heere het ware geloof te verkrijgen. Hij Zelf leidt Zijn volk in alle waarheid. Al is de poort ook eng, en de weg nauw, die tot het leven leidt, geen nood, want „de rechtvaardige zal door het geloof leven."
Door het geloof wandelde een Petrus op het water om tot Jezus te komen, maar ziende den sterken wind, werd hij bevreesd en zonk hij neder. Als Gods volk naar beneden ziet of terzijde van den weg blikt, o dan worden er gewoonlijk wel leeuwen en beren aan weers kanten van den weg gezien, die u aangrijnzen en u den moed benemen willen verder te gaan, daar zij den weg schijnen te versperren.
Maar als Gods kind met lijdzaamheid mag loopen de loopbaan, die ons voorgesteld is, ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus, dewelke voor de vreugde, die hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods, dan ligt de weg gebaand en open en vrij, en dan is er niemand of niets dat hen zou kunnen verhinderen.
De weg, in denwelken de Heere Zijn volk leidt, blijkt dan te zijn een rechte weg, waarin zij zich niet zullen stooten.
L i e n d e n.                                                                                                                                                                    J.G.R. LANGHOUT. 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's