Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SCHRIFT VERKLARING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SCHRIFT VERKLARING

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

97 Welke te Zijner tijd vertoonen zal de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en de Heere der heeren. 1 Tim. 6 vers 15.

1 Timotheüs.

De alleen machtige Heere. De apostel gebruikt hier, in deze zijne plechtige verklaring, het woord dat elders „almachtig" genoemd wordt. Eigenlijk is het zooals hier staat. Almachtig beteekent dat God de „alleen machtige" is. Hoe schoon is toch de Heilige Schrift, ook in hare bekendmaking van de heerlijkheid Gods en de openbaring Zijner deugden en hoe juist vertolkt hier de apostel wat de almacht van God inhoudt. Zij die wel godsdienstig willen zijn, maar toch nalaten de Schrift nauwkeurig te onderzoeken, doen dan ook groote oneer den Heere, terwijl zij aan hun geestelijk leven en aan hun geloofskracht veel schade doen. Het woord „almacht" doet ons denken aan God, Wiens macht alle andere macht verre overtreft en wij zouden gevaar loopen de voorstelling te koesteren dat er wel macht en kracht naast God bestaan, ja zelfs tegenover Hem. Hij, de Almachtige, zou dan van alle sterken de sterkste zijn, ja onnoembaar vele malen in vermogen al het andere overtreffen. Al wat leeft zou dan minder machtig zijn, terwijl Hij Zelf de almachtige is. Er zou dan slechts graadverschil zijn tusschen den Schepper en het schepsel, al was dit verschil dan ook zeer groot. Maar zóó is het niet. De Heere is de alleen machtige. Alle macht en kracht, energie en sterkte worden van oogenblik tot oogenblik door God onderhouden. Het is dus niet zóó, dat Hij voor langer of korter tijd kracht schenkt, een voorraad van vermogen, maar Hij geeft die kracht voortdurend. Elk oogenblik dat wij zien, is het God, Die ons de gezichtskracht schenkt. Hij onderhoudt in onzen adem, in onzen bloedsomloop de levenskracht. Als een paard den wagen trekt, worden de spieren van dat dier bewogen alleen door de kracht van God. En als de zon hare stralen uitzendt, dan ook is het de groote Schepper, Die Zijn macht uitoefent in die koningin des hemels zelf, in de uitgieting harer stralen door elk luchtdeeltje waardoor zij zich hun weg banen, in elk mensch die door haar warmte wordt gekoesterd en de doorstraalde lucht inademt, in elk dier, in elke plant, over de oppervlakte der aarde, overal waar de zon haar licht uitspreidt, ook over de besneeuwde bergen en over de onmetelijke, diepe wateren der zee. Dit is de geloofsbeschouwing van de macht Gods, zooals de Schrift die ons openbaart. Het is een macht die ontzaglijk is. Alle mogelijke kracht en sterkte die er is, ook die werkzaam is in de hand, die dit schrijft, vloeit op dit oogenblik uit God alleen uit. Het is om met Job te zeggen: „God is groot en wij begrijpen het niet", of met den Psalmist: ,,0 God! Gij zijt vreeselijk uit Uwe heiligdommen; de God Israels, Die geeft den volke sterkte en krachten. Geloofd zij God !"
De alleen machtige Heere! Het is er den apostel om te doen om Timotheüs aan te moedigen, opdat hij niet bevreesd zou zijn voor de vijanden der gemeente en de tegenstanders des Evangelies. Ook die tegenstanders bezitten geen macht dan die God hun geeft. Dat nochtans die tegenstand zonde is en dat die vijanden toch ook schuldig staan, is eene zaak die ik alleen noemen wil, zonder daarover thans uit te weiden. De z.g.n. „tweede oorzaken", die toch in den denkenden, willenden menschelijken geest en in satan werkzaam zijn, zijn zedelijk en redelijk van aard, geen „stokken en blokken". Daarom is er in dat opzicht van verantwoordelijkheid en schuld sprake.
Maar hierover nu niet verder. Wij moeten bij deze groote schuld des menschen en van satan vasthouden aan de volstrekte almacht des Heeren, waardoor Hij de steeds stroomende fontein is van alle kracht. Niet slechts van wat wij de physieke (lichamelijke; natuurlijke) kracht noemen, waarmede God den hemel en de aarde geschapen heeft én nu nog alles onderhoudt. Neen, Gods macht gaat over alle leven, over het zedelijke, intellectueele zielsleven van een mensch. Over 's menschen denkkracht en wilsleven. Alle macht is uit God.
Er is ook niets in hemel en op aarde wat Hem in Zijn macht beperkt. Als er van „beperking" sprake is, dan heeft Hij dit alleen in Zich Zelf, in Zijn Wezen, in Zijn Raad. Maar dit is dan toch eigenlijk geen beperking te noemen. Immers de Heere doet al wat Hem behaagt. Hij kan wat Hij wil. Hij wil niet zondigen en daarom kan Hij het ook niet. Altoos ligt het uitgangspunt in den wil Gods.
Ook is Gods macht beperkt door, of liever gebonden aan Zijn eigen raadsbesluit. Het is geen macht die maar in het wilde weg werkt, maar zij komt tot uiting door Gods wil, welke weder gebonden is aan de wijsheid van Zijn Raad. Als er geen bedding is voor den wilden stroom, die van de bergen komt, dan kan niemand zeggen, waar die stroom heengaat. De kracht Gods vloeit niet in het wilde weg, maar in de bedding van Gods raadsbesluit. De Heere kan dus, om maar een voorbeeld te noemen, den mensch niet anders zalig maken dan door Jezus Christus. Dit ligt aan Zijn Raad der verlossing. Nu kan Hem deze „heilige beperking" nooit lastig zijn, want in Zijn Raadsbesluit is de volmaakte wijsheid Gods neergelegd, zoodat Hij nooit anders kan willen dan door Jezus Christus den zondaar zalig maken, ook al zou Hij nog heden dienaangaande een nieuw besluit nemen.
Ook kan God niet onnatuurlijke dingen verrichten. Het zou b.v. een tegenstrijdigheid zijn als Hij zou bepalen dat tweemaal drie vijf is. Dat twee maal drie zes is, vloeit rechtstreeks uit het wezen Gods voort. Zoo ook alles wat wijsgeerig en schoonheidskundig vast staat, vloeit uit God voort. God ontneemt aan de leliën des velds hun schoone bekleeding nooit. Dat kan Hij niet doen. Hij zou in strijd handelen met de uit Zijn Wezen voortvloeiende „wet der schoonheid". God kan ook het brood in de Roomsche mis niet veranderen in het lichaam van Christus, zooals de Roomsche kerk zegt. Dit zou zijn een inbrengen van een leugen in God. God kan onmogelijk ingaan tegen de ordinantiën, die Hij eerst Zelf in de natuur legde.
God is de alleen machtige Heere, maar bij al Zijn macht ligt het uitgangspunt in Zijn welbehagen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

SCHRIFT VERKLARING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's