Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

FEUILLETON

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

FEUILLETON

DE SMID VAN GRIJSDORP

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SMID VAN GRIJSDORP
door JEKA
44)
Of het omoe te druk was geweest, die bruiloft van hare kleindochter, of dat zij Rika niet missen kon, of dat er iets anders achter zat, Van Leeuwen wist 't niet, maar hij merkte dag aan dag dat zijn moeder de oude van vroeger niet meer was. Een meisje uit het dorp deed al haar best Rika in de huishouding te vervangen, en eerst scheen het nog wel te zullen gaan, maar omoe werd stil en moe, lusteloos en sufferig; de fleur was er uit.
Alleen als Rika even kwam (en dat deed zij dikwerf) werd omoe weer levendig en opgewekt, alsof zij zich goed wilde hou­den voor hare kleindochter; maar 't was slechts voor een oogenblik.
In stilte vroeg de tuinman den dokter, dat hij eens zou aankomen en naar moeder zien; want omoe wilde van den dokter niet hooren, „zij was gezond en vlug", beweerde zij.
„En hoe gaat 't moeder Van Leeuwen?" vroeg een paar dagen later de dokter, toen hij het tuinhuis was ingeloopen, „nog de oude, hoop ik? Het komt er anders wel op aan, nu Rika de deur uit is, niet?"
„'t Gaat nog al, dokter, 'k ben gezond, maar 'k voel wel dat ik ouder word. Ik kan niet meer zooals vroeger, maar God maakt het goed met mij".
„Ge hebt ook al zoo lang uw best gedaan, dat ge nu wel wat rust moogt nemen. Voorzichtig aan, moeder, dan kunt ge misschien nog wel wat mee doen".
Zoo zat de dokter wat met „oude Geertje" te praten en nam haar intusschen goed op. Omoe scheen er niets van te merken dat hij als dokter kwam, en bedankte hem vriendelijk, „dat mijnheer eens even was aangekomen", maar tot den tuinman, die hem gezien had en hem aan 't eind van de laan opwachtte, zeide hij: „'t Is de oude dag. Van Leeuwen, uw moeder is in den laatsten tijd hard achteruit gegaan. Er is niet veel aan te doen; rust moet ze hebben en vooral geen drukte of zorgen, 't Kan nog wel wat gaan, maar soms loopt het met zulke ouden ineens af. 'k Zal nog we! eens aankomen. Dag tuinman, 't beste met je moeder".
„Dag mijnheer, wel bedankt. Moet ze niets hebben uit de apotheek?"
„Dat is niet noodig, Van Leeuwen; goed eten en veel rust kan haar helpen".
Maar die hielpen haar niet; integendeel, 't werd langzamerhand minder. Omoe verzwakte meer en meer; zij sliep 's morgens lang en als zij opstond was het toch meestal om maar wat in haar stoel te zitten. Zij kon zoo goed als niets meer doen. De dokter kwam nu geregeld en omoe deed alles gewillig zooals hij het bestelde.
„Het gaat niet meer, Jan, dit wordt het einde, jonge, en 't is goed. Wat heeft de Heere mij veel gegeven; ik kan Hem in de eeuwigheid er nooit genoeg voor danken!"
„Schrei zoo niet, Jan; gij verliest maar een oude moeder, die je nog tot last zou worden".
„Nee, moeder, zeg dat niet; 'k wil je op de handen dragen als gij nog maar wat bij ons blijven moogt".
„'k Weet het wel, jonge, hoe goed zijt gij voor mij geweest; en ik zou als het kon ook nog wel wat bij je willen blijven, maar mijn krachten zijn weg, ik kan niets meer voor je doen".
„'k Weet niet hoe het moet, moeder, als we je verliezen moeten".
„De Heere weet het wel, m'n jongen. Hij zal zorgen; dat heeft Hij altijd gedaan. Reken daar op. Hij blijft bij je en bij allen die Hem vreezen. Hij gaat ook met mij en leidt mij door den dood in vrede. Hij heeft mij aangezien, en spoedig zal ik Hem zien van aangezicht tot aangezicht".
Zoo trachtte zij haar zoon te bemoedigen, vooral 's avonds wanneer zij rustig in haar bed lag en hij veel bij haar zat. Dan was zij gewoonlijk helder en opgewekt van geest.
Dan kwamen Rika en Albert en nog anderen omoe opzoeken en hoorden haar vertellen van Gods wegen met haar gehouden, van Zijne groote liefde in Christus voor zondaren, zooals zij er een was, van hare hoop en uitzicht, van haar vrede door Jezus' bloed. In eenvoudig, kinderlijk geloof, dat niet wankelde, had zij zich aan den Heere voor tijd en eeuwigheid toevertrouwd en daarvan mocht zij getuigen op haar sterfbed.
Zooals zij geweest was in haar leven, „vrome Geertje", zoo bleef zij ten einde toe, alles verwachtende van haar Heiland en roemende alleen in Zijne genade.
Dagen, zelfs weken gingen voorbij; het duurde langer dan men gedacht had. Hein kwam ook over, en bij het bed van zijn grootmoeder vroeg hij haar nogmaals vergeving voor al het verdriet, ook haar aangedaan.
„Gaarne, jonge, o zoo gaarne, 'k heb het al lang vergeven. Zou ik niet? Dat doet mij zoo goed, dat is beter dan medicijn. 'k Heb niets meer te wenschen voor dit leven; de Heere heeft alles wel gemaakt. Blijft den Heere dienen, met vrouw en kinderen. Zal je, jonge, altijd door? Beloof je me dat?"
„Ja, omoe, maar .......
(Slot volgt)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

FEUILLETON

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's