Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 36 Ned. Geloofsbelijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 36 Ned. Geloofsbelijdenis.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.
Was de belijdenis oorspronkelijk werk van de Bray? In geen geval. Hij heeft de Gallische, de Fransche Geloofsbelijdenis gecopiëerd. Dat is duidelijk na te gaan. Het begin is zelfs woordelijk eender. Er is echter één artikel van hem zelf, en dat is artikel 36. Dat komt als zoodanig niet voor in de Fransche of Parijsche belijdenis. Deze laatste is 19 Mei 1559 op de eerste Synode te Parijs vastgesteld. En dat was het werk van Geneve. Het werk van Calvijn. Schoock, erkend geschiedschrijver uit deze jaren (zie dr. H. H. Kuyper: De autentieke Tekst der Liturgische geschriften) schrijft het volgende:
„Reeds in 1559 is Guido de Bray, een zeer vroom man, begonnen met enkele artikelen van de overeenstemming in de rechtzinnige leer saam te lezen, vooral omdat de razende Wederdoopers door de Inquisiteurs met de rechtzinnigen op één lijn werden gesteld. Deze artikelen heeft hij het eerst getoond aan Saravia, die juist op het punt stond een reis naar Geneve te doen en door zijn bemiddeling zijn ze aan Calvijn en de andere theologen te Geneve tegen het einde van dat jaar vertoond. Enz." (blz. 85).
Tusschen de regels door lezen we hier: 't Is jammer, dat deze Confessie is uitgegeven, maar overigens hebben we geen bezwaar. Calvijn heeft de Bray's werk niet veroordeeld, maar hij was tegen de pluriformiteit der Gereformeerde Confessies; hij wilde liefst dat alle Kerken één Confessie hadden en juist omdat de Bray's belijdenis ook in het Fransch gesteld was, achtte hij twee niet gewenscht.
Zuiver Calvinistisch is dus de Confessie van Parijs en we hebben dus allereerst te vragen, wat staat daar omtrent de verhouding van Staat en Kerk.
Welnu, zien we eerst wat in de Gallische Confessie staat omtrent de Overheid. Dit: A cette cause a mis Ie glaive en la main des magestrats pour reprimer! es peche's commis non seulement contre la seconde table des Commandement de Dieu mals aussi contre la première. Dus : de Overheid heeft het zwaard om te bedwingen de zonden, niet alleen tegen de tweede, maar ook tegen de eerste tafel der wet. Dus de Overheid heeft met zijn wet te eischen en de rechter heeft daarom te straffen: dezonden tegen de geboden Gods, ook der eerste tafel. En zoo is naar Calvijn's Confessie de Overheid gehouden om het vloeken strafbaar te stellen, om door Zondagsrust voor een Zondagsheiliging zorg te dragen, en evenzeer om van het publieke terrein (want daar is de greep van de Overheid) te bedwingen wat ingaat tegen het eerste en tweede gebod; dus openbare godslastering, openbare beeldendienst (processie-verbod).
Hier is dus een taak aan de Overheid krachtens de Confessie van Calvijn opgelegd, die in het strafrecht tot uiting komt. En hierin spreekt volkomen de geest van Calvijn, die de Kerk haar gezag over de zielen laat oefenen en zich op het eeuwige leven richt, terwijl de Staat met den uitwendigen mensch te doen heeft en zich richt op de burgerlijke en uitwendige rechtheid van zeden. (Dr. de Visser: Kerk en Staat I, blz. 246).
En daarom zegt de Kerk heel iets anders dan de Overheid in Zondag 34. Wat eischt God in 't eerste gebod: Dat ik zoo lief mij mijner ziele zaligheid is, enz. enz. Hier is de opgeheven vinger der Kerk en niet het zwaard der Overheid.
De Calvijnsche Confessie zegt: De Overheid draagt het zwaard om te bedwingen de zonden tegen de beide tafels der wet.
En de Confessie van Guido de Bray zegt, na eerst over het wezen en de macht der Overheid te spreken, in onderscheiding en in afwijking met de Calvijnsche Confessie:
„Wij gelooven, dat onze goede God uit oorzaak der verdorvenheid des menschelijken geslachts, Koningen, Princen en Overheden verordent heeft, willende dat de wereld geregeerd wordt door wetten en politiën, opdat de ongebondenheid der menschen bedwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de menschen toega. Tot dat einde heeft Hij de Overheid het zwaard in handen gegeven tot straf der boozen en bescherming der vromen".
En haar ambt is niet alleen acht te nemen en te waken over de Politiën, maar ook acht te nemen en te waken over de kerkelijke zaken: om te weren en uit te roeien alle afgoderije en valschen godsdienst, om het Rijk des Antichrists te gronde te werpen en het Koninkrijk van Jezus Christus te vorderen, het Woord des Evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Art. 36 Ned. Geloofsbelijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's