Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Nathanaël!

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Nathanaël zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. En hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg ik ulieden, van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de Engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des menschen. Johannes 1 vers 47 en 52.

Nathanaël!
Op het onafwijsbaar „Volg mij!" door Christus gesproken, was Filippus een volgeling van Jezus geworden en tegelijkertijd een prediker, die er op uit ging om Nathanaël, hem zeker goed bekend, deelgenoot te doen worden van de blijdschap die zijn hart vervulde. Ondanks de tegenwerping van Nathanaël dat uit Nazareth niets goeds kan zijn, geeft deze — door de trekking, die van Christus uitgaat — toch gevolg aan de overtuigende noodiging van Filippus: Kom en zie!
Het zal Nathanaël wonderlijk in de ooren hebben geklonken, dat Jezus hem noemde een Israëliet, in welken geen bedrog is. Immers hij die zichzelf leert kennen en geen geloof bezit in Christus als zijne gerechtigheid, bevindt zijn hart vol van arglistigheid en bedrog. Hij echter kan zoo spreken. Die macht heeft om de zonden te vergeven en Wiens gerechtigheid der gansche Kerk van den Vader eeuwig is toegerekend. In Christus is Gods volk rechtvaardig voor God. Mocht Hij dan zoo niet spreken? Gewis! Maar Nathanaël verstond dit nog niet. Hij kende Jezus niet. Wel trof Jezus' woord hem diep in 't hart. Ontroerd vraagt hij in gespannen verwachting den Onbekende, Die blijk gaf hem wel te kennen: „Vanwaar kent Gij mij?"
Christus ontlokte deze vraag, omdat Hij zich wil openbaren aan Nathanaël, die Hem gegeven was van den Vader. ,,Vanwaar kent Gij mij?" Hoe kinderlijk! Zou de Zone Gods de uitverkorenen Zijns Vaders niet kennen? Was Nathanaël Hem niet geschonken in den Vrederaad? Had Hij dezen beminde des Heeren niet lief, zelfs met een eeuwige liefde? Het is zoo wondervol, wanneer God door Zijn Woord en Geest ons persoonlijk bij den naam noemt en ontdekt, wanneer blijkt dat wij God niet kennen, maar Hij ons wel. Hoe dichtbij was Jezus, zelfs werkte Hij in het hart van Nathanaël, toch kende deze Hem niet. Zoolang het licht in Christus ons niet is opgegaan, kunnen wij niet gelooven, dat de Heere zóó dichtbij kan zijn ter verlossing. Vandaar dat gevraagd wordt: ,,Vanwaar kent Gij mij?"
Vanwaar? Hoor! Het is Gods vrijmachtig welbehagen u te kennen. Het is om Zijns Naams wil. Het is Zijn eeuwige Liefde, die Hem dringt Zijn volk genadig te zijn.
Nathanaël werd eerlijk gemaakt, staande voor het eeuwig Licht. Wie zou daar zijn ellende en onwaardigheid niet bekennen? Wie kan daar gelooven dat de Heere ter redding nabij is. Hij, om Wiens genade zoo lang reeds werd gesmeekt? Het wordt onmogelijk zelfs. Later roept men heilig-verwonderd uit: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg?
Immers gaat de Heere Jezus voort zich te openbaren aan een Nathanaël. Hij geeft hem daartoe een overweldigend antwoord: ,,Eer u Filippus riep, daar gij onder den vijgeboom waart, zag Ik u".
Nathanaël wordt gegrepen. Diepe ontroering maakt zich meester van hem. Overweldigend ontzag vervult zijn ziel bij het hooren van dit laatste woord. Zou er dan toch iets goeds uit Nazareth kunnen zijn? Zou hij dan ........... ?
Hij gevoelt zich ontdekt. Toen hij was weggekropen onder den vijgeboom om, meenend dat niemand hem zag, in de eenzaamheid zijn nood bekend te maken; toen hij als een ellendige daar knielde, smeekend om verlossing, toen „zag Ik u".
Ja, want Hij, die spreekt, is de alwetende God, Wiens oogen het gansch heelal doorloopen. Hij is het, Die zelve de bede om verlossing werkt. Hij is aanwezig, als een zondaar waarlijk den Heere noodig heeft, om te verhooren. De Heere Jezus was óók onder den vijgeboom in het hart van Nathanaël door Zijn Geest.
„Eer u Filippus riep, zag Ik u !" En dit zien is kennen in liefde, aanschouwen met ontferming, is opnemen in Zijn gunst. Dit zien is uit de eeuwigheid te verklaren. „Die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen". Krachtens het welbehagen Gods zag Jezus hem aan, toen Nathanaël in bange vreeze voor het gericht Gods als Adam wegkroop onder het gebladerte, toen hij daar boetvaardig smeekte om genade voor zijn zonde en schuld. De Heere zag op hem neer. De Heere zag hem aan en Hij kende hem en Hij gedacht aan Zijn eeuwig verbond. Zijn priesterlijk hart gloeide van liefde tot dezen gegevene des Vaders.
Gelukkige Nathanaëls, die zóó worden ontdekt! Hebt gij, lezer, ook een verborgen plaats, onder den vijgeboom, waar gij uw zonde bekent voor God? O, wie zijn bangen zielsnood voor den Heere uitschreit, wordt gezien, al ziet hij zelf niets, omdat het duister voor hem is en benauwd; ja, meer nog, hij wordt verlost! Christus zal zich aan hem openbaren en in hem verheerlijken.
Nathanaël's ure was gekomen, waarop de Christus zich schonk als den Zaligmaker der ziel. Daarom verbrijzelend, overweldigend, maar ook bemoedigend en verlossend was het antwoord van Jezus op het kommervol vragen van Nathanaël. Deze begenadigde mocht Jezus vinden, daar Jezus te voren hem gekend had en nu zich aan zijn ziel verklaarde. Het was de vindenstijd, waarin Nathanaël kwam tot kennis des geloofs in Christus Jezus. Dat de macht des ongeloofs moest zwichten en Nathanaël werkelijk tot het geloof kwam, constateert Jezus zelve als Hij spreekt: „Omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder den vijgeboom, zoo gelooft gij! Het was dus een oprechte geloofsbelijdenis welke Nathanaël aflegde, toen hij in heilig ontzag en zalige liefde tot Jezus uitriep: „Rabbi, Gij zijt de Zoon Gods, Gij zijt de Koning Israels!"
Als Zone Gods beleed Nathanaël den Christus. Het licht des Geestes verlichtte hem tot kennis der heerlijkheid van den Christus der Schriften. Gods beloften werden in Christus aan hem vervuld: „Hieraan kent gij den Geest Gods, alle geest die belijdt dat Christus in het vleesch gekomen is, die is uit God". Als Zoon des levenden Gods belijdt Hem ook Petrus. En na die belijdenis sprak Jezus het: „Zalig zijt gij, Simon Bar Jona!" Wie uit God geboren is kent Jezus als de waarachtige en eeuwige God, vindt in Hem zijn leven en vrede en prijst Hem als Koning niet van een nationaal Israël, maar van het Israël Gods, dat geestelijke grenzen heeft en eeuwig blijft. Als de Koning der Kerk, die Hij kocht met Zijn dierbaar bloed. Gij, die den Christus belijdt als Zone Gods en Koning Israels, omdat gij in Hem gelooft met uw hart tot gerechtigheid, gij staat onder het gezegend en rechtvaardig Opperbestuur van den Koning der koningen, die Zijn volk beschermt en bewaart bij de verkregene verlossing. Ja, gij zult groote dingen zien. Gij leeft onder een open hemel. Immers sprak de Christus tot Nathanaël: „Van nu aan zult gij den hemel zien geopend en de Engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des menschen". In plaats van het looverdak een geopenden hemel! Van nu aan, d.w.z. nu Nathanaël den Christus als zijn persoonlijke Verlosser mocht belijden. Onder den vijgeboom was het vaak duister en benauwd, maar nu is de hemel boven hem geopend door Immanuël. God geopenbaard in het vleesch! Gods kinderen leven in Christus onder den geopenden hemel, hoezeer zij dien door de zonde hadden dichtgesloten. Want God gaf Zijn Zoon, den Ladder Jakobs. Wie nu gelijk Nathanaël Christus door het geloof toebehoort, zal den hemel geopend zien.
Kostelijke waarheid voor Gods kinderen: Des Heeren oog rust op u en waakt in trouwe over u. De bron des levens vloeit voor u. Aan niets zal het u ontbreken in nood of dood. Geen plaats meer voor de vraag: Vanwaar kent Gij mij?, want de hemel is open boven u en de Engelen Gods klimmen op en dalen neder op den Zoon des menschen. In en door Hem klimmen uw beden op, verder dan het dak van loover, in den hemel tot voor Gods troon. In en door Hem komt er antwoord uit den hooge op de smeekingen uwer ziel. Ja, uit den geopenden hemel klinkt Gods strijdende Kerk tegen: „Vrees niet! gij wormpje Jakobs, gij volkje Israels! Ik help u, spreekt de Heere en uw Verlosser is de Heilige Israels!"
Onder den open hemel! Dit is, dat Gods aangezicht in Christus over u licht. Onder den gesloten hemel! D. w. z. in ongenade bij God te zijn! De hemel gesloten als gij hulpe behoeft, gesloten ook als gij sterven moet.
Lezer! Waaronder leeft gij? Is de hemel voor u nog gesloten? O, dat gij nog een plaats leert vinden „onder den vijgeboom". Op dezen zal Ik zien, zegt de Heere, op den arme, op den verslagene van geest en die voor Mijn Woord beeft.
Moge tot eere van den Zoon Gods, den Koning Israels, velen komen tot het Licht dat in Immanuël daalde uit den hooge. Om Zijnentwil ziet de eeuwige God een Jakob aan, opent Hij den hemel, dien wij hadden gesloten, wekt de Heere heilige werkzaamheden tusschen den hemel en Zijn Kerk op aarde en bestaat er een levend contact tusschen een God Die verhoort en een volk dat bidt. Daarom, eeuwig geprezen zij Gods groote Zoon, de Koning van Zijn heilig Israël! 
Amersfoort.                                                                    K.J. v.d. Berg

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's