Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Overheidszorg of particulier initiatief.
De mededeelingen, welke wij onlangs in ons blad deden over de uitkeeringen, welke jaarlijks op grond van de invaliditeits-en ouderdomswet aan duizenden weduwen, weezen, invaliden en ouden van dagen gedaan worden, wijzen er op van hoe groote beteekenis, deze verzorging van overheidswege is voor het economische en sociale leven van ons volk.
Dezer dagen, bij de herdenking van het 25-jarig bestaan van de Ongevallenwet, op 1 Februari l.l., kwamen ons nieuwe cijfers onder de oogen, die ook van deze wet de zegenrijke werking aantoonen.
Werden terzake van de ongevallen verzorging in het jaar 1903, het eerste jaar van het in werking zijn van de wet, 25000 ongevallen behandeld, dit aantal groeide in 1927 aan tot ongeveer 130.000 gevallen, waarin voorzieningen behoorden te worden getroffen. In totaal werden in de afgeloopen kwarteeuw 2 millioen ongevallen geboekt en kwam het bedrag aan uitkeeringen te staan op 150 millioen gulden. Van dit totaal aan ongevallen liep 90% binnen de zes weken af; het aantal ongevallen met doodelijken afloop bedroeg voor de jaren 1903 en 1927 respectievelijk 248 en 372.
Ten behoeve van genees-en heelkundige behandeling werd in de laatste jaren gemiddeld 1.5 millioen gulden per jaar uitbetaald.
De tijdelijke uitkeeringen maakten in het jaar 1904 een som uit van ruim 7 ton en in het jaar 1925 van bijna 3 millioen gulden,
Aan invaliditeitsrente werd in eerstgenoemd jaar ƒ 378.000.— en in het laatste jaar meer dan 4.5 millioen gulden uitgekeerd.
De nagelaten betrekkingen ontvingen in de beide jaren 1904 en 1925 respectievelijk 72.000 en 1.5 millioen gulden.
72.000 en 1.5 millioen gulden. Wanneer men van deze enorme bedragen aan uitkeeringen kennis neemt en dan in gedachten een vergelijking maakt tusschen den tijd van vroeger, toen van een ongevalIenver2orging nog geen sprake was, met het gevolg, dat het gezin, zoo de vader of de kostwinner door een ongeval werd getroffen, aan ellende en armoede was prijs gegeven, en van tegenwoordig, de jaren na 1903, nu de ongevallenwet werkt, dan mag er ongetwijfeld van geestelijken, zedelijken en stoffelijken vooruitgang op het terrein van het sociale leven worden gerept. 
Zeker, wij weten het heel goed, dat wanneer de vader of de kostwinner van het gezin door een ernstig ongeval wordt getroffen, de hulp, die de Overheid biedt, de smart en de ellende, waaronder de getroffene en het gezin, als gevolg van het ongeval gebukt gaat, niet wegneemt, maar ook beseffen wij het, dat door de ongevallenverzorging, welke thans het gezin een wekelijksche geldelijke uitkeering doet genieten, althans de zorgen van het gezin in belangrijke mate worden getemperd. Zoo is deze verzorging van overheidswege, wanneer de huisvader, die met lust en ijver voor zijn gezin werkt, en zoo zijn er gelukkig nog duizenden in den lande, door een ongeval mocht worden getroffen, en dan het gezin niet meer op de armenzorg is aangewezen, een groote zegen en een gave Gods voor de maatschappij. 
Nu denken intusschen niet allen zoo over deze zaak. Er zijn er niet weinigen, die van overheidsverzorging ten behoeve van de kleinen en zwakken niets moeten hebben en als geneesmiddel aanprijzen een krachtig initiatief der burgers. Zij meenen, dat, zoo de Overheid hare handen maar van het sociaal terrein terug trekt, de wegen wel zullen gebaand worden die er toe kunnen leiden om het particulier initiatief zich krachtig te doen openbaren. 
Deze voorstanders van het particuliert initiatief herinneren zich echter niet, dat vóór er van overheidsverzorging sprake was, tal van pogingen zijn gedaan om buiten de Overheid om voorzieningen tot stand te brengen, dat er heel wat stelsels zijn uit­gedacht en toegepast, doch dat van al deze goede gedachten in de practijk niets is terecht gekomen. Zij blijven voorts in gebre­ke om ook maar met een enkel woord hun bedoelingen nader uiteen te zetten. Evenmin toonen zij aan, op welke wijze de vele millioenen zullen kunnen gevonden worden om in de sociale nooden van de duizenden en nogmaals duizenden voorziening te treffen.
Zou de Overheid haar hand terugtrekken en zouden ongevallenwet, invaliditeitswet en ouderdomswet worden ingetrokken, zoo dat vanaf heden alle uitkeeringen kwamen te vervallen, dan zou de chaos voor de deur staan en de nood niet meer zijn te lenigen. Groote deelen des volks zouden dan in bittere armoede worden gedompeld, de koopkracht zou voor honderdduizenden zijn vernietigd en de middenstand voor het overgroote gedeelte tot verdwijnen veroordeeld zijn.
Van het particuliere initiatief ten deze verwachten wij weinig. En toch, als de voorstanders dit willen, kunnen zij op ander terrein een proef nemen. Wij bedoelen op het terrein van de armenzorg.
Blijkens de armenzorgstatistiek over het jaar 1925, het laatst verschenen verslag, werden in dat jaar 117873 personen, allen hoofden van gezinnen, benevens 39972 alleenwonende personen, min of meer geregeld ondersteund met geld of levensbehoeften. De uitgave voor deze ondersteuning bedroeg in totaal alleen reeds in 1925 de kapitale som van 20.5 millioen gulden. Van deze millioenen komt voor rekening van de kerkelijke instellingen en van de particuliere instellingen ruim 7.3 millioen. Gemeentebesturen en burgerlijke instellingen droegen een groote 13 millioen. bij.
Nu zouden de voorstanders van een krachtig initiatief der burgers eens met elkander de wegen kunnen bespreken die er toe konden leiden, om met betrekking tot de armenzorg den last van 13 millioen, die thans op de schouders rust van Gemeentebesturen en burgerlijke instellingen, af te wentelen op de kerkelijke of particuliere instellingen, dan zou, wanneer deze poging gelukte, een nieuwe stap kunnen worden gedaan in de richting van de intrekking van de overheidsverzorging op ander terrein.
Zal nu zulk een poging worden gedaan? Voorshands gelooven wij er niet veel van. Het is alles grauwe theorie.
Ondertusschen blijven onder de honderdduizenden, die door het verstandige overheidsbeleid pensioen of uitkeering genieten, er duizenden en nogmaals duizenden Gode dankbaar, dat, al is het levensbestaan in vele gevallen maar sober, zij toch niet gedwongen zijn om de hand voor het ontvangen van een aalmoes op te houden.
Daarin ligt de groote beteekenis van de overheidsverzorging op verschillend levensterrein.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's