Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE GEREFORMEERDE KERKORDE of HOE 't IN DE KERK DES HEEREN MOET TOEGAAN. (15)
Het ambt van ouderling, regeerder, opziener wordt dan in de Wezelsche Artikelen van 1568 nader in Hoofdstuk IV omschreven.
En dan wordt — merkwaardig, ook voor 1928! — aanstonds, als het over het regeer- en opzienersambt gaat, betoogd, dat de plaatselijke Kerk in parochies of wijken verdeeld moet worden. Geen reuzen-stadskerken met eindelooze uitgestrektheid. Dan is er geen opzicht mogelijk. Dan is goed toezicht uitgesloten. Geen massa-kerken, zooals onze moderne wereldontwikkeling, met ongekend groote stadsuitbreiding, ons wel wil opdringen.
Merkwaardig, dat in 1568 onze Geref. Vaderen 't volgende hebben vastgesteld in verband met het opzieners-ambt in de plaatselijke Kerken (Hoofdstuk IV § 2):
„Het is daarom buiten alle kijf, dat hun (d.i. der opzieners) ambt hierin bestaat, dat zij, een iegelijk over zijn eigen parochie (of wijk), naarstig de wacht houden en de hun toevertrouwde (gemeenteleden) van huis tot huis minstens eenmaal per week en (voorts) zoo dikwijls het de gewoonte zal zijn naar de regeling van elke kerk bezoeken; vooral echter tegen den tijd der Avondmaalsviering".
Hier zullen we maar even rusten, want in de Wezelsche Artikelen volgt hier nog een reuzenzin, met een massa onderdeelen, maar daar komen we straks wel aan toe. Nu eerst over de indeeling van de plaatselijke Kerk in parochies of wijken.
Doch dan willen we de Wezelsche Artikelen zelf nog even aan 't woord laten en lezen eerst wat er in § 3 en 4 staat. „Om dit in het werk te stellen" — n.l. dat bezoeken van de gemeenteleden elke week enz. — „zal het noodig zijn zoo spoedig mogelijk elke kerk in vaste wijken te verdeden naar gelang van de menigte en het gemak der geloovigen, die deze plaatsen bewonen; aan 't hoofd van elke wijk enkele Ouderlingen te stellen, die elke week op een vastgestelden dag in de gemeenschappelijke Kerkeraadsvergadering zullen meedeelen, of alles in hun wijk recht en naar wensch toegaat". Waarop dan — we slaan een stukje over, dat we straks wel terugvinden — in § 4 volgt: „Het is zoowel voor de Ouderlingen zelf geriefelijk als voor hunne bediening gepast, dat men bij de verdeeling der wijken niet zoozeer rekening houde met hunne bloedverwantschap, zwagerschap of onderlingen omgang dan wel met hunne woonplaats en natuurschap."
Hier liggen, ook voor den tegenwoordigen tijd, buitengewoon belangrijke principieele dingen in zake de regeering en bewerking en verzorging der plaatselijke Kerken. En het moet qns — nog eens zij 't gezegd — verwonderen, dat onze Gereformeerde Vaderen in 1568 deze dingen reeds hebben onder de oogen gezien en 't zóó hebben omschreven in de eerste z.g.n. Kerkorde.
Want zoo'n Kerkorde, — onder gewone omstandigheden samengesteld door de Kerken, in synodale vergadering bijeen — geeft de leidende beginselen, die naar uitwijzen van de H. Schrift en in overeenstemming met de belijdenis, in 't oog moeten worden gehouden in 't midden der Kerken, opdat er goede orde zij hier en elders en overal. De kerkelijke bepalingen of ordeningen dragen een regelend karakter. Het gezag van de Kerkorde is een kerkelijk gezag, met kerkelijk karakter, bestemd voor kerkelijk terrein (ecclesiastici ordinis articuli) en binden de conscientie alleen, in zooverre zij aan de Schrift ontleend zijn; terwijl zij op kerkelijk terrein van bindend karakter en dus verplicht zijn, voorzoover men tot die Kerk behoort en dus aan de gemeenschappelijke ordening gebonden en onderworpen is. Geheel in de lijn van Hebr. 13: 7 en 17: „Zijt uwen voorgangers gehoorzaam en zijt hun onderdanig, want zij waken voor uwe zielen, als die rekenschap geven enz."
In het gezin is oudergezag. In de Kerk gezag van het ambt, van de voorgangers, van de opzieners. En zoo is er in het midden van de Kerken gezag door de bepalingen welke de gezamenlijke Kerken, in de vergadering van de ambtsdragers, naar uitwijzen van Schrift en belijdenis, stellen.
Vanaf 1568 hebben de Geref. Kerken hier te lande dus geleefd onder de bepalingen door de vertegenwoordigers der Kerken ter vergadering in Wezel vastgesteld. 't Was toen alles nog lang niet formeel zooals het moest zijn; dat kon ook niet, daar de tijdsomstandigheden dit verhinderden; later, met name op de Synode van Dordt 1618—'19, zou dat alles beter zijn; maar hoe 't "zij, vanaf 1568 hebben de Geref. Kerken hier te lande geleefd onder het gezag van de Wezelsche Ar­tikelen. En die schreven voor: ouderlingen of oudsten; tezamen vormend den Kerkelijken Senaat of Kerkeraad (Hoofdst. IV § 1), maar dan volgt aanstonds: parochies of wijken (§ 2); met de nadere bepaling in § 3 „het zal noodig zijn, dat elke Kerk in vaste wijken verdeeld wordt" naar gelang van de hoeveelheid menschen die er wonen (leden der Kerk) en ook om het gemak van de gemeenteleden te dienen — staat er.
Wanneer we dat nog eens over lezen, krijgen we dus:
Aan het hoofd van elke wijk moeten enkele Ouderlingen gesteld worden (van Kerkeraad is dus geen sprake in de Wijk) die elke week in de gemeenschappelijke Kerkeraadsvergadering (rakende dus alle Wijken) zullen meedeelen, of alles in de Wijk recht en naar hun wensch toegaat.
De Kerkeraad — de dienaren des Woords en de Ouderlingen — is dus over héél de gemeente. Deze blijft ook over heel de gemeente, óók als de gemeente in onderscheidene parochies of wijken (zie § 2) verdeeld wordt, terwijl elke Wijk afzonderlijk wordt bewerkt en weer gemeenschappelijk vvordt besproken en door den Kerkeraad wordt bestuurd.
Van massa-Kerken moet dus naar het beginsel van onze Gereformeerde Vaderen geen sprake zijn. Dan komt er niets van het kerkbezoek terecht. De gemeente moet in Wijken of Parochies verdeeld zijn, met Wijk-kerken, met Wijk-predikant en Wijkouderlingen, met Wijk-bezoeken en Wijkrapporten, waarbij het centraal punt is en blijft: de gemeenschappelijke Kerkeraad met de gemeenschappelijke Kerkeraadsvergadering.
Natuurlijk zou hier veel over 't parochiestelsel, over buurtgemeenten, wijkarbeid, enz. te zeggen zijn, maar dat willen we nu niet doen, want we moeten verder. Maar het is toch van groote beteekenis, dat we deze dingen aangaande de indeeling der plaatselijke Kerken in Parochies of Wijken hebben gevonden. Wat komt er — om maar één ding te noemen — van 't kerkbezoek weinig terecht, wanneer men loopen en sjouwen moet in de groote steden van 't eene eind naar 't andere om ter kerk te gaan. Wat staan ook de kerken in de groote steden dikwijls ongelukkig vlak op elkaar in de oude stad, terwijl de nieuwe wijken, de tuindorpen, zich met den dag uitbreiden. Oud-Rotterdam heeft zes kerken en 17, straks 18 predikanten. Delfshaven, dat met de week grooter wordt, heeft 2 1/2 kerk en 5 predikanten, terwijl Charlois en Feijenoord worstelen met kerkruimte en gebrek aan dominé's. '
Voor de Wijk- of Parochie-indeeling pleit volgens de Wezelsche Artikelen bizonder dit, dat er dan alleen, bij behoorlijke indeeling der gemeente, van het huisbezoek iets komen kan en van de opwek­king in de gezinnen om ten Avondmaal te gaan.
Ook dat is iets, waar we wel een streep onder mogen zetten. 't Is gereformeerd, om de leden der gemeente te bezoeken aan de huizen en ook voor de Avondmaalsvieringen op te wekken om aan te gaan aan den disch des Heeren. Natuurlijk met verstand, in den geest van Schrift en belijdenis en in aansluiting b.v. aan het Avondmaalsformulier. Maar in elk geval is de dominé er naast, die zich uitput om er voor te zorgen dat er toch vooral weinigen aan tafel zullen gaan, liefst geen een. Zulke dominé's zijn er. Die blijkbaar heelemaal niet weten, wie er bij brood en beker behooren aan te zitten. Die met ziekelijk gepraat, waarbij alles wanhopig door elkaar gehaspeld wordt, wel van de tafel weten af te manen — en zelf ook niet aangaan — maar die blijkbaar weinig of niets van de instelling van het Sacrament des Heiligen Avondmaals verstaan en zoo de gemeente, ook in het opkomend geslacht, totaal bederven en onberekenbare schade toebrengen
Dus: Wijk-of Parochie-indeeling.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's