Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In kerkelijken weg.
't Is een eenvoudige waarheid. Misschien voor velen te eenvoudig. Maar toch willen we haar hier even herhalen. In kerkelijken weg de reglementen onzer Hervormde Kerk te wijzigen is in de reglementen zelf als mogelijk en geoorloofd verondersteld.  Pogingen daartoe aangewend, mogen dus geenszins worden getypeerd als „schenden van afgelegde beloften". In dien weg zullen we het dan ook met elkander moeten zoeken. Tenzij men in valsche lijdelijkheid zegt, dat er niets gedaan moet worden. Wat onze zonde vermeerdert en wat tot grooter schade voor de Hervormde Kerk is. Want we mogen den weg der middelen niet verachten of verwaarloozen. Daarom moeten de handen aan den ploeg geslagen worden. Tenzij men besloten heeft de Hervormde Kerk vaarwel te zeggen en de scheuringen weer met een te willen vermeerderen tot grooter schade van het godsdienstig en kerkelijk leven in Nederland. Nog eens: in kerkelijken weg de reglementen te wijzigen, is in de reglementen zelf als mogelijk en geoorloofd verondersteld. En pogingen, daartoe aangewend, mogen dus geenszins worden getypeerd als „schenden van afgelegde beloften". 

Twee voorname dingen.
Twee voorname dingen voor ons kerkelijk leven zijn: de ambten en de kerkelijke vergaderingen. In 't kort willen we er dit van zeggen nu: De diensten zijn drieërlei: predikant, ouderling en diaken. Die diensten, die ambten, moeten in onze Hervormde Kerk meer vrij komen en naar behooren in werking gesteld.  Daarbij zullen er vierderlei Kerkelijke samenkomsten of vergaderingen zijn: de Kerkeraad, de Classicale Vergadering, de Provinciale of Particuliere Synode en de Algemeene of Nationale Synode. Als we dat in 't oog houden en er op werken, dat in die wegen ons kerkelijk leven meer geleid wordt, zullen we er zeker voordeel van hebben.

Wat is een Classis?
Van den beginne afaan is de noodzakelijkheid van een indeeling der Kerk in classicale ressorten gevoeld. Vooral na 1572, toen de vervolging langzamerhand ophield en de reformatie overal doorging, is de gewenschte indeeling gekomen. De Particuliere Synode van Dordt, 1574, kwam tot een indeeling van 14 classen. Later zijn er veel meer gekomen; nu zijn er 44. Hoeveel kerken tot een classis zullen behooren, is willekeurig. De Particuliere Synode van Harderwijk, 1603, sprak uit, dat een clas'se minstens uit 10 kerken moest bestaan. Er hangt zooveel van af, ohet groote of kleine kerken zijn en of ze gemakkelijk kunnen samenkomen.
Wat is nu het karakter der Classen? De Classicale Vergaderingen zullen, zoo is van ouds volgens Gereformeerd Kerkrecht gezegd, bestaan uit genabuurde Kerken. Dus niet uit personen, maar uit Kerken, welke Kerken dan elk één dienaar des Woords en één ouderling afvaardigden, met credentie, d.i.geloofs- en lastbrieven. Want de afgevaardigden waren gedeputeerden of gelasten; d.i. het waren personen, die niet op eigen initiatief en op eigen risico gingen, maar die namens de Kerk, welke hen afvaardigde, gingen, en die dus een last hadden te volbrengen namens de zendende Kerk. Zij zaten er namens de zendende Kerk.
In artikel 33 van de Dordtsche Kerkorde was die kwestie van credentie-brieven aldus omschreven: „Die tot de samenkomsten afgezonden worden, zullen hunne credentie-brieven en instructiën, onderteekend zijnde van degenen, die ze zenden, mede brengen en deze zullen alleen keurstemmen hebben". (Keurstem is een stem, die uitgebracht wordt om een keuze te doen; adviseerende stem is slechts om advies te geven en niet om beslissing te nemen).
Hoeveel afgevaardigden van elke Kerk moesten er nu ter Classicale Vergadering gaan? De Synode van Dordt, 1578, antwoordde reeds, dat uit iedere gemeente één Dienaar des Woords en één ouderling op de Classe zouden verschijnen. Deze twee zouden stem gerechtigd zijn en dus keurstem hebben. De overige predikanten en ouderlingen mochten de vergadering der Classis wel bijwonen maar dan alleen als adviseerende leden. Omdat 't blijkbaar nog al eens voorkwam, dat die niet-eigenlijke leden der Classis 't woord voerden, heeft de Synode van Middelburg, 1581, er aan toegevoegd, dat die niet-afgevaardigde leden, alleen als zij gevraagd werden, hun advies mochten geven. De Synode van 's Gravenhage, 1586, bepaalde kort en goed: „dewelke elk een Dienaar en een ouderling afvaardigen zullen"; en zóó is het in de Dordtsche Kerkorde van 1619 gebleven en in de Gereformeerde Kerken nóg.
De vraag doet zich hierbij onwillekeurig voor: mag een kleine Kerk, met één predikant, evenveel afgevaardigden (en dus twee: één predikant en één ouderling) zenden als een groote gemeente met vele predikanten en ouderlingen?
Bij het beantwoorden moet men in 't oog houden, dat de vergadering der Classis geen samenkomst van personen, maar van Kerken is. 't Is geen bestuurscollege van personen, dat boven den Kerkeraad staat, maar een samenkomst van genabuurde Kerken tot onderlinge hulp en steun. Een Kerkeraad is een vergadering van personen, n.l. van ambtsdragers eener plaatselijke Kerk, met bestuursmacht bekleed. Maar een Classis bestaat uit afgevaardigden der genabuurde Kerken, die er samenkomen met gelijke macht. De Kerkeraad is dus een samenkomst van ambtelijke personen, die in qualiteit van ambtsdragers daar zitten, om de gemeente te besturen en te regeeren. Maar een Classis bestaat uit representanten, lasthebbers, gedeputeerden van de plaatselijke Kerken, die namens die Kerken daar zitten en een opdracht, een last hebben te volbrengen. En nu geldt als grondbeginsel bij het Gereformeerd Kerkrecht: „Geene Kerk zal over andere Kerken, geen Dienaar over andere Dienaren, geen ouderling of diaken over andere ouderlingen of Diakenen eenige heerschappij voeren" (Art. 84 Dordtsche Kerkorde, 1619). 
Houden we dit nu in 't oog, dan voelen we, dat elke plaatselijke Kerk, groot of klein, evenveel afgevaardigden (zijnde twee: één predikant en één ouderling) heeft te zenden. De plaatselijke Kerken zijn geen „afdeelingen" van het geheel, geen „afdeelingen" van een hooger bestuur of iets dergelijks, neen! de plaatselijke Kerken zijn complete Kerken en zijn elk van gelijke beteekenis voor het classicaal verband. En vindt men het dan ongehoord, dat groote stadskerken óók maar twee afgevaardigden zenden, dan is de weg open om de groote, massale stadskerken te verdeelen in kleinere Kerken, b.v. Den Haag-Oost, Den Haag-West, Den Haag-Noord, Den Haag-Zuid. Die vier stadskerken zenden dan elk eigen vertegenwoordigers of afgevaardigden; waarbij dan door de plaatselijke Kerk naast den primus een secundus of plaatsvervanger worde aangewezen.
Al spoedig was gewoonte vier vergaderingen van de Classis per jaar. Wezel, 1568, bepaalde „telkens om de twee of ten minste om de drie maanden". De Synode te Embden, 1571, stelde wegens de moeilijke tijden den tijd wat ruimer, n.l. „alle drie of zes maanden". Middelburg, 1581, schreef voor „dat de tijd voor de volgende vergadering aan het einde der vorige bepaald zou worden", terwijl er als maatregel van orde aan toegevoegd werd, dat ze minstens elke drie maanden, dus vier maal in het jaar, gehouden moeten worden.
Eerst ging het wat ongeregeld; langzamerhand kwam er vaste orde: viermaal in het jaar.
De Kerk, die krachtens opdracht der andere Kerken, de Classis samenriep, werd „Classicale" of „roepende" Kerk genoemd.
De kwestie: hoeveel afgevaardigden van elke plaatselijke Kerk, is echter niet zoo eenvoudig als in artikel 41 van de Dordtsche Kerkorde gesteld wordt. Want na artikel 41 volgt artikel 42. En in artikel 42 lezen we: „Waar in eene Kerk méér predikanten zijn dan één, zullen die al te zamen in de Classis mogen verschijnen en keurstemmen hebben, ten ware in zaken die hunne personen of Kerken in 't bizonder aangaan". 
Dat artikel is eerst door de Synode van Dordrecht 1618—'19 in de Kerkorde opgenomen, maar eigenlijk in strijd zijnde met artikel 84. Vanaf de Synode van Dordt, 1578, heeft als regel gegolden, dat uit elke Kerk slechts twee afgevaardigden met keurstem naar de vergadering der Classis werden gedeputeerd, zeker ook met de bedoeling, dat niet de grootere Kerken de kleinere zouden overstemmen. Die overigens ter vergadering verschenen, hadden slechts een adviseerende stem. Maar de ontwikkeling der tijden bracht mee, dat de noodzakelijkheid gevoeld werd, dat meerdere predikanten een stem in het capittel kregen. Vooral de predikanten uit de grootere steden konden vaak niet worden gemist. West-Friesland drong er in 1581 reeds op aan ter Synode te Middelburg. Men wilde er toen nog niet op ingaan. Maar op de Synode van Schoonhoven, 1597, kwam het weer aan de orde. Daarna werd het in vele classen gewoonte aan alle predikanten keurstem te geven. Men vond het ook alleszins te begrijpen, dat grootere Kerken iets meer te zeggen hadden dan de kleinere. Op de Synode van Dordt in 1618—'19 werd nog zwakjes het oude beginsel verdedigd, maar men liet het oude beginsel los en men besloot: dat in een plaats, waar meer dan één predikant was, alle dienaren ter Classis zouden mogen verschijnen en allen stemgerechtigd zouden zijn. Alle Kerken staan wel gelijk (artikel 84 Kerkorde), maar aan sterkere moest toch in graad meer invloed toegekend worden. Of er ook meerdere ouderlingen zouden worden afgevaardigd door de grootere Kerken, bleef onbesproken en onbeslist, wellicht omdat er moeilijk meer ouderlingen gevonden konden worden, die tijd en bekwaamheid hadden voor deze dingen. Aan de predikanten werd op die manier nog al wat overwicht gegeven op de vergadering van de Classis.
De Synode van de Gereformeerde Kerken te Utrecht, 1905 gehouden, heeft artikel 42, als in strijd met met Gereformeerd Kerkrecht, gewijzigd in den zin van de oude bepaling van de Synode van Dordt, 1578. Dus: wel de overige predikanten der grootere Kerken, niet de ouderlingen mogen zonder afvaardiging ter vergadering van de Classis gaan, doch hebben dan alleen een adviseerende stem. De twee afgevaardigden, één predikant en één ouderiing, hebben keurstem.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's