Vragenbus.

Vraag: Is het Samuel geweest, die opkwam te Endor of is hier bedrog van de toovenares en waarzegster in het spel?
Antwoord. Een vraag, die moeilijk is te beantwoorden om tweeërlei oorzaak. Ten eerste komen we hier op terrein — verboden terrein en in de Schrift steeds in verband gebracht met duivelsche machten en krachten — waar geweldig veel geheimnissen en verborgenheden voor ons zijn (geen verborgenheden van Gods Koninkrijk, maar, „diepten des Satans"; Openb. 2 vers 24); en ten tweede is er kennelijk in het Bijbelsch verhaal een gaping, zoodat we in de Schrift niet krijgen een beschrijving hoe de vrouw te werk gaat en wat zij doet. Als Saul — een wanhoopsdaad is het van den Koning, die zich hoe langer hoe meer van God heeft losgemaakt en zich aan de hel verkoopt — zegt: „doe mij Samuel opkomen", dan krijgen we onmiddellijk daarop volgend: „toen nu de vrouw Samuel zag" (vers 12).
Wat de vrouw doet, hoe zij te werk gaat, waar zij is, — wordt ons niet meegedeeld. De „diepten des Satans" en de „wonderen van den vorst der duisternis beschrijft de Schrift niet. Dat is voor ons een wenk, om niet meer te willen weten dan de Heere ons wil openbaren! De vrouw is in een ander vertrek dan Saul is, waarschijnlijk met een opening er tusschen (echt voor een waarzegster en toovenares!) Want de vrouw „ziet" wat en Saul ziet niets (vers 13). Als de vrouw de verschijning ziet, begrijpt zij dat het de Koning is, die haar is komen raadplegen. Hij, die naar Samuel, den profeet, vraagt, is de Koning, die in de war zit! Dat begrijpt de vrouw, en zij schrikt. ,
„Waarom hebt gij mij met uw vermomming bedrogen?" zegt zij tot den man, dien zij nu als Koning Saul herkent? Saul stelt haar gerust en belooft haar alles, als zij hem nu maar helpt! (vers 13)
Dan gaat de scéance verder. De vrouw in de eene kamer, de Koning in de andere. Nieuwsgierig vraagt Saul, die brandt van verlangen naar het geheimzinnige, dat „verboden waar" is voor hem, wat zij ziet.
En de vrouw zegt : „ik zie goden uit de aarde opkomende".
„Goden — uit de aarde opkomende"!
Dat is taal voor een toovenares, voor een waarzegster! Heidensche practijken heeft zij zich aangewend! Gods kinderen weten van een anderen God, niet uit de aarde opkomende, maar Die woont in den hemel! En dan ziet zij (Saul ziet niets) goden uit de aarde, geestenverschijningen, die voor haar oog zich manifesteeren in de gedaante van Samuel den profeet.
Want als de Koning van geestenverschijnjng hoort, vraagt hij: „hoe is zijne gedaante?" En zij zeide: „Er komt een oud man op en hij is met een mantel bekleed". Nu denkt Saul oogenblikkelijk: dat is Samuel!
„Toen Saul vernam, dat het Samuel was, zoo neigde hij zich met het aangezicht ter aarde", (vers 14)
Wat is dat nu geweest?
Wij weten het niet. Maar hier is duivelskunstenarij — volgens de Schrift. Dit is het doorloopend getuigenis van onzen Bijbel. En we zullen goed doen daaraan vast te houden. Duivelskunstenarij. Diepten des Satans. Wonderen van den vorst der duisternis. Gelijk de wonderen en machten en teekenen van den Antichrist hoe langer hoe meer openbaar zullen worden in de komende tijden!
En dus dat een booze, helsche geest hier aan de vrouw verschijnt en de gedaante van Samuel aanneemt en als Samuel zich voordoet en als Samuel spreekt — is het meest waarschijnlijk.
Niet de geest van Samuel zelf dus, maar een geest uit den afgrond, die zich als Samuel voordoet en als Samuel spreekt. Zooals de duivel zich ook wel weet te veranderen en voor te doen als een engel des lichts!
Spel van de machten der duisternis.
Voor die dingen buigt Saul zich — hij, die zich niet buigen wil voor God!
Als Saul zich vermomt voor de vrouw, vermomt zich de Satan in de gedaante van Samuel voor den Koning. En er volgt dan een gesprek tusschen „de geest" en den Koning.
De geesten van de zaligen te verontrusten staat gelukkig niet aan toovenaressen, noch ook aan goddelooze Koningen. Zij rusten de ruste, die overblijft voor 't volk van God! Maar toovenaressen en duivelskunstenaressen kunnen — onder Gods toelating — spelen met booze geesten, die zich dan laten gebruiken om te verderven degenen, die weigeren naar Gods Woord te hooren en die zich voegen tot de diepten des Satans en de wonderen van den Antichrist. Daardoor krijgen mee de goddeloozen een hoogen dunk van de machten der duisternis en dat is dan een lokmiddel van de anti-goddelijke madhten der hel te meer, om velen te verleiden van kwaad tot erger. Onder Gods toelating vermag de hel veel!!
Rampzalig degenen, die op de machten en krachten der hel vertrouwen. Met den hemel willen ze het niet wagen, dan wagen ze het met de hel. En dan moeten soms de machten der hel ook „ware dingen" zeggen, zooals hier bij Saul. Hij zal sterven! wordt hem ook hier geboodschapt.
Zelfs de hel zal God gelijk moeten geven.
Maar Saul had veiliger gedaan zich tot God te wenden in den nood en hij had moeten zeggen ten opzichte van „het vragen der dooden" (Deut. 18 vers 11, Jes, 8 vers 9, enz.) dat is verboden terrein. Laten we „onnoozel zijn in het kwade", dat is grooter sieraad dan wijs te zijn in het verbodene. (Rom. 16 vers 19).
Naar ons oordeel is dus de geest, die opkwam en sprak, niet Samuel geweest, maar een geest die zich voordeed Samuel te zijn. Opmerker.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen