Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE GEREFORMEERDE KERKORDE of HOE 't IN DE KERK DES HEEREN MOET TOEGAAN. (23)
Het derde deel van het Doopsformulier, dat het ritueele gedeelte is, waarbij het meer direct de heilige handeling zelve raakt, begint met het gebed. Daarin wordt de almachtige, eeuwige God aangeroepen, die in de dagen van Oud-Israël in den zondvloed en bij den doortocht door de Roode Zee heeft bewezen, dat Hij scheiding maakt tusschen degenen die Hem haten en die Hem liefhebben; die weet te behouden en te verderven. Die God wordt aangeroepen in den gebede, daarbij belijdende, dat het nu in den Doop om dezelfde dingen gaat als bij den zondvloed, om in Christus gered te worden van den eeuwigen ondergang en van de wereld gescheiden, met den Verbondsmiddelaar Jezus Christus vereenigd te worden. (In te gaan in het geestelijk Kanaan, zegt art. 34 Ned. Geloofsbelijdenis).
Om Gods grondelooze barmhartigheid ook in deze te openbaren wordt gebeden dan. Zooals het Gods barmhartigheid was, welke Noach met z'n gezin redde in de dagen van den zondvloed en zooals het 's Heeren barmhartigheid was, welke Israël droogvoets door de Roode Zee deed gaan, terwijl Farao en zijn ruiters verdronken, zoo wordt nu bij den Doop om Gods vrij ontfermen en om Zijn grondelooze barmhartigheid gesmeekt ten opzichte van de kinderen.
Dat de Heere ze genadiglijk mag aannemen en door den Heiligen Geest in Christus mag inlijven! Opdat ze met Hem in Zijn dood begraven worden en met Hem mogen opstaan in een nieuw leven, enz.
Van de inlijving in Christus en van het opgenomen worden in Zijn Kerk, met afscheiding van de wereld, wordt dan het teeken in den Doop toebediend straks, om dan voor den Heere te leven, Zijn kruis te dragen en straks in Hem te sterven.
En dan worden de ouders opgeroepen om te antwoorden op de vragen, hun te stellen. Ze worden aangesproken als „geliefden in den Heere Christus", dus behoorend tot de gemeente, die den naam van Christus belijdt, als broeders en zusters, die met leer en leven zich gewillig voegen naar den geestelijken gang van Christus' Kerk.
Die vragen zijn vooral hierom, dat er waarborg zal zijn, dat de ouders met ernst den Doop voor hun kind begeeren en dat zij bij het opwassen het kind recht christelijk zullen onderwijzen.
't Gaat bij die vragen eigenlijk niet om allerlei geloofsstellingen ten opzichte van den Doop en van het kind te verkondigen en te onderschrijven. Dat is er later wel bij gekomen, maar oorspronkelijk was dat toch niet de bedoeling, gelijk wel blijkt uit het formulier van Calvijn, dat te Geneve gebruikt werd. Het oorspronkelijke formulier van de Paltz, dat de Geneefsche gewoonte volgde, had maar één vraag en die vraag bedoelde louter een zekerheidsstelling van de christelijke opvoeding van het gedoopte kind. Calvijn, Geneve, de Paltz wilden van de ouders hooren, of zij instemden met de 12 Geloofsartikelen en als zij daarop „ja" geantwoord hadden, werd 't kind gedoopt.
Eenvoudiger kon het haast niet!
Staande in hetzelfde geloof als de Kerk van Christus van oudsher, werd het opkomend geslacht in die gemeente ingelijfd en de ouders beloofden hunne kinderen in hetzelfde geloof te zullen onderwijzen en opvoeden.
Maar andere Formulieren hadden wel vragen (we schreven er kortgeleden nog over). Zoo stonden in het Doopsformulier (Forma administrandi baptismj) van a Lasco drie vragen en wel:
„Ik begeer, dat gij mij verklaart:
1. Of die kinderen, die gij aanbiedt, ook zijn het zaad onzer Kerk, opdat zij door onzen dienst hier wettig gedoopt worden?
2. Erkent gij ook onze leer, welke gij van den Doop en deszelfs verborgenheden gehoord hebt, waarachtig te zijn, en dat onze kinderen wel van nature (gelijk ook wij allen) kinderen des toorns en des doods zijn, maar nu met ons in het Goddelijk verbond (om Christus' wil) begrepen, op Christus' bevel met het zegel van de aanneming Zijner gerechtigheid (ik zeg met den Doop) gewisselijk behooren verzegeld te worden?
3. Ten laatste, of gij erkent, dat het uwe en tegelijk de schuldige verplichting van de gansche Kerke is, maar inzonderheid gij vaders, tegelijk met uwe vrouwen, de moeders dier kinderen: dat gij uwe aangeboden kinderen, als zij beginnen op te wassen, in de ware kennis en dienst van God doet onderwezen worden?"
In het Formulier van Micron staan twee vragen. De aanhef, aan die twee vragen voorafgaande, luidde:
„Mijne broeders, die dit kind ten Doop zijt presenteerende, gij hebt gehoord, dat de Doop van Christus den Heere is ingesteld, tot een zegel van het verbond Gods met ons: van hetwelk (n.l. dit zegel) onze kinderen niet geweerd mogen worden, overmits zij in ditzelve verbond begrepen zijn. Aangezien dan, dat gij dit kind ten Doop zijt presenteerende, zoo wilt toch dit doen, niet uit eenige gewoonte of eenige superstitie of bijgeloof, maar alleen uit het geloof in de beloftenisse Gods, in Christus Jezus, aan ons en ons zaad gegeven. En opdat het zeker zij, dat gij het uit dit geloof ten Doop zijt presenteerende, zoo wilt mij nu openlijk voor de gemeente betuigen: Ten eerste, gij weet dat Christus, de Heere, den Doop des waters heeft ingesteld om Zijn Gemeente daarmede te wasschen: zoo vrage ik u of gij dit kind, dat gij ten Doop zijt presenteerende, een zaad der Gemeente, door de kracht van het verbond Gods, bekent te wezen, aan hetwelk, naar den eisch van onzen dienst, de Doop toekomt, hoewel zij van nature kinderen des toorns en des doods zijn.
Ten tweede, bekent gij ook niet, dat het uw en der gansche gemeente schuldige plicht is, de voorzeide verborgenheden van den Doop in uw leven te openbaren en dit kind, als het tot zijn verstand gekomen zal zijn, in deze verborgenheden en in de waarachtige kennisse Gods, een iegelijk naar zijn vermogen, te onderwijzen?"
Men voelt aanstonds, dat de vragen van ons Formulier wel niet woordelijk gelijk zijn aan die van a Lasco, ook zelfs niet aan die van Micron, maar dat Petrus Datheen toch wel van deze vragen heeft gebruik gemaakt, toen hij aldus schreef:
Vermaning aan de Ouders, en die mede ten Doop komen:
Geliefden in den Heere Christus, gij hebt gehoord, dat de Doop een ordening Gods is, om ons en onzen zade Zijn verbond te verzegelen; daarom moeten wij hem tot dat einde, en niet uit gewoonte of bijgeloovigheid gebruiken. Opdat het dan openbaar worde, dat gij alzoo gezind zijt, zult gij van uwentwege hierop ongeveinsdelijk antwoorden:
Eerstelijk, hoewel onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelve onderworpen, of gij niet bekent, dat zij in Christus geheiligd zijn, en daarom als lidmaten Zijner gemeente behooren gedoopt te wezen?
Ten andere, of gij de leer, die in het Oude en Nieuwe Testament en in de Artikelen des Christelijken geloofs begrepen is, en in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt, niet bekent, de waarachtige en volkomene leer der zaligheid te wezen?
Ten derde, of gij niet belooft en u voorneemt, dit kind, als het tot zijn verstand zal gekomen zijn, waarvan gij vader of getuige zijt, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen, of te doen en te helpen onderwijzen?
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's