Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hervormde Kerk vlak na de Revolutie. (3)
De hoofdzaken van het Concept Reglement op de Organisatie van het Hervormd Kerkgenootschap in het Koninkrijk Holland van het jaar 1809 willen we hieronder even noemen: De vraag is allereerst: waaruit bestaat de Ned. Hervormde Kerk, of, zooals men in 1809 zei, het Hervormd Kerkgenootschap?
Daarop kunnen in hoofdzaak twee antwoorden komen en wel: uit de Hervormde gemeenten (Hervormde plaatselijke Kerken) óf uit de leden der Hervormde Kerk over heel het land gerekend.
Dat laatste antwoord heeft men, helaas! gekozen; geheel en al in strijd met de historie, daar toch vanaf de dagen der Reformatie, in het midden van de Gereformeerde Kerk van Nederland nooit anders gesproken is dan van de plaatselijke Kerken, elke Kerk staande onder leiding van den Kerkeraad. In 1809 koos men voor een geheel andere — en geheel verkeerde — gedachte (zie echter ook art. 7 van dit Concept-Reglement) en in artikel 1 kwam te staan: „Tot het Hervormd Kerkgenootschap behooren allen, die op belijdenis des geloofs voor de opzieneren der gemeente tot lidmaten zijn aangenomen, alsook dezulken die in de Hervormde Kerk gedoopt zijn". Art. 2: „Deze allen blijven leden, zoo lang zij niet vrijwillig en duidelijk verklaard hebben zich daarvan af te scheiden, of om wettige redenen daarvan afgescheiden' zijn".
Dan komt in de tweede plaats de gemeentevorming of de formatie van de plaatselijke Kerk. Want art. 3 zegt: „Zoo vele onder één en hetzelfde kerkelijk opzicht, 't zij van éénen, 't zij van meerdere leeraren, doch van één en denzelfden Kerkeraad staan, maken eene afzonderlijke gemeente uit".
In elke gemeente zullen registers van gedoopten en lidmaten gehouden worden (art. 5) en wanneer een lidmaat vertrekt, zal hij elders niet worden erkend als zoodanig, tenzij hij voorzien is van een attestatie. (art. 6).
Die gemeenten met Kerkeraden, kerkelijk opzicht, registers, enz., vormden dan samen — en daar doelden we op, bij onze aanteekening tusschen haakjes bij art. 1 — het Hervormd Kerkgenootschap. Want zoo luidt art. 7: „Alle die afzonderiijke gemeenten van Hervormde belijders en gedoopten, binnen alle de departementen van dit Rijk, hetzij Nederduitsche, hetzij Waalsche, Engelsche presbyteriaansche, Schotsche en Hoogduitsche, maken tezamen, het Hervormd Kerkgenootschap van dit Koninkrijk uit, en zijn aan het Kerkbestuur en aan de verordeningen, in dit Reglement bepaald, gehouden".
Hier is dus het antwoord op de vraag: waaruit bestaat de Hervormde Kerk? „uit gemeenten"; en de Waalsche, Engelsche, Schotsche, Hoogduitsche worden gerekend tot het Hervormd Kerkgenootschap of tot de Hervormde Kerk in het Koninkrijk Holland te behooren.
Het woord Kerkbestuur wordt helaas! in dit verband gebruikt. En over de wijze waarop dat Kerkbestuur is ingericht en werkt, wordt dan gezegd in art. 8: ,,Het Kerkbestuur wordt geoefend over elke bijzondere gemeente door een Kerkeraad, over verscheidene gemeenten te zamen door eene Classis en over alle de gemeenten of het gansche Kerkgenootschap door een Generaal Synode".
Dit is een mooi artikel, dat helaas! na 1809 verloren is gegaan. Het oude beginsel van het presbyteriaal Kerkrecht komt hier nog duidelijk naar voren, maar in 1816 is het verdwenen.
Wel dient opgemerkt, dat de Provinciale Synoden hier uitgeschakeld zijn, maar dat was, omdat men van het provincialisme zooveel ellende beleefd had. De gedachtenis aan die verbrokkeling, vol naijver en ellende, wilde men geheel uitbannen, staande naar de éénheid van de Classes in al de provinciën, waarom men in art. 9 ook extra nog vermeldde: „Alle afzonderlijke Synoden in de onderscheidene departementen, als ook de Waalsche Synode, zijn dus afgeschaft".
Er zouden dus komen Kerkeraden over de afzonderlijke gemeenten; Classes voor de gemeenten in hetzelfde classicaal ressort en dan een generale of algemeene Synode, waarin al de Classes vertegenwoordigd zouden zijn. (Zie nader Hoofdstuk IV, art. 1).
Hadden we die beginselen in het Reglement van 1816 óók maar gekregen! Echter was het toen het streven om de vergaderingen der Kerken, classicaal en synodaal, geheel wég te werken! Toen kwamen de besturen in opgaande lijn, met ontwrichting van het ambt en totale negatie van de Kerken.
De positie van de Walen wilde men in 1809 ook nader vaststellen en men schreef in art. 10 de zoo aannemelijke regeling: „De Waalsche Kerken in dit Rijk maken met elkander ééne Classis uit, welke Classis is een integreerend lid der Synode". In 1928 zijn we er zelfs nog niet aan toe, wat men in 1809 reeds billijk en verstandig oordeelde!
Over de Kerkelijke Vergaderingen — een zoo belangrijke zaak voor ons Kerkelijk leven, ook in onze dagen — wordt gehandeld in art. 13 enz., waar dan over den Kerkeraad, over de Classis en over de Algemeene Synode het volgende gezegd wordt:
Art. 13: „In de hier bovengemelde Kerkelijke Vergaderingen zullen alleen kerkelijke zaken, en dat op kerkelijke wijze, behandeld worden" Art. 14: „In eene meerdere vergadering zal men niet handelen dan hetgeen in eene mindere niet heeft kunnen afgehandeld worden en hetgeen der gemeene" (of gezamenlijke) „Kerken nut is en tot de meerdere vergadering behoort".
Dat zijn hoofdbeginselen voor het Gereformeerd Kerkrecht, die in 1809 nog niet verloren waren gegaan. Helaas! kon men zich in 1816 blijkbaar deze dingen niet meer herinneren; althans men repte er niet van en ging intusschen een geheel andere richting uit!
Art. 17 luidde : „Alle bijzondere huishoudelijke schikkingen en alle vaststellingen, bij de meerdere en mindere Kerkelijke Vergaderingen gemaakt en in gebruik tot bewaring van de eenheid en zuiverheid der leere van waarheid en godzaligheid, alsook die betreffende de oefening van den openbaren godsdienst en het waarnemen en verdeden der onderscheidene diensten, blijven alleen verbindend, in zooverre zij met dit vastgestelde Kerkbestuur en de nadere verordeningen van dit reglement niet strijdig zijn".
De Minister, die telkens bij en naast het Concept der Commissie zijn op- en aanmerkingen maakt, om deze mee aan den Koning voor te leggen, zag in plaats van dit art. 17 gaarne gelezen: „Door deze Organisatie en de invoering van het daarbij bepaalde Kerkbestuur worden voor vervallen gehouden alle algemeene of huishoudelijke kerkelijke wetten, ordonnanciën, verordeningen en schikkingen, welke daarmede strijdig zijn".
Dat was korter en krachtiger, maar óók wel een weinig anders dus dan de Commissie voorstelde!
Nadat zoo Hoofdstuk I in 17 artikelen handelde over: Het Hervormd Kerkgenootschap in het gemeen", ging men in Hoofdstuk II over, om te omschrijven de plaats en de werking van den Kerkeraad. We lezen dan, dat er overal, wanneer er ten minste 12 manslidmaten zijn, een Kerkeraad moet wezen. (art. 3). Die Kerkeraad bestaat uit den predikant (of de predikanten) en de Ouderlingen, (art. 1).
De kwestie of Diakenen óók leden van den Kerkeraad zijn en óók deel moeten hebben aan de regeering der Kerk (een kwestie, ook in onze dagen telkens weer opduikend, b.v. bij vragen inzake algemeenen en bijzonderen Kerke­raad in grootere gemeenten) werd in het Concept van 1809 aldus opgelost:
Art. 2: „Waar niet meer dan vier Ouderlingen zijn, moeten ook alle de Diakenen tot den Kerkeraad geroepen worden" (als er dus een Kerkeraadsvergadering gehouden moet worden, behooren de Diakenen óók opgeroepen te worden ter bijwoning) „en over voorkomende zaken mee besluiten, gelijk ook in zulke gemeenten" (kleine gemeenten dus) „de leeraars en de Ouderlingen mede verrichten, hetgeen der Diakenen is, in het bestuur der armen goederen en hunne bedeeling".
De Diakenen behooren dus niet tot den Kerkeraad. Dat hebben onze Gereformeerde Vaderen ook altijd zoo geleerd. Hun ambt is niet om de gemeente te regeeren. Daarvoor zijn de Ouderlingen of Opzieners, met de leeraren saam. Alleen wanneer de Kerkeraad te klein in omvang en aantal leden is, worden de Diakenen bij de zaken van Kerkregeering te hulp geroepen, gelijk wederkeerig dan de Ouderlingen en de predikant (de Kerkeraad, als lichaam) hulpdienst doen bij den diaconalen arbeid, welke in zoo'n geval aan de Diakenen alléén te veel verantwoordelijkheid zou opleggen. Geld en goed van de Diakenen wordt hierbij genoemd „der armen goederen".
Aangaande de aftreding en de verkiezing van Kerkeraadsleden zegt art. 5: „Van de Ouderlingen en Diakenen treedt alle jaar de helft af, tenzij het belang der Kerk, naar het oordeel van twee-derde van het volledig getal des Kerkeraads met de Diakenen hierin verandering vordert". („Nader goed te keuren door de Classicale Deputaten", zooals de Minister wenschte bijgevoegd te zien).
De benoeming van nieuwe Ouderlingen en Diakenen geschiedt — zegt art. 6: „uit een gemaakt gros of dubbeltal door de gezamenlijke leden van den dienenden Kerkeraad met de Diakenen". Daar wie de benoeming geschieden moest, werd niet gezegd, maar de Kerkeraad heeft de leiding en stelt dubbelgetallen of geeft een groslijst. „Niemand, wettig beroepen zijnde, mag voor dien post bedanken, tenzij hij genoegzame redenen kan voorbrengen, waarover eerst de Kerkeraad, en dan, desnoods, de Classis zal oordeelen". (art. 8).
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's