Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE GEREFORMEERDE KERKORDE of HOE HET IN DE KERK DES HEEREN MOET TOEGAAN. (30)
De Kinderdoop moet in 't midden van Christus' Kerk in stand gehouden worden als een heerlijk voorrecht van de Gemeente Gods. Daarom hebben onze Geref. Vaderen ook gezegd in art. 34 Ned. Gel. belijdenis. : „Wij verwerpen de dwaling der Wederdoopers, die verdoemen den Doop der kinderkens der geloovigen, dewelke wij gelooven, dat men behoort te doopen, en met het merkteeken des Verbonds te verzegelen, gelijk de kinderkens in Israël besneden werden op dezelfde beloften die onzen kinderen zijn gedaan. En voorwaar, Christus heeft Zijn bloed niet minder vergoten om de kinderkens der geloovigen te wasschen, dan Hij gedaan heeft om de volwassenen. En daarom behooren zij het teeken te ontvangen en het Sacrament van hetgene dat Christus voor hen gedaan heeft. Daarenboven hetgene de Besnijdenis deed aan het Joodsche volk, hetzelfde doet de Doop aan onze kinderen, waarom de heilige Paulus den Doop noemt de Besnijdenis van Christus, Col. 2:11." De kinderen van bondgenooten en gemeenteleden zijn mede in het verbond Gods en Zijne Gemeente begrepen — zegt onze Catechismus vraag en antwoord 74.
Daarom het teeken en het zegel van dat Verbond voor de kinderen.
De Mennonieten willen hier spreken van „kinderen" (Hand. 2: 39 „U komt de belofte toe en uwen kinderen en allen die daar verre zijn, zoo velen als er de Heere onze God toe roepen zal" n.l. door de prediking des Evangelies enz.) als van „zaad" (Gen. 17) en van „kinderen" in geestelijken zin, wedergeborene kinderen, geestelijk zaad. Maar Calvijn verstaat het beter (zie zijn verklaring Gen. 17: 7 en Hand. 2: 39) en zegt, dat met anders bedoeld wordt „uwe kinderen". Wie uitverkoren zijn, is voor den mensch verborgen. Maar wij hebben te rekenen met Gods Verbond. En dat gaat in de lijn van Gen. 17 en Hand. 2, zooals het nu voortgezet wordt in het midden van de Gemeente van Christus.
Zoo ziet Calvijn ook de Kerk des Heeren voor zich, als hij zegt (Institutie IV, I, 7): „Met den naam Kerk duidt de Schrift vaak aan die geheele menigte van menschen" op aarde verspreid, die belijdt den éénen God en Christus te vereeren, die door den Doop in de geloofsgehoorzaamheid jegens Hem wordt ingewijd, enz."
De Dordtsche Leerregels zeggen I, 17: „Gods Woord getuigt, dat de kinderen der geloovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hunne ouders begrepen zijn". En de Catechismus, die als eerste grond voor den Kinderdoop gaf: de kinderkens van bondgenooten zijn mede in het Verbond Gods en Zijne gemeente begrepen — geeft als tweede grond: dat hun de verlossing van de zonden in Christus en de Heilige Geest, die het geloof werkt, niet weiniger dan den volwassenen (bondgenooten) toegezegd wordt.
Dat worden dus als verbondsgoederen aan onze kinderen bijgebracht: de reiniging van de zonde in Christus' bloed en de vernieuwing door den Heiligen Geest.
Die goederen liggen in Christus. De volwassenen (bondgenooten) mogen, indien ze waarachtig geloovigen zijn, godzalige ouders dus, die goederen in Christus hebben. En dan mogen ze gelooven, dat die verbondsgoederen ook voor hun kinderen toegezegd zijn, omdat de Heere niet minder voor de kinderen toezeggen wil dan Hij aan de volwassenen gegeven heeft.
En die verbondsbeloften Gods worden dan in den Doop beteekend en bezegeld aan onze kinderen. (Marc. 10 vers 14: „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet: want derzulken is het Koninkrijk Gods"). Jezus Christus is óók voor kinderen in de wereld gekomen!
Stellen wij ons dus met onze kinderen voor den Doop, dan doen wij het met gedachtenis aan de woorden van onzen Catechismus en onze Confessie: „Zoo moeten zij ook door den Doop als door het teeken des Verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongeloovigen (die van Christus niet weten of niet erkennen en openlijk verachten en verwerpen en buiten de Kerk komen staan) onderscheiden worden, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is, voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is". (Art. 34 Ned. Gel. Belijdenis; Catech. Zondag 27).
Zóó zijn onze kinderen heilig; den Heere heilig; heilig den Heere om Christus' wil, krachtens Zijn Verbond.
Ontzaglijk veel is over dat „onze kinderen in Christus heilig" geschreven.
We denken aan Johannes a Marck, een van onze oud-vaders onder de Gereformeerde theologen. Hij schrijft in zijn verhandeling over 1 Cor. 7 vs. 14 't volgende (zie B. Wielenga Ons Doopsformulier, blz. 274): „Maar allernaast aan den waren zin van de vraag (n.l. de eerste Doopvraag) moet men oordeelen, dat diegenen gekomen zijn, welke volgens den tekst van Paulus — op welken het Doopsformulier ook eenigermate ziet — ook spreken van een uiterlijke heiliging door een uitwendige gemeenschap van het Goddelijk verbond, welke aan alle kinderen, die uit geloovige ouders, 't zij beiden of een van beiden, geboren zijn, door het recht van geboorte zelf toekomt, en die tevens een genoegzame grond is om hun den Doop te bedienen, door welken zij, gelijk eertijds de geborene Israëlieten door de besnijdenis, die uitwendige gemeenschap openlijk mogen worden ingelijfd en verklaard en erkend mogen worden tot haar, door dat recht hunner geboorte te behooren, zonder onderscheid van verkorene en verworpene". „Welken zin sommigen ook in het voorlezen van het Formulier hebben willen doen uitkomen, zeggende, dat ze geheiligd zijn „verbondsgewijze". Beter echter zouden zij dan, ter oorzake van de zóó nog niet weggenomene dubbelzinnigheid van een „inwendig" en „uitwendig" verbond, hebben kunnen zeggen: dat de kinderen uiterlijk zoodanig zijn".
a Marck stond dus een verbondsheiligheid voor, in den zin niet van een inwendige, maar van een uiterlijke heiligheid.
Anderen hebben gedacht aan „waarachtige", „inwendige" heiligheid. Weer anderen trachtten de moeilijkheid te ontzeilen en stelden de vraag aldus: „Bekent gij dat sommige kinderen in Christus geheiligd zijn?" Een ander vroeg: ,,Bekent gij, dat zij in Christus geheiligd kunnen zijn?" Of ook: „dat zij in Christus behooren geheiligd te worden?" Enz.
De bekende predikant te Utrecht, Jodocus van Lodensteijn, had nog al moeite met deze vraag en hij stond aan het hoofd der oppositie, toen de Synode van Utrecht in den jare 1696 besloot dat alle formulieren letterlijk en zonder eenige wijziging moesten gelezen worden. En later gaven, in 1729, vier Utrechtsche predikanten ook een protest tegen een dergelijk synodaal besluit, welk protest in boekvorm is uitgegeven (278 bladzijden). Ook zij spraken van een uitwendige heiligheid, maar beschreven breedvoerig dat de eerste Doopvraag een inwendige heiligheid bedoelde. Daarom wilden zij niet gedwongen worden tot letterlijk gebruik van de Formulieren.
Prof. Bavinck zegt: „Practisch resultaat was, dat langzamerhand algemeen in de Kerk de opvatting gehuldigd werd, dat de woorden in Christus geheiligd in voorwerpelijken, uitwendigen, verbondmatigen zin waren te verstaan. Deze uitlegging heeft zich staande gehouden tot op dezen dag". (Wielenga, blz. 279).
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's