Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hebben we in de toekomst ook  mannen, die bekwaam  zijn om Hoogleeraar in  de theologie te wezen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hebben we in de toekomst ook mannen, die bekwaam zijn om Hoogleeraar in de theologie te wezen?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We mogen ons op het oogenblik verblijden in het bezit van eenige hoogleeraren in de theologie van gereformeerde beginselen. We hebben in Utrecht prof. Visscher, prof. Van Leeuwen en prof. Noordtzij en in Groningen prof. Haitjema. Maar dan zijn we er al. Helaas meer niet.
En dat is nog het ergste niet. Maar deze mannen zijn sterfelijk. Ze kunnen ons door den dood elk oogenblik ontvallen. Het is al zoovele jaren, dat de naam van sommigen van hen op de lippen van ons gereformeerde volk leeft, dat we er ons niet over moeten verwonderen, als we op den een of anderen dag eens worden verschrikt met de tijding, dat een van hen zijn hoogleeraarsambt wegens vergevorderden leeftijd zal moeten neerleggen.
En wie zal hen dan moeten opvolgen? We zitten al onmiddellijk met deze moeilijkheid, dat de benoeming van elk hoogleeraar weer afhangt van de politieke constellatie van het Kabinet, hetwelk ons re­geert. Als de meerderheid links is, is de kans, dat we een gereformeerd hoogleeraar in hunne plaats krijgen, uiterst gering. Dan hebben we misschien kans, zoo de Heere 't niet verhoedt, dat we weer mannen van moderne beginselen krijgen.
Ik weet het, ook deze dingen zijn historisch geworden, maar het is toch maar ellendig, dat de Kerk bij de benoeming van de hoogleeraren, die hare toekomstige dienaren des Woords zullen hebben op te leiden, niets heeft te zeggen. Was dat vroeger reeds bedenkelijk, het wordt nu steeds bedenkelijker, aangezien uit alles blijkt, dat er over de geheele linie in alle landen een aanmerkelijke opschuiving maar linksche zijde te bespeuren is.
Ook mede op grond van Gods getuigenis hebben we er, naar den mensch gesproken, niet op te rekenen, dat de rijen van hen, die zich nog wenschen te scharen rondom Gods Woord en de belijdenis onzer vaderen hoe langer hoe breeder zullen worden.
Neen, in het laatste der dagen zullen zware tijden zijn. De afval wordt hoe langer hoe grooter. Des te droeviger is het, als we daarbij bedenken, dat de grootste belangen van de Kerk in handen zijn van de tegenstanders. We hebben het bij de benoeming van een hoogleeraar aan de gemeentelijke universiteit te Amsterdam reeds gezien, dat door toedoen van socialisten en communisten en vrijzinnigen, reeds een Jood is benoemd tot hoogleeraar in de theologie.
Zou het geen tijd worden, dat de Kerk de theologische faculteit los maakte van den Staat. Natuurlijk ware altijd nog te beproeven om subsidie te krijgen, zonder dat echter de Staat in de ingrijpende hoogleeraarsbenoeming als alleenheerscher zou hebben te beslissen.
Bovendien is het de vraag, of we zooveel theologische faculteiten noodig hebben, als we nu op het oogenblik hebben. We konden het met wat minder doen. Maar in elk geval zou, na vrijmaking van de theologische faculteit van den Staat, de Kerk de benoeming van hare hoogleeraren in eigen handen hebben. En dit is toch ongetwijfeld een levensbelang.
Ik weet, dat de Heere de Machtige is, maar naar den mensch gesproken, hebben we te doen wat onze hand vindt om te doen. Nu kon nog een voorstel van de Kerk zelf uitgaan. Straks zal misschien over ons maar dan ook zonder ons worden beslist. 
Maar dat is niet de eenige vraag, die om een antwoord roept. Ook al mag het door Gods goedertierenheid nog gedurende enkele geslachten zoo blijven, we moeten haast met schaamte belijden dat de confessioneelen uitgezonderd, de gereformeerden in de erve onzer vaderen maar weinig geschikte mannen bezitten.
Een bekwaam herder en leeraar is nog geen bekwaam hoogleeraar. En bovendien hebben we te bedenken, dat een hoogleeraar den graad van doctor in de theologie moet bezitten. En dan moeten we eerlijk belijden, die hebben we er maar enkele. De keuze van een bekwaam man is dus uiterst moeilijk. Of liever gezegd, er valt niet te kiezen.
Zijn er dan geen bekwame mannen onder onze predikanten of zouden we werkelijk moeten aannemen, dat ze daar allen veel te dom voor waren, gelijk wel eens is beweerd. Volstrekt niet! We gelooven niet dat onze menschen ook maar eenigszins achter staan bij de andere groepen.
Er zijn verschillende factoren, die daarbij meespreken. In de eerste plaats toch zeker wel de predikantennood. Eer een candidaat klaar is, staan de gereformeerde gemeenten al te wachten. Van alle kanten roept men: Kom over en help ons. Men wordt er haast toe gedwongen om naar de pastorie te gaan en den herdersstaf op te nemen. Er zijn er nog wel, die hopen om dan toch bij al hun pastoralen arbeid nog wel gelegenheid voor de studie te vinden.
Begin echter maar eens te denken aan studie voor doctoraal, als men herder is in een gemeente van twee of drie duizend zielen. Zoo het nog gaat, dan toch niet anders dan ten koste van de gemeente zelf, die van het herderlijke werk o zoo weinig bespeurt, om de doodeenvoudige reden dat alleen het hoognoodige gedaan wordt en verder niets.
Verder moet worden erkend dat ook velen om financieele redenen hunne studie laten zitten. Ik kan mij indenken dat een vader tot zijn zoon, die candidaat is, zegt  Nu is het genoeg. Het heeft nu al meer dan genoeg gekost. Nu maar naar de pastorie. En toch, we moeten ze, naar den mensch gesproken, hebben, van die jonge doctoren in de theologie, die zich geheel aan de studie wenschen te geven, die op een klein dorpje nu al rijpen voor de groote taak, die hun later wacht. Het is dan ook, gezien den schreienden nood, dat schrijver dezes 't waagt om allen studeerenden toe te roepen: „Wat u ook zou weerhouden, studeer toch verder, indien ge maar eenigszins kunt en een heerlijke taak kan u later wachten". Vaders en moeders, steunt uwe zonen. Laat uw oog open mogen wezen voor den nood onzer Kerk. Eens spraken we in denzelfden geest met iemand, die ons ten antwoord gaf, dat de Heere er wel voor zorgen zou dat ze er zouden zijn als Hij ze noodig had. Een kostelijke waarheid, op zichzelf genomen, maar in den mond van den zorgelooze een leugen.
De Heere toch heeft gezegd dat onze hand zou doen, wat ze vond om te doen. Moge het oog van steeds meerderen open gaan voor dit levensbelang van de erve onzer Vaderen, die ons allen lief is. En spare God onze hoogleeraren nog vele jaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Hebben we in de toekomst ook  mannen, die bekwaam  zijn om Hoogleeraar in  de theologie te wezen?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's