Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hervormde Kerk vlak na de Revolutie. (7)
Van belang achten wij óók, om eens na te gaan wat het Concept-Reglement van 1809 in het 6de Hoofdstuk schreef: Over de godsdienstige opvoeding der jeugd en opleiding tot leeraren in de theologische scholen. Waarnaast we dan zullen afschrijven wat de Minister in deze voor op -en aanmerkingen maakte!
Art. 1 van Hoofdstuk 6 zegt: „Schoon zulken, die nog geene belijdenis deden of slechts kinderen der gemeente zijn, geene voorwerpen zijn voor de oefening der kerkelijke tucht, zijn zij het echter ten aanzien van het kerkelijk opzicht. De gemeente zal derhalve zooveel mogelijk zorg dragen voor hunne onderwijzing en ten aanzien der kinderen voor hunne leiding tot kennis van de leer der Hervormde Kerk, waarin zij gedoopt zijn".
Art. 2: „Ten aanzien van dit onderwijs zullen de predikanten met den Kerkeraad ter eenre, en de schoolonderwijzers ter andere zijde, wederzijdsche correspondentie houden". Kerk en School dus naast elkaar, om elkaar te helpen en bij te staan wat betreft het godsdienstonderwijs der kinderen. Predikanten, kerkeraadsleden en onderwijzers in bond. (Predikanten met den Kerkeraad staat er, alsof de predikant niet tot den Kerkeraad behoort?)
Art. 3: „In diaconiescholen" (armenscholen dus) „alsmede in de scholen van de godshuizen der Hervormden" (weeshuisscholen enz.) „zal, zoowel als in de huisgezinnen, dit stuk van onderwijs, zooveel mogelijk, behartigd worden en alle Kerkvergaderingen zullen zich daarvan door kennisneming vergewissen". Kerk, School en Huisgezin in deze één! En op de Kerkeraadsvergaderingen, op de vergadering van de Classes en op de vergaderingen van de Synode zal over dit stuk van onderwijs dus gehandeld moeten worden, wat betreft de catechisatie, de school en het gezin.
Art. 4: „Niemand zal bij wijze van oefening of catechisatie, openlijk of aan de huizen der leden in de godsdienstleer bij het Hervormd Kerkgenootschap onderwijs geven, tenzij hij daartoe door den Kerkeraad zijner woonplaats vrijheid verkregen hebbe, nadat alvorens de Kerkeraad van zijne bekwaamheid en geschiktheid verzekerd zij; blijvende dezulken ook onder het bizonder opzicht des Kerkeraads". De kwestie van „godsdienstonderwijzer" dus; waarbij blijkbaar de Kerkeraad zal examineeren en een aanstelling zal uitreiken. Opvallend is hier en elders, dat het eene oogenblik gesproken wordt van Hervormde Kerk (bijv. Art. 1) en dan weer van Hervormd Kerkgenootschap (bijv. Art. 4).
Art. 5: „Tot opleiding van studenten" — van de kindercatechisatie gaat het dus over op de hoogere opleiding van theologische studenten — „op de hoogescholen tot leeraren, zullen de theologische professoren" — van catechiseermeesters gaat het over op professoren — „bijzonder oplettend zijn, dat zij tot het leeraarsambt bekwaam gemaakt worden, vooral door zuivere onderwijzing in de geloofsleer der Hervormde Kerk, en geene getuigenissen geven bij het verlaten van de Hoogeschool, dan aan zulken, die door vlijt en door zuiverheid in de leer, zoowel als door onberispelijkheid in zeden, zich een voldoend getuigschrift hebben waardig gemaakt". De opleidingskwestie dus. Heel de opleiding aan de Universiteit moest komen staan in het teeken van „bekwaammaking tot het leeraarsambt", en geen oogenblik mocht vergeten worden, dat daarbij een zuivere onderwijzing in de leer der Kerk onmisbaar was en nummer één. Die theologische studenten, die straks niet zuiver in de leer bevonden werden — en een onergerlijk leven leidden — konden geen getuigschrift straks machtig worden! Maar natuurlijk, dan moesten de professoren óók „zuiver" zijn! En daarom volgt onmiddellijk op Art. 5
Art. 6: „Theologische professoren, aan welken jongelieden ter opleiding tot het leeraarsambt" — weer de opleiding in het centrum — „worden toevertrouwd, zullen bij de aanvaarding van hunnen post, ter geruststelling der Hervormde Kerk, de gewone belofte bij onderteekening doen". De hoogleeraren moesten dus een onderteekeningsformule — de „gewone belofte" staat er — onderschrijven met hun hand „ter geruststelling der Hervormde Kerk". De Hervormde Kerk in 't nauwste contact met de hoogleeraren en de hoogleeraren in 't nauwste contact met de Hervormde Kerk, geconcentreerd in de geloofsleer der Hervormde Kerk". Daarom volgde op Art. 6
Art. 7: „De Synode zal een nauwkeurig toezicht houden, dat de hoogleeraren in de theologie, volgens de belofte, door hen bij onderteekening gedaan, zich in hun onderwijs aan de leer van het Hervormd Kerkgenootschap oprechtelijk houden. — Indien zij eenig vermoeden deswegens tegen hen mochten verwekken, zullen zij verplicht zijn desgevorderd voor de Synode hun gevoelen rondelijk open te leggen. Indien de Synode met hunne nadere verklaring geen genoegen mocht nemen, zal dezelve zich aan den Koning of aan den Minister adresseeren, en verklaren dat zoodanig een hoogleeraar, uit hoofde van zijne gevoelens, niet langer als hoogleeraar ten dienste der Hervormden kan worden aangemerkt, teneinde hij van zijn post ontzet moge worden". De hoogleeraren en de Synode (samengesteld uit vertegenwoordigers der Classen), ten nauwste verbonden! En benoemd zijnde door het Rijk, moet hun werk de Kerk dienen, overeenkomstig de leer der Kerk; anders moet, op getuigenis en verzoek van de Synode, het Rijk den hoogleeraar uit zijn ambt ontzetten!
Wat in de artt. 8—10 staat, kunnen we op 't oogenblik overslaan. Alleen noemen we nog
Art. 11: „Theologische schriften zullen door geen kerkelijken in openbaren druk mogen uitgegeven worden, dan nadat zij, volgens ordening en gebruik der Kerk, gevisiteerd en geapprobeerd zijn". Volgende week geven we de notities op deze dingen door den Minister gemaakt; alleen vermelden we nu maar dadelijk, dat de Minister, als zijnde belachelijk, dit art. 11 voorstelt te schrappen
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's