Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gereformeerde Geloofsleer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde Geloofsleer.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ten onzent heeft de rationalist Balthazar Bekker, 1634—1698, naam gemaakt (zijn boek: De betooverde wereld); in Duitsland, iets later, SemIer. De natuurlijke godgeleerdheid gaat boven de geopenbaarde vrucht is: plat ongeloof, zonder eenigen ernst. Het Rationalisme en het Supranaturalisme zijn als vruchten van het Socinianisme (antitrinitarische Pelagianisten) te beschouwen. Pelagius, Socinus, Arminius enz.
50. Vraag: Wat is het Supranaturalisme?
Antwoord: Met Kant (gest. 1804) wordt het Rationalisme ernstiger: „Kritiek der reinen Vernunft". Er blijft dan over: God, deugd en onsterfelijkheid. Maar weldra komt hiervoor weder in de plaats het vulgaire Rationalisme. Hiertegen reactie in het Supranaturalisme, dat als slap orthodoxe richting de scherpe kanten van bijbels en Kerkleer afvijlde, maar het geloof aan de openbaring handhaaft, echter vooral op uitwendige gronden en allerlei bijkomende bewijzen naar voren brengt, om op grond van die bewijsbare dingen de bovennatuurlijke openbaring te doen rusten en aannemeiijk te maken. Het supranatureele wordt zoo toch weer reëel gemaakt en op dien grond aanvaard. Zoo komt de menschelijke rede ook hier op den troon te zitten.
Schleiermacher (gest. 1834) treedt op tegen het Rationalisme en zoekt den verslappenden invloed van het Supranaturalisme te keeren. Hij legde vooral nadruk op den godsdienst als persoonlijke gemeenschap met Christus; achtte het leven van hooger beteekenis dan de leer; sprak van de ethische (godsdienstig-zedelijke) zijde der openbaring, intusschen aan het historisch karakter dier openbaring niet weinig afbreuk doende door zijn critische bijbelsbeschouwing. De heilsfeiten zijn voor hem niet van de hoogste beteekenis, hij lette meer op de ethische (godsdienstig-zedelijke) beteekenis. (Zijn geschriften: „Christliche Glaubenslehre" en „Reden über die Religion"). Hij is van het objectieve standpunt teruggegaan tot het subjectieve. Niet wat de Schrift leert is 't voornaamste, maar wat de geloovige in zijn ziel ervaart. Ervaringstheologie. De Ethischen ten onzent hebben veel met Schleiermacher gemeen. 
Alexander Vinet (gest. 1847), man van het Reveil, was meer positief geloovig dan Schleiermacher en werkte in Zwitserland. Zijn leerling is De Pressensé, zijn geestverwant Godel.
51. Vraag: Wat verstaan we onder het Piëtisme? 
Antwoord: Onder den invloed van hef Rationalisme, Naturalisme en Deïsme wordt in het begin van de. 18e eeuw de geloofsleer hoe langer hoe langer hoe minder bijbelsch; want niet Gods bovennatuurlijke bijzondere openbaring, ons in Zijn Woord gegeven, maar het menschelijk verstand (de ratio) werd hoogste autoriteit en bron voor de kennis en omschrijving der waarheid. Het wordt naturalisme, dat alles uit de natuur verklaart; niets gaat hooger dan de natuur, welke alles werkt. Het wordt Deïsme, met de verklaring, dat de natuur schoon en sterk is in zichzelf en als een uurwerk loopt, terwijl God, die wel nog de schepper, maar niet de onderhouder genoemd wordt, uit de verte alles laat passeeren,  zoals het gaat. Als een steenen beeld in een nis ziet Hij op alles neer, maar is te groot en te hoog verheven om zich ergens mee te bemoeien. Onbewogen ziet Hij al het beweeg der dingen, die als een fijn uurwerk geconstrueerd zijn, aan. [Het heidensch godsbegrip is veelszins, dat de godheid, die schepper is, afgedaan heeft èn dat de godsdienst nu is: de geesten van de afgestorvenen zoet te houden]
Tegenover al die verstandelijke dorheid en natuurlijke wijsheid, waarbij God, deugd en onsterfelijkheid de heilige trias vormen, verheft zich dan het warme, vrome Piëtisme (pius=vroom), als een vernieuwing van het mystieke element, dat verloren ging. De bakermat van het Piëtisme is Duitschland en de vader van het Piëtisme, is Spener(gest. 1705);met en na hem Joh. Arnt en Aug. Hermann Francke; ook Jacob Böhme. Zij stellen de wedergeboorte voorop en kenden slechts aan de door wedergeborenen beoefende theologie wezenlijk waarde toe.
Hier, in Holland, doet zich in de Gereformeerde Kerk ongeveer tegelijkertijd het verschijnsel voor van het Labadisme (Jean de Labadie), leermeester o.a. van Spener).
52. Vraag: Welk verschijnsel doet zich in het midden van de Roomsche Kerk voor? 
Antwoord: Uit den tijd na de Hervorming is Bossuet te noemen als de beroemdste Roomsche godgeleerde. Maar ook in de Roomsche Kerk werd beweging gezien, ingaande tegen de heerschende, pauselijke richting. Een belangrijk dogmatisch verschijnsel is daar geweest het optreden van Corn. Jansen (1637), die Augustinus wenschte te doen herleven en de vader geworden is van het Jansenisme: Zijn geest werkte na in de school van Port-Royal (Pascal e.a.). Geestelijk verwant met deze mannen waren de Roomsche mystici Molinos en Fénélon (Het Quietisme, d.i. de leer van het volkomen rusten der ziel in God, die alleen om Zichzelf te beminnen is, moet als een ziekelijke uitwas beschouwd worden).
53. Vraag: Welke plaats neemt de wijsgeer Immanuël Kant in betrekking tot de ontwikkeling van de geloofsleer in?
Antwoord: De Koningsberger wijsgeer Immanuël Kant (gest. 1804) is een ernstige rationalist, die de kennis der waarheid wilde putten uit het zedelijk bewustzijn, de practische rede. Hij veroordeelde het platte rationalisme, dat beweerde alles te kunnen bewijzen en alles te weten met 't verstand. De rede — zoo zei men — kan alles op de wereld verklaren, kan alles tot het laatste opnemen, zooals een jongen een koek tot de laatste kruimpjes opeet. De bovenzinnelijke waarheden waren, leerde hij, onbewijsbaar voor de theoretische rede. („Kritik der reinen Vernunft. 1781. „Kritik der practischen Vernunft").
Hij bestreed het slappe rationalisme, maar evengoed de Kerkleer. Tusschen gelooven en weten maakte hij scherpe scheiding. Voor hem speelde de practische rede of het zedelijk bewustzijn de voornaamste rol. (De categorische imperatief: „Du sollst").
Nadat door Kant's filosofie de waarheid van de onkenbaarheid van het Goddelijk Wezen hoe langer hoe meer doorgedrongen was in het bewustzijn van den nieuweren tijd, heeft dat in de oude belijdenis, dat God groot en onbegrijpelijk is, een groote en schadelijke verandering gebracht. En de met eerbied vroeger beleden waarheid, dat God ons verstand verre te boven gaat, werd vervangen door de Verstandelijke uitspraak, dat wij van het bovenzinnelijke totaal onkundig zijn en dus van God niets weten. Voor eerbiedige vroomheid kwam nuchter agnosticisme in de plaats. Men sprak niet meer van „kennisse Gods". [De theologische faculteit is ook niet meer een faculteit voor theologie; het object is verlegd; 't is niet meer de kennisse Gods, maar: wetenschap van den godsdienst].
54. Vraag: Welke richting openbaart zich in de 19e eeuw in Nederland naast en tegenover Rationalisme en Suprasnaturalisme?
Antwoord : In ons land is het Supranaturalisme (prof. Heringa, ds. Egeling enz.) bestreden door de Groninger school (tegenwoordig de Evangelische richting geheeten), waarvan de hoogleeraren Hofstede de Groot, Pareau, Van Oordt, Muurling en anderen, de vertegenwoordigers waren. (Tijdsschrift: Waarheid in Liefde). Ongeveer in 1833 is de idee van de Evangelischen aan Hofstede de Groot Sr., v. Oordt en Pareau duidelijk geworden, n.l. dat zij niet een leer van Paulus of Christus moeten brengen, maar het Evangelie, d.i. hetgeen God ons openbaart en schenkt in Zijnen Zoon. (Ds. P. de Buck, Het beginsel der Evangelischen, blz. 11). „Niet de leer, maar de Heer'' ; die dan het afbeeldsel van God en het voorbeeld des menschen is.
Heel eigenaardige begrippen had de Groninger School over Christus, zonde, evangelie en verlossing. God, aller Vader, was bezig de menschen op te voeden tot Zijne kinderen. Hun leeringen waren niet vrij van de dwalingen der Monarchianen (die elke persoonlijke onderscheiding in het Goddelijk Wezen ontkenden), der Arianen (Arius met zijn ontkenning van de Godheid van Christus, zijnde 't voornaamste schepsel des Vaders), de Pelagianen (tegen de erfzonde) en Socinianen (de zedelijke toestand des zondaars). „Opvoeding des menschdoms door God en tot God" — dit was een geliefkoosde uitdrukking van Hofstede de Groot Sr. (de Buck, blz. 21). „Wij geven ons over aan den levenden Christus, onzen Broeder, en aan den levenden God, onzen Vader"; 't welk een werk van 's menschen gemoed, geest en wil is. Zij sluiten zich aan bij den geest van Christus' evangelie. Zij verwerpen de predestinatie en leeren Gods liefde; zij loochenen de Godheid van Christus en de verzoening door het bloed des kruises.
Links is de Groninger School vervangen door het Modernisme, vertegenwoordigd in de professoren Scholten (1811—1885), A. Kuenen (1828— 1891), Tiele, Busken Huet, Hoekstra, Rauwenhoff e.a. In 1864 de moderne ds. Zaalberg in Den Haag, tegen wien mr. Groen van Prinsterer den strijd aanbond.
Rechts komt tegenover het Modernisme een vernieuwing van het orthodoxisme, mede onder invloed van het Reveil, waarbij namen genoemd kunnen worden als: de professoren J.J. van Toorenenbergen, Doedes, J.J. van Oosterzee. Later Kuyper, Gravemeijer (Leerboek over de Gereformeerde Geloofsleer, 3 deelen), Hoedemaker, Van Ronkel, Bavinck.
Tegenover de moderne theologen: Opzoomer, Pierson, Meiboom, Matthes, vinden we de ethische godgeleerden: D. Chantepie de la Saussaye, J.H. Gunning Jr., Roozemeijer, Valeton, Van Dijk (de laatsten waren vooral op het punt van Schriftcritiek vooruitstrevend).
Tegenover het oude Modernisme, dat niet veel meer dan negatief gewerkt heeft, openbaart zich onder de Modernen een strooming der „malcontenten" of nieuw-Modernen (prof. Roessingh e.a.), die niet zelden over zonde en verlossing anders spreken dan hun geestelijke vaders.
55. Vraag: Wat verstaan we onder „de Aufklarung"?
Antwoord: De Aufklarung. Wanneer dat woord gebruikt wordt om een bepaalden tijd te typeeren, dan is het de tweede helft van de 18de eeuw, begin van de 19e eeuw. Het is de eeuw der rede, toen men van verstands-verlichting of aufklarung sprak. Men durfde denken! Er moest komen een zich losmaken van de knellende banden van theologie, opvoeding en traditie; de mensch moest komen tot vrij, zelfstandig handelen. Inzonderheid de Engelsche wijsgeer Locke (gest. 1704) heeft reeds alle Aufklarungssideeën uitgesproken, 't Is vrucht van het rationalisme (Cartesius) en het empirisme (Bacon). Het komt na het Engelsche Deïsme, dat leidde tot het scepticisme (het twijfelen aan het kennen der waarheid). De mensch, die in zichzelf goed is, moest zelf aan het werk. Die bovennatuurlijke openbaring werd ontkend. De mensch is de goede en de verstandige. Voltaire werkt in die richting, Rousseau niet minder. Naar Duitschland overgeslagen, wordt het vaandel der Aufklarung hoog geheven. De paedagogiek wordt: het vormen der kinderen tot beschaafde, zedelijke, wereldwijze menschen. Het werkt door voor den Staat en voor de maatschappij; niet minder voor de wetenschap. De theologen verhieven den redesgodsdienst boven hetgeen de Schrift leert. Scherpe critiek op den Bijbel. De Confessies der Kerken kwamen in verachting, de Heilige Schrift verloor haar gezaghebbend karakter. De Kerk werd gemoderniseerd, zoo niet verworpen en veracht. Bijzondere openbaring en genade bestond niet. Wedergeboorte werd ontwikkeling, zedelijke verbetering, beschaving, verlichting (aufklarung!). Alleen de begrippen: God, deugd en onsterfelijkheid deden nog opgeld, maar geheel zooals een „verlicht" mensch deze begrippen dan voordraagt.
De koude adem des doods vergezelde het rationalisme en „de verlichting" gaf geen warmte, maar deed alles versterven. Botte ontkenning bracht armoede en ellende — totdat de adem des Heiligen Geestes weer in de landen van Europa licht en Ieven bracht, naar Gods Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Gereformeerde Geloofsleer.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's