Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraag: Hoe zijn we aan het woord Kerkorde gekomen; moet het Kerkorde zijn of Kerkenorde? Wat heeft de Hervormde Kerk voor Kerkorde, wat de Gereformeerde Kerken, de Chr. Gereform. Kerk, enz.?
Antwoord: We doen 't best te spreken van Kerkorde. Dat zegt in de tale van 1928 't best wat er werkelijk mee bedoeld wordt. Dus niet Kerkenorde, waarin het lijkt alsof het beteekent „Orde voor de Kerken", terwijl het toch inderdaad, historisch genomen, dat niet beteekent. Laat ons in het kort historisch dit mogen toelichten.
In het begin sprak men eenvoudig van Punten of Artikelen voor het kerkelijk leven. Denk maar aan de Wezelsche Artikelen van 1568. Men wilde punten aangeven voor de goede inrichting van het kerkelijk leven. Waar er regelingen en ordeningen waren van politieken, burgerlijken en maatschappelijken aard, regelingen en ordeningen voor Regenten, Schepenen, Polderbesturen, enz. enz., daar zocht men ook naar punten, hoofdlijnen „om goede orde te onderhouden in de gemeente van Christus" (zooals men 't later op de Synode van Dordt in 1618—'19 en vroeger al te Middelburg 1581, heel mooi heeft uitgedrukt: om in de gemeente, de Kerk van Christus, alles goed en ordelijk te doen toegaan)
Het object, dat onze Gereformeerde Vaderen voor oogen hadden, was dus de Kerk van Christus, de gemeente van Christus in de Nederlanden. Daar zocht men een „Orde van samenleving" voor. Natuurlijk ging dat niet in eens, om alles juist op te stellen en alles volledig onder de aandacht te nemen. Ook op dat terrein moest men nog zooveel leeren. En onze Gereformeerde Vaderen spreken dat ook telkens onomwonden uit. Ze willen graag — te Wezel in 1568 — allerlei punten, artikelen, hoofdzaken geven en regelen; maar ze laten dan aan de vrijheid der Kerken, plaatselijk, nog heel veel over; en ze zeggen bij vele dingen: daar moet straks, als er een Synode kan samenkomen, maar over gesproken worden, om het dan saam, op de Synode, beter te regelen. Zoo krijgen we dus eerst Artikelen, Punten of Acta. Maar op de Synode te Embden 1571 krijgen we de dingen reeds wat nader voorgeschreven en geregeld. Daarna op de Synode te Dordrecht in 1574 {we komen dus reeds wat dichter bij huis met de ver­gadering van de Synode); vervolgens op de Synode van Dordrecht in 1578; daarna op de Synode van Middelburg in 1581. Men kan dat alles vinden en lezen in Hooyer: Oude Kerkordeningen. (Een boek, dat we vooral voor predikanten zéér aanbevelen; 't is alleen oud te krijgen en misschien niet zoo makkelijk, maar bijv. de boekhandel van J. Wristers te Utrecht weet den weg wel). Volgens Hooyer is er te Middelburg, 1581, voor het eerst sprake van „Kerkenordeninge" (Corpus disciplinae ofte Kerckenordeninghe), om daarop de approbatie (goedkeuring) van de Overheid te verkrijgen.
De Synode van 's-Gravenhage, 1586, omschreef het wat breeder, door te spreken van „Kerckenordeninghe der Nederlandsche Gereformeerde Kercken". In andere landen hadden de Kerken een „Orde van samenleven", ook hier in Nederland de niet-Gereformeerde Kerkgemeenschappen, en daar om sprak men te 's-Gravenhage in 1586 van een „Orde van samenleven voor Gereform. Kerken van Nederlandsche afkomst". De Synode van Dordt 1618—'19 liet deze bijvoeging, „der Nederlandsche Gereform. Kercken" weer weg.
't Was en bleef nu, zonder meer, „Kerckenordeninghe". Om nu geen misverstand te wekken en voortdurend weer misverstand te werken is het goed dat men wete, dat onze Gereformeerde Vaderen, toen zij het woord „Kerkenordening" gingen gebruiken, niet bedoeld hebben om met dat woord „Kerken" — hier in het woord „Kerkenordening" n.l. — een meervoud van het woord Kerk aan te geven. „Kerken" is hier geen meervoud, maar 't is hier een zwakke tweede naamval enkelvoud, en met „Kerkenordening" wordt dan hier bedoeld niet: Ordening der Kerken, maar „der Kerke orde" of orde voor het kerkelijk leven. In het oorspronkelijke komt dat duidelijk uit dat hier bedoeld is „der Kerke orde" of „orde van kerkelijken aard", want in het Latijn heet het: ecclesiastic! ordinis articuli", d.i. artikelen van kerkelijke orde. Zooals er ordeningen voor het burgerlijk en maatschappelijk leven waren (burgerlijke orde, maatschappelijke orde, schoolorde) zoo was er nu ook een „Kerkelijke orde", een orde van kerkelijken aard, een orde voor het kerkelijk leven. (Corpus disciplinae; ecclesiastici ordinis articuli).
De Kerkorde of Orde voor het kerkelijk leven (in Middelburg, 1581, luidde art. 1: „Om een goede orden in de gemeente Christi te onderhouden, syn daer in nodig enz.", Hooyer blz. 201) is dus door onze Gereformeerde Vaderen voorbereid op 't Convent te Wezel, 1568, en voor het laatst is er over gesproken op de Synode van Dordt 1618—'19, waar de DordtscheKerk-0rd e opgesteld is (in aansluiting met de vorige Artikelen, Punten, Ordeningen, Acta enz.). Toen is het blijven zitten tot 1816, wanneer door de Overheid de Dordtsche Kerkorde buiten werking gesteld wordt en een Synodale-Besturen Reglementen-bundel — 1816 - '52 — wordt opgelegd.
Een periode van 1816 tot 1834 is er dan; waarbij in 1834 de Afscheiding een feit wordt. In dien kring wil men op kerkelijk terrein daadwerkelijk terugkeeren tot de beginselen van presbyteriale Kerkregeering, in de Dordtsche Kerkorde uiteengezet. Later komt de Doleantie 1886. Daarna in 1892 de Vereeniging van 1834 en 1886, waarbij zich echter lang niet allen van 1834 (de Afscheiding) aansluiten. Zoo blijft de Chr. Gereformeerde Kerk zelfstandig bestaan, die echter geen andere Orde van kerkelijk samenleven heeft dan de Gereformeerde Kerken en dan in de Dordtsche Kerkorde is omschreven.
Vraagt men ons dus, wat beter is te zeggen en te schrijven „Kerkenorde" of „Kerkorde", dan zeggen wij zeer beslist: Kerkorde, bedoelende te zijn een Orde voor het kerkelijk leven. Vroeger zei men „Kerkenraad"; ouderwetsche menschen zeggen het nog wel; maar het beteekent natuurlijk Kerkeraad, raad der Kerk (niet der Kerken). Zooals we nu zeggen Kerkeraad (in plaats van het vroegere Kerkenraad) en Kerkedienaar (in plaats van 't ouderwetsche Kerkendienaar) zoo moeten we ook niet eigenwijs zijn in 1928 en niet blijven zeggen „Kerkenorde", maar veel liever spreken zooals het in 1928 behoort (naar den waren zin en beteekenis van 1581, 1619 enz.) en zeggen ,,Kerkorde" (deftig Kerkeorde, maar geenszins Kerkenorde). En dan bedoelen we: Orde voor het kerkelijk leven. Orde van kerkelijken aard.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Vragenbus.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's