Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE  OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Bunyan
Zijn leven en zijn geschriften. (14)
Droeve ervaringen in den wettischen weg tot zelfverbetering, om zich eigengerechtigheid te verwerven in den weg van „raakt niet en smaakt niet en roert niet aan". Dan zit men neder bij een verbroken werkverbond, dat weer is opgericht en men wil drinken van het water, dat in gebrokene bakken vergaderd wordt. Uit dien weg moet de ziel uitgejaagd worden; want rampzalig is een iegelijk die zich onttrekt. De Pelgrim weent, dat hij zoo dwaas en zondig gehandeld heeft, door het woord van Evangelist te verwaarloozen en het licht van de Enge Poort uit 't oog te verliezen en af te dwalen in de richting van de stad van Wettisch, genaamd Zedelijkheid. En als Evangelist hem zoekt en aanspreekt barst hij in tranen uit en vraagt of er nog hoop voor hem is? Evangelist kust hem en wijst hem den weg naar de plaats waar hij afgedwaald is, opdat hij langs den goeden weg zal komen aan de Enge Poort, die ten leven leidt.
Daar komt hij na eenigen tijd aan en vindt dat op de Poort geschreven staat: „Klopt en u zal worden opengedaan." Met een bevend hart klopt hij; hij klopt nóg eens; en intusschen fluistert een stem der hope in zijn ziel:
Zou ik hier mogen binnentreden?
Zou ik, zoo zwaar met schuld belaan,
Al wankelden mijn zwakke schreden,
De poort voor mij zien opengaan?
Hoe zou mijn mond en hart U prijzen
O Heer, om zooveel gunstbewijzen.
Een eerwaardig, deftig man, wiens naam Welbehagen is, doet de Poort open, ziet hem met een ernstig doch vriendelijk gelaat aan, en haalt hem haastig binnen, waarschuwend sprekend van de gevaren die den pelgrims naar Sion altijd dreigend omringen, tegelijk vriendelijk sprekend van het welbehagen des Konings voor armen en ellendigen, die op weg zijn naar Sion.
Dat gelaat van den Poortwachter Welbehagen, zoo diep ernstig in voorkomen, trof den christenreiziger naar de eeuwigheid. De Poortwachter was wel vriendelijk, voorkomend en behulpzaam, o, ja! maar over zijn gelaat lag toch sombere ernst en hij was een man om ontzag voor te hebben, zoodat onze pelgrim ondanks al zijn plotselinge vreugd over het opengaan van de Poort en het haastig binnen trekken door den Poortwachter, toch inwendig beefde, toen hij in 't gelaat blikte van den man, die in de Poort stond — en het was eerst veel later dat hij begreep, waarom deze Poortwachter zulk een ernstigen en bijna droevigen blik had. Later, toen Christen verder op den weg was gevorderd en somtijds in zijn gedachten de Enge Poort terug riep en de omstandigheden toen doorleefd nog eens aan zijn geest liet voorbijgaan, zag hij dat de Poortwachter Welbehagen maar al te goede reden had, om zoo ernstig te zien.
Vooreerst stond de Poort nabij de poel Moedeloosheid en de lucht daarvan vervulde alles rondom de Poort. En door de poortvensters viel het oog van den Poortwachter Welbehagen, die altijd gereed stond om open te doen, steeds op de stad Verderf daar in de verte en de andere steden, die haar als dochters omringden. Dat alles maakte lichtvaardige vreugd in de Poort onmogelijk! Wat bleven honderden en duizenden in de zondestad, hoewel de Poort der ontkoming niet verre was. En wat kwamen er uit het moeras tal van stemmen en zuchten en klachten, waarbij het spoedig duidelijk werd, dat men een andere richting liever koos, dan naar de Enge Poort te gaan.
Als we bij de Poort en bij den Poort­wachter denken aan Jezus Christus, den Zaligmaker van zondaren, zijn we dan niet gedachtig aan die oogenblikken, dat de Heiland weenend neerzat en droef klaagde: „Jeruzalem, Jeruzalem, hoe menigmaal heb Ik uwe kinderen willen bijeen vergaderen, maar gij hebt niet gewild." En was Zijn bange klacht niet, ook voor de ooren van Zijn discipelen, dat Hij bij Zijn wederkomst geen geloof op aarde zou vinden; waarbij Hij droef-ernstig aan Zijn jongeren vroeg: „Wilt gijlieden ook niet henengaan?"
Wordt de Heiland in de Schrift niet genoemd de Man van Smarten, van Wien wij wel telkens lezen: „en Hij weende", maar nooit: „en Hij lachte".
Ja, de Heiland kende ook Zijn vreugd; en Zijn blijdschap was den wil Zijns Vaders te doen, maar ging het niet gepaard met de bede vol angstige droefheid: „Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbij gaan, doch niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede". Zeker! de Heiland kende Zijn vreugd en die vreugd heeft Hij zich telkens voor oogen gesteld en Hij heeft zich verblijd in het vooruitzicht, dat Hij Zijn verloste gemeente den Vader zou voorstellen in reine kleederen, om te beërven eeuwige heerlijkheid en eeuwig Gode lof te zingen. Maar ging die vreugd niet over Golgotha en ging dat blij vooruitzicht niet langs den Vloekpaal?
En zóó is het Welbehagen des Heeren altijd als gesluierd op aarde en omfloersd met smart. Want velen zijn geroepen, maar ze antwoorden en zeggen: „wij willen niet dat Deze Koning over ons zal zijn". En de uitnoodiging voor de bruiloft wordt met allerlei drogredenen, waaruit de vijandschap spreekt, afgeslagen en men toont met woord en daad, dat men de zonde lief heeft en de wereld mint, al is het einde van deze de dood. 
Daarom nu verwondere 't ons niet — en Bunyan heeft het wel goed en helder gezien en onderscheiden — dat de Poortwachter Welbehagen een vriendelijk man is, maar een man van diepen ernst en ontzagwekkend uiterlijk. Alles, alles maakt lichtvaardige vreugd in de Poort onmogelijk. Denkt ook eens aan al die menschen, die tot de Poort naderen en verzoeken binnengelaten te worden. Wie zijn die menschen, die de Poortwachter Welbehagen open doet en te woord staat, om ze te helpen?
Nooit ziet de Poortwachter een opgeruimd gelaat, nooit hoort hij een blijde stem. Angst, verschrikking, zelfs wanhoop soms, is van aller gelaat af te lezen. En als er een bij tijden in lichtvaardigheid klopt, moet de Poortwachter hem allerlei vragen stellen, waarop hij al spoedig het antwoord schuldig blijft en de deur wordt voor den neus dicht gesloten, zoodat ze buiten blijven moeten, die niet in waarheid den Heere zochten, gelijk de verloren zoon kwam tot zijn vader.
't Is waarlijk niet om verheugd te zijn, als de Poortwachter de moede pelgrims te woord moet staan. Hoe vaak storten zij meer dood dan levend op den drempel neer! En dan, als de Poort geopend en de pelgrims binnen getrokken zijn, dan heeft die Poort een weg ontsloten voor de reizigers naar de Lichtstad, zoo vol van moeite en schrikkelijk gevaar!
Zoo dikwijls als Poortwachter Welbehagen dan ook door het venster tuurt, heeft hij altijd weer oorzaak om ernstig te zijn en te blijven. En ja, hij verheugt zich, wanneer weer een ter dood gegrepene, als een vuurbrand uit het vuur gerukt, aan de deur klopt; maar wat zijn het er weinigen; wat blijven er velen van verre staan; en wat zijn degenen, die roepen en kloppen vol ellende en vloek; waarbij nog weer aan anderen, die roepen: „doe mij open, doe mij open" de toegang moet worden geweigerd, omdat hun hart en leven aan de stad Verderf behoort en niet aan God en aan Christus en aan Zijn liefdedienst.
Het was, zooals de Poortwachter zelf ge tuigt, spijs en drank voor hem, om voor pelgrims de poort te openen, en hij riep zoo gaarne: „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u ruste geven, maar wat waren 't er weinigen die kwamen; en wat waren er ook weer weinigen die volharden ten einde. En al die onmogelijk op te sommen moeite, kommer, gevaren, struikelingen en vallen, die zelfs den meest standvastigen en oprechten pelgrim wachtte, dat alles was méér dan genoeg om den man aan de Poort zijn ernstig en bezorgd uiterlijk te geven.
Maar noch zijn diepe ernst, noch al die oorzaken daartoe, maakten hem ooit tot een zwaarmoedig of moedeloos of stuursch man. Verre vandaar! De gelukkige, godvruchtige, hemelsche gezindheid van den Poortwachter Welbehagen was zóó, dat ze over den pelgrim Bunyan, die voor de Poort stond, overvloeide en afdaalde zelfs op diens vrouw en kinderen, die in de gevonniste stad waren achtergebleven, 't Was alsof hij verlangde, dat ook zij meegekomen waren!
Ja, zóó vol liefde was des Poortwachters hart, dat het óók uitging naar degenen, die met Bunyan op reis gegaan waren, maar hem in den steek hadden gelaten en waren teruggekeerd. Zijn hart wordt in medelijden over hen bewogen! 't Is ook, alsof hij met één pelgrim niet voldaan is. Hoe gaarne zou hij er méér gezien hebben kloppend voor de Poort. Daarom vroeg hij: „Hoe komt het, dat gij alléén hier zijt?
Wisten uw buren wel, dat gij hierheen wildet gaan? En waarom volgde de man, die u vergezelde, u niet tot hiertoe? Achtte helaas! die arme man de Hemelsche heerlijkheid zóó weinig, dat hij die niet waard rekende, om daarvoor het gevaar van enkele moeilijkheden te trotseeren?"
Als later de pelgrim, op zijn verdere reis wel eens neiging had om ongeduldig, liefdeloos te worden, dan herinnerde hij zich zoo gaarne de vriendelijke hulpvaardigheid van den Poortwachter Welbehagen, die zoo'n medelijden had met de menschen en die zoo geduldig was, om den ongelukkigen pelgrim in al zijn vragen en klachten aan te hooren en bereid was om hem in alles bij te staan en voor te lichten en te helpen!
Ware het dan ook niet geweest, dat Pelgrim door zijn zwaren zondelast telkens gekweld werd, zoo zou hij, na door de Enge Poort te zijn doorgegaan, wel in het huis van den Poortwachter Welbehagen hebben willen blijven, zoo vriendelijk en hartelijk was deze voor hem, maar die zondelast, die hem zoo zwaar woog, dreef hem om verder te gaan en verder te zoeken, om van die zondeschuld verlost te mogen worden! En dat kon de Poortwachter niet; dat moest vérder op den weg, bij het Kruis op den heuvel geschieden!
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE  OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's