Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Staatsarmenzorg.
             II.
Wij eindigden ons artikel van de vorige week met de opmerking, dat, wanneer ds. Kersten, zooals hij dit inderdaad ook doet, ouden, zieken, invaliden en werkloozen als armen beschouwt en voor de verzorging van deze menschen verwijst naar de praktijk der Gereformeerde vaderen, hij dan de dingen verkeerd ziet. De grondfout, die in den gedachtengang van ds. Kersten naar voren komt en welke fout door zijne geheele redeneering loopt, is deze, dat hij geen onderscheid maakt tusschen arbeiders als zoodanig, in den ruimsten zin des woords genomen, en behoeftigen. Onze Gereformeerde Vaderen hebben in hun tijd de groote groepen van arbeiders, zooals deze in onze dagen ten gevolge van den uitbouw van het fabriekswezen, de ontwikkeling van de scheepvaart, de uitbreiding van de verkeersmiddelen enz. zich voordoen, niet gekend. De heer Smeenk zeide het in de vergadering van de Tweede Kamer van 28 Februari zoo juist:
Bij zijn beschouwingen verliest de heer Kersten uit het oog het groote verschil tusschen toestanden en verhoudingen ten tijde der Republiek en de hedendaagsche sociale toestanden. Immers in den tijd, waarover de heer Kersten spreekt, toen men de oplossing probeerde te zoeken van de moeilijkheden bij wijze van armenzorg en diaconale zorg, was er in Nederland en in de verschillende Europeesche landen overheerschend kleinbedrijf, waarbij dan de vader, wanneer hij oud geworden was, door zijn zoon in het bedrijf kon worden opgevolgd, en die vader, zonder zich grootelijks te moeten inspannen, nog eenigen arbeid in dat bedrijf kon verrichten. Vandaar, dat het oudendag-vraagstuk in een maatschappij, berustende op verhoudingen van hel kleinbedrijf, een gansch ander aanzien heeft dan in de moderne maatschappij met haar grootindustrie en haar groeiend aantal loonarbeiders.
Onze vaderen hebben in den tijd na de Reformatie, toen het zielental van de Noordelijke Nederlanden nog nauwelijks een vierde deel bedroeg van de huidige bevolking, geen andere behoeftigen gekend, dan die, welke arm en nooddruftig waren als gevolg van eigen levenstoestand. Het waren de behoeftigen, waarvan de Heere Jezus tot Zijne discipelen zeide: „de armen hebt gij altijd met u", en waarop de Apostel Paulus het oog heeft als hij spreekt van het doen van handreiking aan de armen. Ten aanzien van deze armen zijn wij het met ds. Kersten en met de Gereformeerde Vaderen volmaakt eens, dat de Kerk de schoone roeping heeft, haar van Godswege toevertrouwd, om deze menschen te verzorgen. Zelfs gaan wij verder met te zeggen, dat de Overheid zich in principe van dit terrein, n.l. van dat van de armenverzorging heeft te onthouden. De Staatkundig Gereformeerden staan dan ook op een alleszins juist standpunt als zij in artikel 7 van hun Program schrijven:
De verzorging der armen behoort niet tot het werk der Overheid ................ Armenzorg blijve aan kerkelijke en particuliere instellingen overgelaten. De Overheid late die instellingen geheel vrijhaar arbeid zelf te regelen en grijpe in die regeling dan ook nimmer in.
Deze beginselverklaring komt geheel overeen met wat de Antirevolutionaire partij op dit punt verdedigt: „van armenzorg in engeren zin onthoude de Overheid zich". Maar deze categorie van armen is een geheel andere dan die van de arbeiders, waarvoor de sociale wetgeving dient. Dat de Staatkundig Gereformeerden dit ook zoo inzien en ds. Kersten het daarom mis heeft, als hij de ouden, zieken, invaliden en werkloozen rekent tot de armen, blijkt duidelijk uit hetgeen wij hierboven uit het artikel 7 van het Staatkundig Gereformeerd program met opzet weglieten en door een tittellijn deden vervangen. In den tusschenzin van Artikel 7 lezen wij:
Wel heeft zij (d.i. de Overheid) te helpen tot het verwerven van een behoorlijk bestaan en te beschermen, die deelen en standen van ons volk, die dreigen in den maatschappelijken strijd te bezwijken.
Hier wordt gewaagd van de sociale zorg van de Overheid, die de Staatkundig Gereformeerden willen en die ook wij voorstaan. De Staatkundig Gereformeerden maken blijkens hun program dus wel onderscheid tusschen eenerzijds armen en behoeftigen en anderzijds „die deelen en standen van ons volk, die in den maatschappelijken strijd dreigen te bezwijken" en waarvoor zij de hulp van de Overheid begeeren.
Ds. Kersten is dus in tegenspraak met zijn eigen program. Voor dit raadsel is misschien wel een oplossing te geven. Wij zouden er dit van willen zeggen, dal de leider van de Staatkundig Gereformeerden met zijn program verlegen zit, voor het geval de Overheid niet in staat is — en dat is zij natuurlijk niet — om ieder Nederlander van welken leeftijd, of van welke ontwikkeling hij ook is, aan een behoorlijk bestaan te helpen. Of zouden wij de zaak zoo moeten begrijpen, dat naar Staatkundig Gereformeerd beginsel de Overheid aan een ieder een behoorlijke levenspositie heeft te verschaffen, zoo noodig door het toekennen van een flinke bijdrage uit de publieke kas?
Wij tasten hier eenigermate in het duister.
Eén ding staat echter wel vast, dat als die deelen en standen, waarvan het program van de Staatkundig Gereformeerden spreekt, ten gevolge van ouderdom, ziekte, invaliditeit en werkloosheid komen te bezwijken, zij naar de meening van ds. Kersten tot de categorie van armen zullen komen te behooren, voor wie, zoo de Kerk en de particulieren in de verzorging te kort schieten — en ds. Kersten is reeds bij voorbaat overtuigd, dat dit gebeuren zal — de overheidskas zal hebben bij te springen. Wij kunnen het niet anders zien, of het stelsel van. ds. Kersten leidt er toe, dat het overgroote deel van ons volk bij ouderdom, ziekte, invaliditeit en werkloosheid bij de Staatsarmenzorg een onderdak zal hebben te zoeken.
De vraag is nu, tot welke consequenties dit stelsel zal leiden. Naar de meening van de Staatkundig Gereformeerden behoort het betalen van premie zoowel voor pensioenen als voor andere uitkeeringen niet plaats te hebben. De wet zal zelfs dit betalen hebben te verbieden. Natuurlijk moet door een ieder, welk ambt of bediening hij bekleedt, predikant, burgerlijk- en militair ambtenaar, arbeider of ander werknemer gespaard worden om in dagen van nood in de verschillende behoeften te kunnen voorzien. Schieten zij daarin echter te kort, doordat de levensomstandigheden het sparen niet toelaten, of dat er te weinig kan gespaard worden of wel dat vermogen niet aanwezig is, wat zal dan met deze menschen die op zichzelf zijn aangewezen bij invaliditeit en ouderdom, om zich slechts tot deze twee dingen te bepalen, moeten geschieden?
Voor ds. Kersten is het antwoord op deze vraag zeer eenvoudig: zij hebben zich te wenden tot de diaconie of tot de particuliere liefdadigheid, die de zaken dan wel met of zonder geld uit de publieke kassen zullen opknappen.
Ziedaar het stelsel van ds. Kersten consequent doorgedacht. In hoeverre het uitvoerbaar zal zijn, hopen wij D.V. in een slotartikel te behandelen. Voorshands zeggen wij er nog alleen dit van, dat in wat ds. Kersten als oplossing van het sociale vraagstuk wenscht, weinig verheffends gelegen is. Zij die over geen eigen kapitaal beschikken, en dat is meer dan 90 % der bevolking, weten nu dat, wanneer in den geest van de Staatkundig Gereformeerden zou worden gehandeld, zij bij ziekten, invaliditeit, ouderdom en werkloosheid op de diaconie of op de particuliere armenzorg zouden zijn aangewezen. Hoe ontmoedigend zulk een regeling — eigenlijk is het geen regeling, maar anarchie — zou werken, behoeft zeker geen nadere uiteenzetting, evenmin als een nader betoog zal behoeven te worden geleverd, dat bij Staatsziekenzorg, Staatsinvaliditeitsuitkeering, Staatsarmenzorg, en Staatswerkloosheidvoorziening, — want de Staat zal dan in alles hebben te voorzien — zich een geestesgesteldheid van ons volk zal meester maken, waarin de arbeidsschuwheid hoogtij viert. Het stelsel van ds. Kersten leidt tot degeneratie. Doch daarover verder in ons slotartikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's