Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,Vader, vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen".Lukas 23 vers 34.

Ik wensch onder u niets te weten aan Christus en dien gekruisigd, zegt Paulus. Waarom niet? Hechtte Paulus geen waarde aan de woorden des eeuwigen levens, die Christus gesproken had als onze hoogste Profeet em Leeraar? Was ook de betooning van Jezus' koninklijke macht in wonderen en teekenen van weinig waarde?
O neen, maar de Apostel wist, dat in dat alles de rust voor een zondaarsziel niet gevonden wordt. Niet in de profetische woorden, niet in de koninklijke daden, maar in de hoogepriesterlijke offerande van Christus aan het kruis ligt het rustpunt van ons hart, omdat Hij met ééne offerande in eeuwigheid geheiligd heeft degenen, die door Hem tot God gaan. En omdat Paulus den schreienden nood van zijn zondaarshart bevindelijk had leeren kennen en overal vrede gezocht en nergens gevonden had, totdat hij eindelijk was neergezonken voor den Gekruisigde en het geloofsoog tot Hem omhoog mocht slaan en zich aan Christus overgeven, daarom kan Paulus aan schuldverlorenen, aan vermoeiden en beladenen geen ander rustpunt voor hun hart aanwijzen, dan den gekruisigden Christus, uit Wien het bloed der verzoening nederdruppelde. Daar is de vergeving voor uw zonden; daar is balsem voor uw wonden; daar is het water der reiniging voor hen, die een zwaren strijd te strijden hebben tegen eigen booze natuur en tegen de aanvallen van buiten; daar is kracht ter overwinning voor moegestredenen; daar is kracht om uw kruis te dragen. Och, mochten de oogen onzer zielen geopend zijn voor eigen schuld en voor het onbuigbaar recht Gods, dat met vreeselijke wrake dreigt, dan zou, als de Heere het ons gaf, dat kruis nog voor ons wezen vol rijke vertroosting.
Het kruis rijst op uit onze zondeschuld, het is geplant op een heuvel, waar vervloekten hun rechtvaardige straf ontvingen; het wijst nederwaarts naar de plaats van eeuwige, rechtvaardige straf.
Hoog verheft het zich boven der wereld zondeschuld en boven de zondaren aan zijn voet en het wijst omhoog naar een heiligen hemel, waarheen het den weg baant. Het breidt zijne beide armen uit naar het Oosten en het Westen, alsof daarvan een machtige noodiging uitgaat: „Komt tot Mij alle gij einden der aarde en wordt behouden, want Ik ben God en niemand meer".
Mochten de ellendigen en nooddruftigen, de vermoeiden en beladenen, ja allen, die rust en vrede verlangen, eens luisteren naar die liefelijke noodiging tot heil. Misschien geeft de Heere dan wel uit genade, dat de overdenking van het eerste kruiswoord van onzen aanbiddelijken Heiland en Hoogepriester ons tot zegen zij. Uw aandacht vindt het opgeteekend in Lukas 23 vers 34:
                  Vader, vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen.
De lijdensweg van Christus liep van Gethsémané door de zalen van Annas en Kajafas en Pilatus en als een stilzwijgende getuige heeft Jezus gestaan in het paleis van den wellusteling Herodes, die geen enkel woord werd waardig geacht.
Omringd door een joelende schare, bereikt Hij den laatsten heuvel van smarten en zwarigheden, die beklommen moest worden eer de hand des doods Zijn banden ontbinden zou en Zijn ziel zou voeren naar het Paradijs om te rusten in de liefde des Vaders.
Als Hij Golgotha bereikt heeft en den last van het vloekhout heeft nedergelegd op den vloekheuvel, beginnen de soldaten hun bloedig werk. De kleeren worden hen uitgetrokken en de kruiselingen op den grond geworpen. De armen worden uitgerekt over de kruisbalken en lange spijkers doorboren handen en voeten van het Lam Gods.
Het woest geschreeuw van de ontzinde menigte, die om Zijn kruisdood geschreeuwd had, verstomt een oogenblik als de soldaten met inspanning hunner krachten de zware balken met hun last opheffen en in den middelsten kuil plaatsen. Tot tweemaal toe wordt dit gruwzame werk herhaald en klinken de doffe hamerslagen over den heuvel en elke hamerslag wordt gevolgd door een jammerkreet der moordenaren. Ze kunnen die helsche martelingen niet dragen.
Maar van Jezus had Jesaja voorspeld, dat Hij zou zijn als een schaap, dat stemmeloos is voor dien, die het scheert.
En als de spijkers geslagen worden door die handen, die nooit anders gedaan hadden dan zegenen en zieken genezen, dan doet de Heere den mond niet open. Geen klacht en geen aanklacht komt er over Zijn heilige lippen. Geen verwijt, geen vervloeking, geen bedreiging; maar als er een oogenblik stilte is op en om Golgotha, dan heft de Heiland het oog omhoog en bidt: „Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat zij doen".
Zijn handen zijn vastgenageld en die kan Hij niet vouwen, maar niemand belet Hem het oog naar boven te slaan en den mond te openen. Ademloos zullen ze geluisterd hebben. Wat zullen ze nu te hooren krijgen? En als het eerste geluid weerklinkt, dan weten ze het al. 't Is de Hoogepriester, Die intreedt bij den Heiligen God om erbarming af te smeeken van den Rechter van hemel en aarde. 't Is de Borg, Die komt betalen voor de zonde van Zijn schuldverloren volk en Die reeds de bede vooruitzendt: „Vader, Ik wil niet, dat dezen in het verderf dalen; Ik heb verzoening gevonden". 't Was de groote Verzoendag, de dag, waarop de groote verzoening werd aangebracht. Och, wat moet er een onbeschrijfelijk zware strijd inwendig gestreden zijn, eer zelfs de Zone Gods naar Zijn menschelijke natuur in staat was zoo volkomen te vergeven. Want dat Hij volkomen vergeven had, eer Hij aldus kon bidden, is wel duidelijk. En tot zulk een vergiffenis is geen mensch van nature in staat; daartoe moet bekwaammakende genade verleend worden. En Jezus had de macht om de legioenen des hemels tot Zijne hulpe te ontbieden en al Zijn vijanden in één oogenblik te verdelgen en de Satan zal Hem dat wel ingefluisterd hebben. Maar Hij deed het niet en vergold het grootste kwaad, dat men Hem aandeed, met het hoogste goed. Hij wachtte niet op berouw.
En weet ge waaraan Hij die kracht ontleende om zulk een goddelijke liefde ten toon te spreiden? O, let hier eens op. Toen Jezus Gethsémané intrad, bad Hij: „Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker Mij voorbijgaan".
Straks zal Hij stervend uitroepen: „Vader, in Uwe handen beveel Ik Mijnen geest". Hier bij het begin van Zijn kruislijden is de eerste naam dien Hij noemt, de Vadernaam. Hij laat Zijn God niet los als Vader. Met Zijn Vader in de hemelen begint Hij Zijn kruislijden en met Hem voleindigt Hij het en daarmee ontsluit Hij voor zondaren den weg tot overwinning. Want gij weet, dat op ons dezelfde plicht rust. Hebt uwe vijanden lief, zegent hen, die u vervloeken, en bidt voor degenen die u geweld aandoen en die u vervolgen. Indien ge dat moet doen in eigen kracht, dan kunt ge 't nooit — dan is de kleinste beleediging voldoende om ons te doen toornen, en de geringste schade om onzen wraaklust op te wekken.
Maar als ge het geloofsoog moogt slaan op uw Vader, Die in de hemelen is, dan zult ge leeren vergeven en verdragen. Bij Hem alleen kunt ge de kracht krijgen en Jezus heeft op het kruis die heilsfontein ontsloten. Want in die Hoogepriesterlijke voorbede houdt Hij met de ééne hand Zijn Vader vast en met de andere houdt Hij de zondaren: „Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen".
Voor wie bad Jezus? Voor allen, van wie gezegd kan worden: ze weten niet wat ze doen. Het was ten. eerste voor de Romeinsche soldaten, die Jezus aan het kruis hechtten. Zij waren slechts instrumenten, die deden hetgeen hun bevolen was. Zij waren 't minst schuldig.
Ten tweede was het voor Pilatus, die tot driemaal toe verklaarde dat hij geen schuld in den Heere Jezus vond en die toch tegen beter weten in Hem overgaf ter kruisiging. Voorwaar, de schuld van Pilatus was veel, veel grooter dan die der soldaten; want de daden, die wij doen tegen beter weten in, stellen ons veel meer schuldig dan hetgeen wij onwetend misdoen. Maar ten derde, de meeste schuld hadden de Overpriesters en Schriftgeleerden, die valsche getuigen hadden omgekocht ond een valsche aanklacht in te dienen. Zij wisten, dat Jezus onschuldig was. Daarom had de Heere Jezus tegen Pilatus verklaard: „Die Mij aan u heeft overgeleverd, heeft meerder zonde". Pilatus was gevallen uit zwakheid, maar de Joodsche Raad had gehandeld uit haat. En ten vierde: aan den voet van Golgotha stond het volk, dat voor Pilatus' rechthuis had gebeden: „Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen" en dat als hun voornaamste wensch had kenbaar gemaakt: „Kruis Hem, kruis Hem".
Voor die allen zond Jezus de bede om vergiffenis ten hemel en zij zijn de vertegenwoordigers van Joden, van heidenen, van Petrus, die uit zwakheid Hem verloochende, en van de discipelen, die Hem verlieten, en van u en van mij, die zoo menigmaal zondigden. En als wij eenige zelfkennis bezitten, dan verstaan wij, dat wij juist zooals zij gehandeld zouden hebben, als wij in hun plaats waren geweest.
Laten wij toch niet hen beschuldigen of verachten, terwijl wij weten, dat onze zonden den Heiland al die smarten hebben aangedaan; maar mochten wij ons liever met berouw over onze zonden nederbuigen voor Christus en pleiten om genade.
Maar de Heere Jezus vond nog een andere reden om vergiffenis af te smeeken. „Zij weten niet, wat zij doen". De Heiland, Die alle dingen recht ziet, zooals ze zijn, wist dat in elke zonde een groote mate van domheid en dwaasheid zit. Wij zien niet dat het om een eeuwigheid gaat; eeuwig wèl of eeuwig wee.
Om dat in te zien, moeten onze oogen geopend zijn, want van nature zijn wij daarvoor blind. Elke zondaar acht zich wijs en hij meent dat wie niet mede zondigt, dwaas doet. De loochenaars van den Christus achten zich veel wijzer en beter dan degenen die in Christus gelooven, en die den Heere zoeken met ingespannen krachten, en ze weten niet dat ze hun zaligheid verwerpen en zich diep ellendig maken.
En als de Heere Jezus dat voor zich ziet, dan vergeet Hij de eigen hevige hellesmart en wordt innerlijik met medelijden bewogen over dat volk, dat onbewust zijn eeuwig verderf tegemoet gaat. Zou Hij, Die kwam om het verlorene te zoeken, hen laten liggen in het verderf? Zou Hij nog niet een poging tot redding wagen? En dan welt daar uit Zijn liefhebbend Heilandshart die bede om vergiffenis voor Zijn vijanden. En in die voorbede pleit Hij op Zijn innige betrekking tot God, Zijn Vader, want Hij weet dat dit het eenige middel is waardoor doodsschuldige zondaren het leven uit genade kunnen wederontvangen.
Zou de Vader Zijn stervenden Zoon deze bede weigeren? Ontroerend moet 't velen in de ooren hebben geklonken; zulk een liefde is onbegrijpelijk. Maar ach! als gij uw eigen vloekwaardigheid met smarte gevoelt, dan zal uw harte ook ontroerd zijn als de Heere dit woord op u toepast en zegt: „Ik heb ook voor u gebeden om vergeving"'. Dan wordt die Biddende u zoo bovenmate dierbaar.
O, arme die den Heere reeds zoo menigmaal gebeden en gesmeekt hebt bij dag en bij nacht om vergiffenis, gij meent toch niet dat in uw vurig gebed de oorzaak ligt, waarom God vergeven zal? Al heeft de Heere beloofd: „Bid en gij zult ontvangen", en ook dat „God recht zal doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem bidden", toch ligt in ons gebed geen reden tot schuldvergiffenis. Ons beste gebed is niet meer dan een stamelende wanklank in 's Heeren ooren, en dus kunnen wij daarom niets verkrijgen.
Maar in Jezus, den eenigen Borg, en in Zijn werk en voorbede ligt de zaligheid van Zijn volk veilig, en daarom is het zulk een onuitsprekelijk voorrecht het te mogen verstaan dat Hij altoos leeft om voor ons te bidden. Als wij het gebrekkige, het zondige en dus het verwerpelijke van ons gebed gevoelen en als wij ons schamen over ons gebed, dan is het een rijke troost te mogen zien op dien Heiland, Die zelfs aan 't kruis nog intrad bij den Vader voor de goddeloozen.
Dat was de troost en hope van Gods volk onder het Oude Verbond ook reeds, want Jesaja heeft voorspeld, dat Hij met de overtreders geteld zou worden en veler zonden dragen zou en ook voor de overtreders bidden zou. Toen reeds wist die profeet, dal Jezus een volkomen Zaligmaker zou zijn.
De voorbede van Jezus aan het kruis is tweeledig verhoord, want de vrucht daarvan was voor Jeruzalem uitstel van straf en verlenging van den tijd der genade.
Maar voor de gekenden des Heeren lag in Jezus' werk en voorbede de grond en oorzaak van hun schuldvergiffemis. De moordenaar aan het kruis heeft het eerst de vrucht daarvan geplukt, toen hij tot bekeering kwam, en op den grooten Pinksterdag mochten zelfs drie duizend komen tot kennis van hun onuitsprekelijk groote schuld, waar zij den Christus hadden verworpen, Hem aan het kruis gehecht en gedood. Zij vonden vergiffenis in Jezus' bloed. Ja, de Heere Jezus kon naar waarheid verklaren, dat de Vader Hem altijd hoort.
En als nu een zondaar in den tijd der genade deel krijgt aan de kracht van die voorbede van Christus, dan wordt hij uitgedreven uit zijn doode rust en voortgedreven naar het kruis en nedergevleid aan Jezus' voeten. En als dat kruis zijn bedekkende schaduw werpt over onze zondeschuld, dan zullen wij het weten, dat onze zonde is vergeven en dat wij van de straf voor eeuwig zijn ontheven. Uit ons hart en over onze lippen zal een loflied klinken als van den dichter, die uitriep: 
„Welzalig is de mensch, wien 't mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren".
Dat geve God u en mij.
K.                                          S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's