Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Bunyan
Zijn leven en zijn geschriften. (17)

In die kamer met dat brandend vuur, dat telkens door den man met water werd bedreigd en gevaar liep te zullen uitdooven, was dus voor den Reiziger naar Sion veel te leeren. Wat de duivel bestreed, onderhield Christus! En Christus is de sterke Held, die sterker is dan de duivel. Heeft Hij voor al Gods kinderen Satan den kop niet vermorzeld? Heeft Hij niet gezegd: de booze heeft aan Mij niets?
Christen stond bij alles verbaasd. En hij vroeg: „verklaar mij 't raadsel van dit alles toch".
Toen zei Uitlegger: „Deze man" — die achter den muur stond met een kan olie — „is Christus. Met de olie Zijner genade houdt Hij voortdurend het eenmaal begonnen werk in de harten van Zijn kinderen in stand. Wat de Satan ook doet, Christus voedt de vlam in het hart, zoodat zij nimmer uit zal dooven. En wat het feit betreft, dat gij dien man achter den muur ziet staan, dat wijst er op, dat het voor hen, die door den Satan in den vuuroven geworpen worden, moeilijk is te ontdekken op welke wijze het genadewerk Gods in hunne harten wordt onderhouden". Maar, al is het moeilijk te doorgronden hoe het geschiedt, want Gods wegen zijn wonderlijk en veel hooger dan onze wegen, toch geschiedt het. De Heere zorgt voor de Zijnen, Zijn oog is op hen (Psalm 32 vers 8). En de Heiland heeft gezegd: Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zal ophouden.
De teekening van Bunyan van dit huis van Uitlegger met al de kamers en al wat er te zien is, is buitengewoon duidelijk en aangrijpend schoon. Hoe gaat hij hier in zinnebeeldige voorstellingen op de werkelijkheid van het geestelijk leven van al Gods kinderen in! En hij doet het zóó - duidelijk, dat wij den gang van het geestelijk leven, den gang van het zieleleven, met al de bevindingen en ervaringen, als in schilderij voor ons zien uitgeteekend.
Zoo is het zoo bizonder sprekend en beteekenisvol, dat Bunyan als de eerste kamer van het huis van Uitlegger waar hij binnentreedt noemt: het ontdekt worden aan zonde en schuld; het overtuigd worden van de waarheid, dat een zondaar door de werken der wet niet kan zalig worden.
Bunyan had zelf zoo lang en zoo veel getobd, om zich eigen gerechtigheid te vergaderen. En 't was, of de boosheid des harten en de slechtheid des levens hoe langer hoe meer bij hem toenam. Hij werd hoe langer hoe meer een groot zondaar voor God en zijn toestand werd hoe langer hoe meer hopeloos, totdat Evangelie genade bracht en in Christus hem gerechtigheid geschonken werd; waarbij hij mocht leeren verstaan, hoe een goddelooze om niet gerechtvaardigd wordt door het geloof in Hem, die zonder zonde was, maar dien God zonde voor ons gemaakt heeft, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.
Die kamer, die eerste kamer, waar Christen komt in het huis van Uitlegger, beschrijft Bunyan als volgt:
„Hierna nam Uitlegger Christen bij de hand en bracht hem in een groote kamer, die nooit geveegd werd en dientengevolge vol stof lag. Toen ze eenigen tijd hadden rondgekeken, liet Uitlegger een man met een bezem komen, om de kamer te vegen. Nauwelijks was hij met dit werk begonnen, of er steeg zulk een zware stofwolk van den vloer op, dat Christen geen adem meer kon halen en gevaar liep te stikken. Toen zeide Uitlegger tot een jonge vrouw, die daar bij stond, dat zij den vloer met water moest besprengen en toen dit gebeurd was, kon de man weer voortgaan met vegen.
Christen vroeg: ,,Wat moet dit beteekenen?"
Uitlegger antwoordde: „Deze kamer is een beeld van het menschenhart, dat nooit gereinigd werd door de genade van het Evangelie. De stof beteekent de zonde en ziet op het innerlijk bederf, dat den mensch heeft aangetast. De eerste man, dien gij gezien hebt, die met den bezem bezig was, is de Wet, maar de jonge vrouw, die water sprenkelde, beteekent het Evangelie. Zoodra de man begon te bezemen, stoof het stof van alle kanten op, zóó zelfs, dat ge bijna geen adem meer kondt halen. Hierin moet ge een gelijkenis zien, een gelijkenis met de Wet, die doodt en nooit levend maakt. Inplaats, dat de Wet de harten reinigen zou door haar werking, verlevendigt zij slechts het schuldgevoel van den zondaar. Zij ontdekt de zonde wel en verbiedt haar, maar zij is krachteloos om haar ten onder te brengen en te verzoenen. Daarom hebt ge in de tweede plaats de jonge vrouw met het reinigend water gezien, waardoor de kamer frisch en vroolijk werd. Dat is een beeld van de kracht des Evangelies. Wanneer het Evangelie zijn zachten, maar machtigen invloed in het hart doet gevoelen, wordt het geheel geheiligd, zoodat de Heere der heerlijkheid er Zijn woning in kan maken. Zooals de vrouw door het sprenkelen van water, het stuiven van het stof bezweerde, zoo doet de kracht der genade de zonde uit het hart verdwijnen".
Het eenvoudigste kind van God kan dit verstaan. Beeld van het hart des menschen, dat bij het ontdekkend licht des Geestes door de Wet in alles schuldig wordt verklaard, een vuile bron van ongerechtigheid zijnde, terwijl de vergevende genade Gods in Christus de zonde verzoent en de ongerechtigheden uitdelgt. ,,Troost, troost mijn volk, zal ulieder God zeggen; spreekt naar het hart van Jeruzalem en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat hare ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des HEEiRBN dubbel ontvangen heeft voor alle hare zonden" (Jes. 40 vers 1, 2). En dan die ontmoeting in die andere kamer met die twee kinderen Passie en Patientie of Hartstocht en Lijdzaamheid, die elk op een stoel zitten. Hartstocht of Passie was een jongen, die onzen pelgrim zéér ontevreden en ondankbaar toescheen. Hij was nooit voldaan. Hij wilde alle dingen dadelijk en tegelijk hebben. Zijn vader wilde, dat hij geduldig z'n tijd zou afwachten, dan zou hij geleidelijk alles op tijd ontvangen, maar Hartstocht wil alles dadelijk en tegelijk hebben. En als hij wat heeft, verkwist hij het en maakt hij het in een oogenblik, als een echt wispelturig en ondankbaar kind, stuk en ten slotte blijven hem niets dan prullen, zonder waarde, over.
De tweede, Lijdzaamheid of Geduld geheeten, is anders. Zij is stil en tevreden en wil wachten tot de tijd, door haar vader bepaald, daar is. Het zijn tweelingen. Hartstocht en Lijdzaamheid, evenals Ezau en Jacob. En terwijl Hartstocht in de tijdelijke dingen opgaat, alles ongeduldig doorbrengt in het midden der wereld en zijn ziel niet in lijdzaamheid weet te bewaren, is Lijdzaamheid het beeld dergenen, die de toekomende dingen verwachten, die met het aangezicht naar de Godsstad reizen, wetende dat de heerlijkheid zal geopenbaard worden niet op onzen tijd, maar op Gods tijd. Het zijn degenen, die in hope zalig worden.
Laten we hooren hoe Bunyan het ons zelf verhaalt in zijn droom.
„Verder zag ik in mijn droom, dat Uitlegger Christen bij de hand nam en in een kleine kamer leidde, waar twee kinderen zaten, ieder op een eigen stoel. Het oudste kind heette Hartstocht en het tweede Lijdzaamheid. Hartstocht maakte den indruk zeer ontevreden te zijn, maar Lijdzaamheid zag er lief en vriendelijk uit.
„Waarom is Hartstocht zoo ontevreden?" vroeg Christen.
Uitlegger antwoordde: „Hun vader heeft hen tegen het volgend jaar allerlei heerlijke verrassingen beloofd, maar Hartstocht wil ze nu reeds hebben, terwijl Lijdzaamheid geduldig wach ten kan tot het volgende jaar".
Nu zag ik, dat er een man op Hartstocht afkwam, die een kistje met schitterende dingen uitstalde voor zijn voeten. Hartstocht nam ze in zijn hand. Zijn oog straalde van hartstochtelijke blijdschap en zoo nu en dan keek hij met schamperen spot in zijn oogen naar Lijdzaamheid. De vreugde duurde echter niet lang, want nauwelijks was hij het spel van zijn gulzige bewondering begonnen en streelden zijn vingers de voorwerpen, die hij gekregen had, of ik zag dat hij alles weer vernielde en verkwistte en niets hield hij over dan eenige vodden en prullen, scherven en splinters
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's