Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerkregeering en Kerkelijke Vergaderingen.
Ofschoon de regeering der Kerk onderscheiden wordt van hare belijdenis — de Confessie en de Kerkorde zijn twee inderdaad onderscheidene zaken — zoo is toch het een niet van het ander los te maken. Veeleer moet de Kerkregeering — de Kerkorde — hare grondbeginselen putten uit de leer en de belijdenis — de Confessie — der Kerk. Zooals de belijdenisschriften of formulieren der Kerk zijn, zoo zal ook de wijze van kerkelijk samenleven en de manier van Kerkregeering wezen. En omdat de belijdenis der Kerk, waarin, volgens de Gereformeerden, de grondtrekken voor de regeering der Kerk te lezen moeten zijn, geput is uit Gods Woord, moet ook, zal 't in orde zijn, de Kerkorde haar beginselen terug vinden in de H. Schrift.
De Gereformeerde Kerk belijdt, dat de Kerkregeering geene uitvinding van menschen is, schoon zij in handen van menschen gegeven moet worden; zij vindt haar grond in Gods Woord, zij komt aan de Kerk toe uit de handen van Jezus Christus, haar Koning. In den Apostolischen tijd zeiden de discipelen: „het heeft den Heiligen Geest en ons goed gedacht". Zóó stelden zij de ordinantiën voor de gemeenten; die sinds gebleven zijn.
En nu staat de zaak zoo, dat wij hebben het volkomen, onfeilbare Woord des Heeren, waarin Zijn wil genoegzaam is vervat. „De geheele wijze des dienstes, welken God van ons eischt, is daarin breedvoerig beschreven", zegt Art. 7 Ned. Gel. Bel., en „zoo is het den menschen, al waren het zelfs Apostelen, niet geoorloofd anders te leeren, dan ons nu geleerd is door de Heilige Schriften: ja, al ware het ook een engel uit den hemel, gelijk de Apostel Paulus zegt".
Zeiden de Apostelen dus: „het heeft den Heiligen Geest en ons goed gedacht", wij hebben te zeggen: „Gods Woord is onze gids". Wij moeten ons niet dwaselijk boven dat Woord willen verheffen of naast de Heilige Schrift andere wijsheid ons opgaren, maar wij hebben uit den Bijbel onze wijsheid te putten en daarbij leering te trekken uit hetgeen de Kerk, in vorige tijden, naar uitwijzen van het Woord, gedaan heeft.
Tweeërlei bron dus voor de Kerkregeering: Gods Woord èn wat vorige tijden brachten. Want tegenover de historie, die achter ons ligt, staan wij niet als anarchisten. Wij eeren de historie gaarne in deze. Maar, natuurlijk is en blijft Gods Woord de eerste en de voornaamste en de laatste bron. Niets gaat boven dat Woord. Maar, 't zij nog eens gezegd, wat de Heere in vorige tijden aan Zijn Kerk gaf door de onderwijzing des Geestes en des Woords, mogen wij niet verwaarloozen.
Welke beginselen geeft nu het Woord en welke beginselen hebben inzake de regeering der Kerk, onze Gereformeerde Vaderen voorgestaan?
Ons dunkt, dat een van de eerste dingen, welke de H. Schrift ons doet zien, dit is dat er zijn de plaatselijke gemeen­ten. De Kerk van Jeruzalem, de gemeente van Antiochië, de gemeente te Corinthe, de gemeente te Efeze, enz. enz., zien we in den geest voor ons, wanneer we onzen Bijbel lezen. Paulus' woord teekent ze ons voor oogen. Het boek de Openbaring laat ze ons zien.
En dan komt over die plaatselijke Kerken of gemeenten, waar Christus het Hoofd is en Gods Woord de lamp voor den voet en het licht op 't pad — dan komt over die plaatselijke Kerk een kring van opzieners en regeerders, van leeraar en ouderlingen staan, met de diakenen als armverzorgers. Bedienaren des Woords, oudsten of opzieners als regeerders der Kerk en diakenen, die de tafelen bedienen. Het buitengewone maakt hier plaats voor de blijvende ambten. 
In dien geest spreekt daarom ook onze Ned. Geloofsbelijdenis in 37 Artikelen, met name in artikel 30. Eerst is in art. 27, 28 en 29 over de Kerk gesproken. 
We lezen in art. 27: „Wij gelooven en belijden eene eenige Katholieke of algemeene Kerk, welke is eene heilige vergadering der ware Christ-geloovigen, alle hunne zaligheid verwachtende in Jezus Christus, enz. Deze Kerk is geweest van den beginne der wereld af en wordt van God bewaard enz. Deze Kerk is verspreid en verstrooid door de geheele wereld, enz." 
Dan zegt art. 28: „Wij gelooven dat allen in deze Kerk hebben te onderhouden de eenigheid des geloofs, zich onderwerpende aan hare onderwijzing en tucht, den hals buigende onder het juk van Jezus Christus en dienende de opbouwing der broederen, naar de gaven die hun God verleend heeft, als onderlinge lidmaten eenszelfden lichaams, alles volgens het Woord Gods".
Art. 29 geeft aan de merkteekenen van de ware Kerk, in onderscheiding van de valsche Kerk en zegt daarvan: „De merkteekenen om de ware Kerk te kennen, zijn deze: zoo de Kerk de reine predikatie des Evangelies oefent; indien zij gebruikt de reine bediening der Sacramenten, gelijk ze Christus ingesteld heeft; zoo de kerkelijke tucht gebruikt wordt, om de zonden te straffen. Kortelijk, zoo men zich aanstelt naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen die daar tegen zijn, houdende Jezus Christus voor het eenige Hoofd". De leden der Kerk kan men kennen „uit de merkteekenen der Christenen; te weten, uit het geloof en wanneer zij aangenomen hebbende den eenigen Zaligmaker Jezus Christus, de zonde vlieden en de gerechtigheid najagen, den waren God en hunne naasten liefhebben, niet afwijken noch ter rechter noch ter linkerhand, en hun vleesch kruisigen met zijne werken".
Hoewel met „vele zwakheden" zullen die kenmerken moeten gevonden worden en als de ware merkteekenen van de Kerk en van de Christenen gehouden moeten worden.
„Aangaande de valsche Kerk" zoo eindigt art. 29 — „die schrijft zich en haren ordinantiën meer macht en autoriteit toe dan den Woorde Gods, en wil zich aan het juk van Christus niet onderwerpen; zij bedient de Sacramenten niet, gelijk Christus in Zijn Woord verordend heeft, maar zij doet daar af en toe, gelijk als het haar goeddunkt; zij grondt zich meer op de menschen, dan op Christus, enz."
Hoe moet die Kerk van Christus, die zich bukken wil onder het juk van Christus en die gehoorzamen wil Zijn Woord, nu hare ordinantiën stellen wat betreft de manier van Kerkregeering? Wat moet de Kerk van Christus, hier en elders, daarvoor als hoofd beginselen vastleggen en eerbiedigen?
Art. 30 Ned. Gel. bel. zegt ons daaromtrent het volgende:
„Wij gelooven, dat deze ware Kerk geregeerd moet worden naar de geestelijke wijze van regeering en bestuur, die ons onze Heere heeft geleerd in Zijn Woord".
En wat heeft onze Heere Jezus ons in Zijn Woord geleerd?
„dat er Dienaars of Herders moeten zijn, om Gods Woord te prediken en de Sacramenten te bedienen; dat er ook Opzieners en Diakenen zijn, om met de Herders te zijn als de Raad der Kerk".
't Woord moet heerschen. De staf des Woords moet over de gemeente gaan tot bewaring der eenheid. En dan Herders en Leeraars, Ouderlingen of Opzieners, om „door dit middel de ware religie te onderhouden en te maken, dat de ware leer haren loop hebbe, dat ook de overtreders op geestelijke wijze gestraft worden en in den toom gehouden"; ,,door dit middel zullen alle dingen in de Kerk wèl en ordelijk toegaan, wanneer zulke personen verkoren worden, die getrouw zijn, en naar den regel dien de heilige Apostel Paulus daarvan geeft in den Brief aan Timotheüs".
Er moet dus een Raad der (plaatselijke) Kerk zijn; en wel gevormd door de Dienaren des Woords en de Ouderlingen; ook de Diakenen waar 't noodig is. En hoe moet die Kerkeraad er nu komen? Wie moeten die mannen verkiezen tot het ambt?
Art. 31 Ned. Gel. bel. zegt: „Wij gelooven, dat de Dienaars des Woords Gods, Ouderlingen en Diakenen, tot hunne ambten behooren verkoren te worden door wettige verkiezing der Kerk, met aanroeping van den naam Gods en goede orde, gelijk het Woord Gods leert". De gemeente heeft dus, gelijk het Woord Gods leert, het recht tot verkiezing van de ambtsdragers, zegt onze Nederl. Gel. bel. „En een iegelijk moet zich daarom wel wachten door onbehoorlijke middelen zich in te dringen".
De Dienaar des Woords, de Ouderlingen, de Diakenen moeten „hunne beroeping van den Heere" ontvangen en dat wel door middel van de gemeente. God roept niet rechtstreeks. Niemand heeft zoo maar, op grond van een ,,inwendige" stem te spreken van „roeping". God roept middellijk, zegt onze Ned. Gel.-bel., en wel door middel van de gemeente.
Dat is de ordinantie Gods.
En „een ieder zal de Dienaars des Woords en de Ouderlingen, die zóó geroepen zijn, in bizondere achting behooren te hebben, om des werks wil, dat zij doen". (Art. 31). Het recht der gemeente blijve dus in deze gehandhaafd, om te verkiezen tot het ambt. En dan mag de Kerkeraad zich eenerzijds niet in dienstbaarheid onder de heerschappij van de gemeente bukken, maar ook anderzijds zich niet eigenmachtig van de gemeente losmaken en zelfstandig zonder de gemeente handelen. Dat is het smalle pad, waarop de Kerkeraad — en allen die de Kerk besturen en regeeren — wandelen moeten, noch wijkende naar rechts, noch wijkende naar links.
Was er nu een éénheid van de gemeenen over héél de wereld, dan zou die eenheid ook gezien worden in de regeering der Kerk, in de gemeenschap der Kerkeraden. Maar die gemeenschap over de geheele wereld is er daadwerkelijk niet. Wel in heel 't Vaderland. Moet er althans zijn. Niet alleen in het verborgen geloof des harten, maar ook in het openbaar, in belijdenis van den mond. Eén lichaam. Hier mag b. v. geen provincialisme — gelijk vroeger — gedeeldheid en gescheidenheid werken.
Over héél 't land is er gemeenschap in belijdenis en leven. De Vaderlandsche Kerk, de Kerk van Christus in dezen lande, moet één zijn. En dat komt allereerst dan uit in de classes. Dat is naar de Gereformeerde Kerkidee. We beginnen dus met de plaatselijke Kerken, ieder hebbend een Kerkeraad (art. 30 Ned. Gel. bel.).
Maar die „Regeerders der Kerk" — zegt art. 32 Ned. Gel. bel. — „moeten onder elkander zekere ordinantie of regeling instellen en bevestigen tot onderhouding van het lichaam der Kerk", waarbij „zij zich wel hebben te wachten af te wijken van hetgene ons Christus, onze eenige Meester (in art. 31 genoemd „de eenige algemeene Bisschop en het eenige Hoofd der Kerk") geordineerd heeft". „En daarom verwerpen wij alle menschelijke vonden en alle wetten, die men zou willen invoeren".
Menschelijke ordinantiën dus wel — want door menschen moeten de wetten worden gesteld — maar deze ordinantiën moeten dan door menschen worden opgesteld naar Gods Woord, en Jezus Christus moet uitkomen als de eenige Koning en het Hoofd der Kerk. Zoo zal men „eendrachtigheid en eenigheid moeten voeden en bewaren, om alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods". (Art. 32).
Dat moet allereerst geschieden op de vergaderingen van de Classes, waar de genabuurde Kerken samenkomen in en door de Dienaren des Woords en de Ouderlingen, door de Kerken ter Classicale Vergadering afgevaardigd. Dat zijn de grondvergaderingen der Kerk in den lande.
De Classis is dus geen vergadering van predikanten en ouderlingen; maar een vergadering van Kerken, die in elkaars nabijheid binnen een bepaalden kring liggen, welke Kerken dan vertegenwoordigd zijn in haar Dienaren des Woords en haar Ouderlingen. Dat de eene gemeente daar heerschen zou over de andere, is in strijd met de beginselen van Gods Woord en hetgeen Jezus Christus aan Zijn discipelen geleerd heeft.
Onze Ned. Gel. bel. gaat dan ook tegen alle hiërarchie, waarbij de een in rang hooger gesteld wordt dan de ander (zooals bij Rome) fel te keer. „En aangaande de Dienaars des Woords" — zegt art. 31 — ,,in wat plaats dat zij zijn, zoo hebben zij eene zelfde macht en autoriteit, zijnde altegader Dienaars van Jezus Christus, den eenigen algemeenen Bisschop en het eenige Hoofd der Kerk". 
„Eén is uw Meester — en gij zijt allen broeders", geldt ook hier. Hij 't Hoofd, wij zijne leden.
Ook op de Classis moet dat uitkomen, als daar de Kerken van één en dezelfde Classis vergaderd zijn. Ook straks in de Prov. Synoden en in de Nationale Synode, waar de éénheid der Kerken moet uitkomen en tegelijk ieders rechten moeten worden geëerbiedigd. Ook weer een smal pad, waar langs men te gaan heeft, zonder af te wijken noch naar den kant van Rome 's hiërarchie, noch naar het individualisme en de onsamenhangendheid en de losbandigheid van het Independentisme.
Vergaderingen zijn voor de Kerk onmisbaar. Heel hetWoord, Oud- en Nieuw Testament leert het ons. De Kerken kunnen niet zonder hare samenkomsten en daarom zijn onze Gereformeerde Vaderen ook aanstonds begonnen de vergaderingen van de Kerk te herstellen: de Kerkeraad, de samenkomst van de Kerken in de Classis, later de Provinciale Synoden, ook de Nationale Synode. De ambten en de vergaderingen zijn de grondzuilen voor het kerkelijk leven.
Art. 32 Ned. Gel. bel. geeft hier het beginsel aan: de Regeerders der Kerk moeten onder elkander bepaalde ordinantiën stellen, bepaalde regels en ordeningen maken en daar ook de hand aan houden, tot onderhouding, tot welstand, tot groei en bloei van het lichaam van Christus, zijnde de Kerk.
Die vergaderingen zijn noodig om de waarheid uit Gods Woord te belijden en tot openbaring te brengen, om getuigenis te geven van de woorden des levens, welke aan de Kerk zijn toebetrouwd.  Om de Waarheid Gods te verdedigen tegen ketters en ketterijen en om de valsche leering, welke in openbaren strijd is met Gods Woord, uit te bannen. Om regelen te maken, opdat alles in de gemeenten met orde en stichtelijk toega; opdat de prediking des Woords recht en trouw geschiede, de Sacramenten bediend worden, de ambten ingesteld en in eere gehouden worden, enz. Om regelen te stellen voor de beroeping en bevestiging van predikanten, voor het onderhoud van de Dienaren des Woords; om ordeningen vast te stellen bij het komen en het gaan van de voorgangers der gemeente, ook wat de verzorging van emeriti, weduwen en weezen betreft. Om geschillen, scheuringen, of wat ook, saam te bespreken en zoo mogelijk tot goede oplossing te brengen. 
In één woord, om bezig te zijn tot heil voor de gemeenten afzonderlijk en voor de Kerk in haar geheel.
Dat die vergaderingen der Kerk, rondom Gods Woord, voor de Kerk van 't grootste belang zijn, blijkt ook uit 't negatieve, nu wij ze niet hebben. Want de waarheid, die naar Gods Woord is, de belijdenis der Kerk zelve, lijdt er onder; de Kerken raken in verval; dwaalleer gaat vrij rond en de Kerk des Heeren, met Jezus Christus als haar „eenige en algemeene Bisschop en het eenige Hoofd der Kerk", lijkt meer op een veelkoppig monster, dat met allerlei tongen spreekt, maar niet om de eenigheid des waren geloofs in de gehoorzaamheid Gods, naar uitwijzen van Zijn Woord, te bewaren en te onderhouden, veeleer, om te zeggen: „verdeel en heersch"; veeleer, om de Kerk des Heeren te maken tot een „Vereeniging van elck wat wils". Dat doet haar afschuiven van haar belijdenis en fnuikt haar in haar getuigen aangaande den Christus en Zijn Evangelie.
De Kerkelijke Vergaderingen behooren bij de Kerk des Heeren. Zij kan ze niet missen. En hoe meer degenen, die tot de Kerk behooren „de merkteekenen der Christenen" dragen, te weten, uit het geloof, aangenomen hebbende den eenigen Zaligmaker Jezus Christus (art. 29), en hoe meer de Kerk de merkteekenen draagt van „de reine predikatie des Evangelies te oefenen, de reine bediening der Sacramenten te gebruiken, gelijk ze Christus ingesteld heeft, verlangende ook om de kerkelijke tucht te oefenen, opdat de zonden gestraft worden" (art. 29), hoe meer de noodzakelijkheid, de onmisbaarheid van de Kerkelijke Vergaderingen zal gevoeld worden en de deugdelijkheid geprezen. Die Vergaderingen zijn dan niet om te heerschen, maar om te dienen; om te oefenen, in de vreeze Gods, de eenigheid des waren geloofs en elkander als broeders van één en hetzelfde huis te helpen en bij te staan. Dat is het mooie van het Gereformeerd Protestantisrne in deze, tegenover Rome, die dit alles mist en tegenover de Independenten, die dit alles miskennen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's