Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zijn leven en zijn geschriften. (25)
Formalist en Hypocriet, die niet door de Enge Poort, maar langs een anderen, zelf gekozen weg gekomen waren waar Christen wandelde, lachten den pelgrimsreiziger uit, omdat hij hen zoo ernstig vermaande. En als er dan een steile heuvel — de Heuvel der Moeilijkheden geheeten — aan hun oogen zich voordoet, kijken zij uit, of er geen makkelijker weg is dan over die hoogte te gaan. Er is maar één pad, dat naar de hemelpoort leidde, dat ging recht uit, maar over de hoogte heen. Doch ziet, er is links en rechts ook nog een weg.
Als Christen bij den heuvel komt gaat hij eerst naar de bron en dronk van het water om zich te verfrisschen; dan klimt hij, al zingende, den berg op.
Maar als de beide andere mannen ook bij den voet van den heuvel komen en zien, dat de berg zoo steil is en zoo hoog, en dat er nog twee andere wegen waren, waarvan zij vermoedden, dat ze op hetzelfde pad zouden uitkomen, besloten zij den gemakkelijken weg te kiezen. De eene slingerde zich links om den heuvel heen en heette „de Weg des Gevaars", de andere kronkelde zich aan den rechterkant en heette „de Weg van den Ondergang". Formalist sloeg den eersten weg in, maar kwam uit bij een groot, onherbergzaam bosch en Hypocriet verdwaalde in een woestijn vol rotsen, waar hij zijn voeten stootte en neerviel om nooit weer op te staan.
Christen gaat verder, volgend den rechten weg, die echter gaat over een heuvel, die steil en moeilijk te beklimmen is. En Bunyan, die hier weer sprekende tusschentreedt, zegt, dat hij bemerkte, dat des Christens vroolijke, snelle gang langzamerhand overging in een traag en moeilijk loopen, terwijl dit loopen op zijn beurt weer overging in een moeizaam kruipen met handen en voeten, om den top van den berg te bereiken.
Wat zware, moeilijke gang voor den pelgrim, die op reis is naar de hemelstad!
Maar zie, halverwege den top, had de Eigenaar van den heuvel een vriendelijk huisje laten bouwen, een houten hut, waar vermoeide reizigers konden uitrusten van hun pelgrimstocht. Christen stapte naar binnen en legde zich vermoeid en afgemat op den grond neer. Hij haalde de rol uit de plooien van zijn mantel te voorschijn en begon belangstellend te lezen. Ook rustte zijn blik nog eens met stille bewondering op de nieuwe kleeren, die hem bij het kruis gegeven waren. En terwijl hij zoo in vroom gepeins verdiept was, viel hij zachtjes in slaap. Zijn slaap was zóó diep, dat niets hem meer kon wekken. Al slapende viel de rol uit zijn hand, maar — hij merkte het niet.
Toen de nacht reeds daalde en de slaper nog steeds niet wakker geworden was, zag ik — zoo verhaalt Bunyan, zelf weer sprekend optredend in het verhaal — een man op hem afkomen die tot hem zeide: „ga tot de mieren, gij luiaard, zie hunne werken en word wijs" (Spr. 6:6). Nu schrikte Christen wakker. Hij stond aanstonds op en dubbel vastberaden, zette hij zijn reis naar den heuveltop voort.
Nog had hij den top van den heuvel niet bereikt, toen twee mannen hem haastig tegemoet kwamen loopen. De eene heette „Vreesachtig", de andere „Wantrouwen."
„Wat is er gaande?" riep Christen, „gij loopt den verkeerden kant uit!"
Vreesachtig antwoordde: „wij waren op reis naar de schoone stad Sion eij hadden dit moeilijke punt al bereikt, toen allerlei gevaren opdoken, die ons deden besluiten terug te keeren."
„Ja", vulde Wantrouwen aan, „even verder op den weg liggen twee groote leeuwen; of zij slapen of wakker zijn, weet ik niet, maar wij konden niets anders verwachten, dan dat zij ons in stukken zouden scheuren, als wij dichterbij waren gekomen."
Toen gingen Vreesachtig en Wantrouwen haastig terug — den verkeerden kant uit.
Hoevele reizigers, die begonnen zijn, hebben „leeuwen op den weg" ontmoet! Vrees, wantrouwen kwam dan over hen en zij zijn omgekeerd op den weg, om haastig te vluchten en terug te keeren naar de stad des Verderfs. Voor den een is het haat en nijd van den naaste die hem deden beven; voor den ander schade en spot die over hem kwamen.
Maar de ergste leeuw, waaraan ook Gods kinderen, die met het aangezicht naar Sion reizen, kennis hebben, is de leeuw van eigen zonde. Als iemands zonde hem niet alleen vindt en hem achterna brult, maar hem voorbij snelt, op zijn weg vóór hem stand houdt en schuimend van woede den klauw naar hem uitstrekt, dan is dat een vreeselijke beproeving van zijn geloof, zijn liefde en zijn vertrouwen. Somtijds vervolgen iemands zonden van het verledene hem levenslang met voortdurende vreeze; en hij is nooit zeker, dat niet onverwachts hier of daar op den weg eenigen zullen opspringen, gereed om zich op hem te werpen.
Eén verkeerde stap, eén struikeling in ons leven, één dwaling of zwakheid kan ons somtijds niet alleen voor een tijd groot kwaad doen, maar ook ons gansche leven met moeilijkheden, beproevingen en gevaren vervullen.
Leeuwen op den weg. God heeft het in Zijn wijsheid zóó beschikt, dat wij onze eigene zaligheid moeten uitwerken met vreeze en beving. Onze zonden, onze levensstruikelingen, onze karakterfouten — ze staan telkens weer vlak voor ons. Dan staat daar die leeuw, van onder wiens klauw, van tusschen wiens tanden wij die genadegave hebben te rukken, in den strijd ons sterkend in onzen God en gesteund door den medelijdenden Hoogepriester, die voor ons bidt, bekrachtigd door den Oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, die over ons waakt en bijstand verleent.
Leeuwen op den weg. Zoovele dingen kunnen ons bespringen en benauwen, wanneer onze wenschen niet bevredigd, onze verlangens niet vervuld worden en ontevredenheid met opstand in ons binnenste woning maakt.
't Is om bang te worden. Siddering, angst, vreeze willen ons ontstellen.
Christen ondergaat er ook iets van. „Waarlijk", zei Christen, „gij maakt mij bang! Maar waarheen zou ik moeten vluchten als ik terugkeerde? Naar mijn eigen land, dat gedoemd is om in vuurvlammen op te gaan? Maar — dan zal ik zeker omkomen. Kon ik daarentegen de hemelstad bereiken, dan zal ik veilig zijn. Terugkeeren beteekent den dood. Voortgaan, al is het ook door een dal der schaduwen des doods, zal mij naar de glorie van het eeuwige leven voeren.
Hoe 't ook ga — ik moet het wagen.
Teruggaan is de gewisse dood. Ik moet verder, altijd verder. Kom ik dan om, dan kom ik om."
Toen hij dit gezegd had, stapte hij moedig voorwaarts, terwijl Vreesachtig en Wantrouwen snel den heuvel afdaalden.
Ze gingen terug. Christen ging verder; altijd verder!
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's