Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Christen-Socialistische Kerk
Wij zijn van oordeel, dat een Christen, die, naar het woord van den Catechismus, de zalving van Christus deelachtig is, geen socialist kan zijn; en omgekeerd: geen bewust aanhanger van de socialistische gedachte kan een Christen zijn, die ten volle de Heilige Schrift aanvaardt als het Woord Gods. Het harmonieert niet, het past niet bij elkaar, en we verliezen als socialist ons christelijk geloof, of, met ons christelijk geloof laten we het socialisme los. Het gezag — de Overheid — de Staatsvorm — een Christen voelt het zoo anders aan dan een bewust aanhanger van de socialistische gedachte.
En dan de godsdienst, het geloof — het moet scheiding maken.
„Wanneer wij strijden tegen deze maatschappij, dan kan het niet uitblijven, of wij moeten ook den godsdienst ondermijnen, omdat ook de godsdienst een wapen is, om deze maatschappij in stand te houden", heeft v.d. Zwaag gezegd (,,De Klok", 26 jan. 1900). En Gerhard heeft gezegd: ,,Een geloovige verliest zijn Kerkgeloof, naarmate hij meer overtuigd socialist wordt". („Het Volk" 5 juli 1900). „Wij kunnen het wat verbergen", heeft dr. Pannekoek gezegd in „De Nieuwe Tijd" 1903, blz. 101 — „maar onze partij, die zich van haar eigen wezen wel bewust en oprecht is, moet noodzakelijk godsdienstloos zijn". „Godsdienst is opium voor het volk", heeft Karl Marx gezegd, en in Rusland zingt men dat lied luide op straat nu. „Christendom en socialisme staan tegenover elkaar als vuur en water'' (Bebel). „Het socialisme streeft naar het atheïsme" (Bebel). „Wij geven gaarne toe, dat de socialistische wijsbegeerte niet vereenigbaar is met een of ander theologisch stelsel", heeft rnr. Troelstra gezegd. („Het Volk" 19 Nov. 1900). Onze meening is dan ook, dat degene die socialist wordt z'n godsdienst kwijt raakt en dat degenen, die door Gods genade tot het geloof in Christus mag komen, z'n socialisme loslaat. Dat zien we aan de dichteres Nellie van Kol, die vroeger ook met de beste bedoelingen socialiste was. Zij zingt nu:
Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij!
Een ander schepsel ben ik dan vóór dezen.
Voor niets ter wereld wil 'k weer de oude wezen
In Christus ben 'k gebonden — en dus vrij!

Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij!"
Onpeilb're diepte van genade en zegen!
Mijn blijde ziel getuigt het allerwegen:
lk? — Ik ben dood, maar Christus leeft in mij!"
Wanneer wij gadeslaan de pogingen die in den laatsten tijd zijn aangewend, onder leiding blijkbaar van ds. N. Padt van Zandvoort, om een Christen-Socialistische Kerk te stichten, worden wij in onze overtuiging gesterkt, dat een combinatie van Christendom en Socialisme niet wel mogelijk is. Het Christendom moet dan 't loodje leggen; 't hart van het Christendom wordt dan uitgesneden. Ds. N. Padt toch hield een rede over: Christendom, Socialisme en Kerk. Aan het verslag ontleenen we een en ander.
Spreker deed uitkomen, dat er nog al wat aan ontbreekt aan hetgeen de Kerk moest doen en wat zij doet. Dat geeft heilige ontevredenheid. Wat doet het Christendom, wat doet de Kerk tegen den oorlog? Het oorspronkelijk Christendom leefde bij de verwachting van het wereldeinde en lette niet al te zeer op den toenmaligen socialen toestand, maar het tegenwoordige Christendom wil en moet anders; het wil en moet zich realiseeren in de aardsche verhoudingen en moet iets anders brengen. Van dat „andere" moet de maatschappij het hebben, het dienen der broederschap van menschen enz. Met Karl Marx moet het Christendom zeggen, dat het geluk samenhangt met stoffelijke toestanden en dat de maatschappelijke vorm van de grootste beteekenis is. Hierin is het Christendom tekort geschoten; er ligt een onbetaalde rekening van de Kerk, enz. Ds. Padt geloofde, dat er in de Kerk geen beweging meer te krijgen is; de Kerk heeft het te druk met vraagstukken of men al of niet orthodox moet zijn, enz. Maar zijn kring acht het belangrijker of de Kerk de consequentie van den christelijken eisch van recht en naastenliefde aandurft ten opzichte van het maatschappelijk leven. Daarom wil het Comité het Christendom als basis van het socialisme, als consequentie van het Christendom. Zóó wil men zijn „medearbeiders Gods".
Na de inleiding van ds. Padt volgde discussie.
Een der aanwezige dames vroeg den inleider, of hij geloofde in Jezus als den Zoon van God, den Heiland der wereld, in Wien volkomen verlossing wordt gevonden, waarop de spreker thans niet wilde ingaan. Hij achtte, dat er momenteel belangrijker dingen te doen zijn, dan over deze ongetwijfeld belangrijke vraag van gedachten te wisselen. We moeten maatregelen nemen, dat onze kinderen niet de hel van den oorlog ingezonden worden.
Deze dame beriep zich op den Bijbel als Gods Woord. Christus mogen wij niet voorbij gaan en de vrede der volken kan slechts dóór Hem gevonden worden. Ziet — zoo vroeg zij — de inleider Hem als een voortreffelijk mensch, of als den Zoon van God? Doch ook op deze vraag werd geen duidelijk antwoord gegeven. Wèl werd gewezen op het vele werk, dat in den geest van Christus nog verricht moet worden.
De voorzitter van de Haagsche afdeeling van het Religieus-Socialistisch Verbond zeide niet te kunnen begrijpen, dat een aparte organisatie noodig is en vroeg, hoe men die menschen onder één hoedje kon vangen.
Op deze vraag antwoordde de voorzitter, dat 't Religieus-Socialistisch Verbond den arbeider psychisch bekwaam wil maken, en de Christen-Socialistische Kerk wil, schoon ondogmatisch, een kerkvorming, een gemeenschapskring, een atmosfeer, waarin men ook op door de weeksche dagen ademen kan.
Wie dit nu leest en rustig overdenkt, komt tot de stellige overtuiging, dat wij dezen kant niet uit moeten, daar het op een totale mislukking uitloopt. Het voornaamste wordt gemist. Christus wordt als een „bijkomstige kwestie" buiten discussie gesteld en van een gebondenheid aan het Woord des Heeren is geen sprake.
Laat 't waar zijn, dat de Kerk van Christus in deze dingen belangende het sociale leven en het leven der volkeren, niet vrij uit gaat, in de richting, waarin ds. Padt met z'n Christen-Socialistische Kerk het leiden wil, is zeker geen heil te vinden.
Hoe meer de Kerk van Christus uit haar belijdenis leven mag, hoe beter het zijn zal. Gods Woord is een licht op ons pad en een lamp voor onzen voet. En hoe meer de eere Gods en het heil van den naaste mag worden gezocht naar uitwijzen van de Schriften, hoe beter het zijn zal.
En dan zal Christus niet buiten beschouwing worden gesteld als een „bijkomstige kwestie", maar dan zal Hij als het Licht en het Leven alles zijn voor ons en voor onzen naaste. Die verkeerd begint, moet bij het verder gaan telkens nog verder van den rechten weg afdwalen.  Gelijk 't ons dan ook niet verwonderde, dat we onlangs den naam van ds. Padt zagen staan op een aanbeveling van de Vrijzinnig Hervormden te Haarlem in verband met een bestaande predikantsvacature.

Goedgunstig!
In Boskoop is zooals men weet, Kiescollege en Kerkeraad geheel „om". Zoo lang is daar alles modern geweest, maar nu zijn al de leden van het Kiescollege en al de leden van den Kerkeraad rechtzinnig. Alleen de domine is modern.
Wat een scheeve toestand!
De Kerkeraad gaat over de godsdienstoefeningen; en de Kerkeraad is rechtzinnig. De modernen kwamen en komen niet als de moderne domine preekt. Als er een rechtzinnige domine is ziet men de kerk vol. Nu zou men denken, dat de vrijzinnige predikant zou voelen, dat aan de rechtzinnigen toekomt, dat er geregeld rechtzinnige prediking is in de Ned. Herv. Kerk. Maar neen, de vrijzinnigen — zooals de liberalen altijd hebben getoond — oordeelen, dat alles voor hen is en dat de rechtzinnigen al blij moeten zijn, als ze zoo nu en dan eens één beurt krijgen. Zoo was er Zondag 16 juni j.I. een beurt voor de rechtzinnigen en ds. Bouthoorn van Putten trad op, terwijl er ook doopsbediening was.
Maar dan moet men lezen in „Kerk en Volk" hoe genadig, dat weer door de Vrijzinnigen is gegund. „Weer" is er zoo'n beurt „afgestaan" — staat er. Dat woordje „weer" teekent. En „afgestaan" illustreert de affaire.

De hoofdsom van het Vrijzinnig geloof.
Zoo telkens probeeren de Vrijzinnigen, met name ook de Vrijz. Hervormden een beginselverklaring te geven of een hoofdsom van hun vrijzinnig godsdienstig geloof. Dat valt natuurlijk niet mee, om dat onder duidelijke woorden te brengen, want wat niet zoo heel duidelijk is laat zich niet zoo gemakkelijk omschrijven. Toch probeert men 't telkens weer en wij nemen er dankbaar nota van. Zoo heeft nu de Afd. Arnhem van de Vrijz. Hervormden dezer dagen in een schrijven aan de leden van het Kiescollege de volgende beginselverklaring als hoofdsom van het vrijzinnig godsdienstig geloof gegeven:
„De groep Vrijz. Hervormden, lidmaten der gemeente, grondt zijn geloof op den grondslag van het evangelie, zooals dat door Jezus Christus is verkondigd. Zij bezit echter de overtuiging, dat dit evangelie in ieder van zijn aanhangers zal worden verstaan naar de ontvankelijkheid en het inzicht van de eigen ziel, zooals deze onder inwerking van Gods Geest op een eigen wijze is gevormd; zij is bovendien overtuigd, dat de verborgen diepten van het evangelie bij toenemende ontwikkeling van de menschheid klaarder en dieper zullen worden verstaan, en dat derhalve de gansche zin van het evangelie niet in bepaalde toch steeds menschelijke formuleeringen is vast te leggen."
Heel duidelijk is 't niet. Maar men wil dus zeggen: Ieder verstaat het evangelie, zooals hij 't zelf aanvoelt, onder inwerking van Gods Geest. En de menschheid zal 't telkens klaarder en dieper gaan verstaan. Dat ervaren ook Arnhems Vrijzinnige Hervormden! Maar een nadere omschrijving ontbreekt ten eenenmale.
Van het Evangelie van Jezus Christus overeenkomstig Gods Heilig Woord is zelfs geen sprake; en men doet alsof de H. Geest in 't geheel niet met Gods Heilig Woord rekening houdt; ja, dat de geslachten door den Geest Gods zoo ver van het Woord kunnen worden afgevoerd, dat het kruis van Golgotha weg is of totaal van karakter veranderd is Dat wordt alles dan geschreven op rekening van Gods Geest. Evenals of de Kerk van Christus alleen maar te vragen heeft hoe A. of B. door Gods Geest geleerd en geleid, over het evangelie van Jezus oordeelt, zonder dat Schrift en belijdenis in de Kerk van Christus ook maar één woord zouden mogen meespreken ..... .
Met eigen — willekeurige — meeningen komt men, met modernistische dogma's en leerstellingen en dan moet de Kerk van Christus alles maar voor goede munt achten en accepteeren. 't Is alles — hoe dwaas ook — vrucht van Gods Geest!
Men voelt zelf, dat de Kerk daartegen bezwaar zal maken. Maar dan zegt men haastig: denk er aan, dat, wanneer Gij U tegen onze geloofsmeeningen verzet, Gij U verzet tegen Gods Geest. Net als alle secten, dwaal- en leugenleeraars deden en doen. Elke norm wordt u uit de hand geslagen. Met Gods Woord mag geen rekening worden gehouden. Men spreekt uit en door den Geest, en dat moet genoeg zijn. Het schrijven van de Vrijz. Hervormden te Arnhem gaat dan ook op deze manier verder:
„Wanneer Uw College deze overtuiging niet laat gelden, dan is dit niet een verzet tegen menschelijk verstand, maar tegen de anders zich openbarende werking van Gods Geest in andere menschenzielen."
Als Gods Geest in andere menschenzielen dus anders zich openbaart dan in Gods Woord ons is geopenbaard, dan moet de Kerk van Christus dat „andere" zoo maar aannemen en van gelijk recht achten met wat de Heilige Schrift ons leert! Dat is zoo on-protestantsch mogelijk. Dat is zoo on-Hervormd als men maar denken kan. Dat is in strijd met de eerste en eenvoudigste beginselen van het Gereformeerd-protestantisme, zooals dat zich van den beginne in dezen lande heeft geopenbaard.
De Heiland zei tot de gecultiveerde, deftige, ontwikkelde Sadduceën, die ook zoo voornaam met eigen meening en oordeel optraden en vierkant zich stelden tegenover de gronddogma's van Gods Kerk — zij waren aan het ouderwetsche en bekrompene ontgroeid! — dat zij dwaalden. En het geneesmiddel was voor die hoog-ontwikkelde, fijn beschaafde leidslieden: „leest de Schriften." Matth. 22 kan ons hier zooveel leeren. Het niet lezen van de Schriften — zegt de Heiland — brengt hoe langer hoe verder af van 't geen God gesproken heeft. In 't midden van Christus' Kerk zal men veilig doen zich aan den, regel van Christus te houden: „Er staat geschreven". — „Leest de Schriften!" — dat geldt ook hier; dat geldt ook in 1929. Zoo blijft de Kerk van Christus in Christus' spoor. En het is de grootste onbarmhartigheid aan Kerk en Volk bewezen, indien men de Schriften zou gaan inruilen voor menschelijke leeringen. Alleen het Evangelie der Schriften is de blijde boodschap!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's