Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Bunyan, Zijn leven en zijn geschriften. (39)
Zoo werden de beide pelgrims voorgebracht om verhoord te worden. De rechters vroegen hen van alles en de mannen antwoordden, dat zij gasten en vreemdelingen op aarde waren, en dat ze op weg waren naar hun eigen vaderland, n.l. het hemelsche Jeruzalem.
Zij hadden geen aanleiding gegeven hen zóó te mishandelen, want zij hadden niets anders gedaan, dan gezegd, dat zij betere dingen te koop hadden dan de kermiskoopwaar. Zij wilden niet anders dan de waarheid koopen. (Spr. 23 vers 23).
De rechter zei, dat zij dwaze dwepers waren, in elk geval menschen, die er op uit waren de kermis te verstoren. Zij werden daarom geslagen en beleedigd en daarna opgesloten in een getralieden kerker, waar zij een bespotting waren voor al de kermisgangers. En de Overste der kermis had een zichtbaar welgevallen in hun jammerlijk lot.
Maar Christen en Getrouwe gedroegen zich zoo verstandig en ondergingen de hun aangedane beleedigingen met zooveel geduld, dat sommigen van de omstanders er door gewonnen werden, al waren het er slechts weinigen, vergeleken met de groote menigte, die tegen hen was.
Nu werden anderen zóó boos, dat men besloot de twee mannen ter dood te brengen. De pelgrims werden nu naar den kerker teruggebracht. Daar moesten ze hun verder lot afwachten, terwijl ze intusschen met de voeten in den stok werden geklemd.
Nu riepen de pelgrims zich voor den geest alles wat hun trouwe vriend Evangelist hun gezegd had. Het was precies gegaan, zooals hij had voorspeld; en door deze gedachte werden zij buitengewoon in hun vertrouwen bevestigd. Zij hoopten in stilte op de hulpe huns Gods, hoewel zij Hem niet wilden vooruitloopen en hun weg in Zijn hand veilig wisten.
De dag van 't voltrekken van hun vonnis kwam. Op het aangegeven uur verschenen zij voor hun rechter en nu werd hun schuldregister voorgelezen. De naam van den rechter was „Hater van het goede". De aanklacht tegen hen was: zij waren vijanden van den kermishandel en hadden de geheime bedoeling om dien tegen te werken. Zij hadden oproer verwekt en gepoogd anderen voor hun beginsel te winnen.
Getrouwe nam eerst het woord toen zij gelegenheid ontvingen zich te verantwoorden, en hij zei, dat hij zich alleen verzet had tegen dingen, die niet in overeenstemming waren met den wil van Eén, die hooger is dan alle hooggeplaatsten hier op aarde. „En" — zeide hij — „wat uw beschuldiging betreft alsof ik oproer verwekt zou hebben, dat is niet waar, want ik ben een man des vredes. Die ons gevolgd zijn hebben het goede gekozen. En wat den koning aangaat over wien gij spreekt, hij is Beëlzebul, de vijand van onzen Heer en Koning en daarom trotseer ik hem met al zijn engelen."
Toen deed de rechter een oproep uitgaan, dat ieder, die iets ten gunste van zijn heer en koning en ten nadeele van de gevangenen mocht willen inbrengen, daartoe de gelegenheid ontving. Drie getuigen kwamen binnen: Nijd, Bijgeloof en Vleitong.
Nijd sprak eerst. Hij legde een eed af op verzoek van den rechter en zeide toen: „deze man is, ondanks den schoonen naam, dien hij draagt, een van de snoodste menschen uit heel ons land. Hij heeft niet het minste ontzag voor vorst en volk, wet of traditie, maar doet zijn uiterste best om allerlei oproerige denkbeelden te verbreiden onder voorwendsel, dat het denkbeelden zijn, die de heiligheid des levens zullen bevorderen. Eens heb ik hem hooren beweren, dat het Christendom en het leven van mijn stad vierkant tegenover elkander staan en in geen enkel opzicht kunnen samengaan. Door dit te zeggen heeft hij, mijne heeren, niet alleen onze roemrijke daden, maar met die daden ook onszelf veroordeeld en een smaad op onzen naam gelegd".
Toen Bijgeloof kwam, zei hij niet veel te willen in 't midden brengen, maar „ik weet" zei hij ,,dat deze man een pest is! Want toen ik onlangs eens met hem sprak, zei hij, dat hij onzen godsdienst volkomen waardeloos achtte en dat niemand met deze religie God zou kunnen behagen.
Uw geëerd college voelt onmiddellijk hoeveel deze uitspraak inhoudt  het wil zeggen, dat wij God te vergeefs dienen; dat wij nog in onze zonden zijn en straks het oordeel zullen moeten dragen. Dit is alles wat ik u te zeggen heb."
Daarna legde Vleitong den eed af en werd uitgenoodigd vóór zijn heer en koning en tégen de gevangenen te getuigen.
„Mijne heeren", sprak VIeitong, „en voorts gij allen die hier aanwezig zijt, ik heb dezen deugniet lang gekend en heb hem dingen hooren spreken, die niet geoorloofd zijn. Hij heeft den spot gedreven met onzen koning Beëlzebul en zich zeer minachtend uitgelaten over diens geachte vrienden: Ouden Mensch, Vleeschelijke lust, Weelderig, IJdel, ....., Hebzucht en andere leden van zijn adellijk geslacht; hij heeft b.v. ook gezegd dat, als iederen zijn denkbeelden was toegedaan, het spoedig uit zou zijn met de macht van deze heeren. Bovendien heeft hij zich niet ontzien om u, mijn koning, die nu zijn rechter zijt, te bespotten en een goddeloozen booswicht te noemen. Al dergelijke namen paste hij op u toe en op de meest aanzienlijke vertegenwoordigers van onze stad." (Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's