Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brief aan de Romeinen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief aan de Romeinen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 3 vers 9—19.
Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganschelijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd beide Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn. Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één. Er is niemand, die verstandig is, er is niemand die God zoekt. Allen zijn ze afgeweken, tezamen zijn ze onnut geworden; er is niemand, die goed doet, er is ook niet tot één toe. Hunne keel is een geopend graf, met hunne tong plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hunne lippen. Welker mond is vol van vervloeking en bitterheid. Hunne voeten zijn snel om bloed te vergieten. Vernieling en ellendigheid is in hunne wegen. En den weg des vredes hebben ze niet gekend. Er is geen vreeze Gods voor hunne oogen. Wij weten nu, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn ; opdat alle mond gestopt worde en de geheele wereld voor God verdoemelijk zij.
In het begin van dit hoofdstuk had de apostel uiteengezet, dat de Jood toen wel groote voorrechten boven den heiden bezat. Van de vele voorrechten noemt hij slechts dit eene, dat hun de woorden Gods
Nu vraagt de apostel hier in het 9e vers of de Joden dan in den oordeelsdag alleen door het bezit van deze voorrechten boven de heidenen zullen uitsteken en het veroordeelend vonnis van het eindgericht zullen ontgaan? Maar het antwoord luidt beslist ontkennend: Ganschelijk niet! En dan verwijst de apostel naar de beide eerste hoofdstukken van zijn brief, waarin hij in den breede heeft uiteengezet, dat zoowel de Jood als de Griek voor het aangezicht van God verdoemelijk is. En nu mag dat voor den Jood hard klinken, voor het Schriftbewijs moet alles zwichten. En nu volgen aanhalingen uit Psalm 14 vers 1—3; 53 vers 2—4 ; 5 vers 10 ; 140 vers 4 ; 10 vers 7 ; Jesaja 59 vers 7 en 8 ; Spr. 1 vers 16 ; Psalm 36 vers 2.
Wat wordt in al die aangehaalde plaatsen de menschheid geteekend. Het is wel waar, dat het menschen zijn uit verschillende plaatsen en uit verschillende tijdperken, maar wat van hen geldt, geldt eigenlijk van alle menschen.
Niet één op den-rechten weg. Niet één, die goed is. Niet één, die verstandig is om. God te vreezen. Allen afgeweken en tezamen onnut geworden.
Dat deze teekening van de algemeene verdorvenheid des menschen juist is, bewijst de apostel met de teekenlng van de booze daden des menschen.
In de aanhalingen uit Psalm 5 en Psalm 143 teekent hij de schrikkelijke zonden van de tong. De keel een geopend graf. Hunne woorden zijn als slangenvenijn. En hun mond is vol van bedrog en leugen. Maar bij woorden blijft het niet. De zondige gedachten zetten zich tenslotte om in booze daden: De voeten zijn snel om bloed te vergieten. Verwoesting en ellendigheid is op hunne wegen.
Geen vreeze Gods voor hunne oogen!
Ik kan mij indenken, dat de Jood opnieuw met zijne bedenkingen komt en alles in 't werk stelt om aan dit scherpe, veroordeelende vonnis te ontkomen. Hij zal zeggen, dat al deze Schriftwoorden niet op hem van toepassing zijn, maar alleen op de heidenen.
Ook deze bedenking snijdt Paulus af door te zeggen, dat de wet juist spreekt tot degenen, die onder de wet zijn.
Allen zijn zondaars. En zij, die de wet hebben, moeten dit juist 't meest gevoelen. Mocht men bij het lezen van de aangehaalde teksten uit de Psalmen nog aan de heidenen alleen kunnen denken, de plaat­sen uit Jesaja zijn alleen op den Jood van toepassing.
Welaan, de mond van den Jood is gestopt. De geheele wereld is voor God verdoemelijk.
Helaas, wat al wereldbeschouwingen worden in onze eeuw ten beste gegeven, die met het feit der zonde niet wenschen te rekenen. Wat zijn er al een theorieën opgesteld om de wereld te beschaven en de menschheid te veredelen, maar alles tevergeefs.
Het kwaad werd niet in den wortel aangetast. Men vergat uit te gaan van deze gedachte, dat we niet meer te doen hebben met een menschheid, zooals ze idealiter wezen moest, maar met een menschheid, die gevallen is. Een menschheid, die zoó diep verdorven is, dat zij zich aan de machten des doods nooit meer door eigen krachten ontworstelen kan.
Vandaar, dat al die theorieën uitliepen op mislukking. Ondanks alle beschaving en wetenschap zien we, dat ook de menschheid van onze eeuw hoe langer hoe dieper wegzinkt. De vormen, waarin de zonde in Paulus' dagen werd bedreven, mogen eenigszins veranderd zijn, maar in haar wezen bleef de zonde, als afval van God, precies alle eeuwen door hetzelfde.
Lezer, weet ook gij reeds dat gij onder dit oordeel bgsloten ligt? Gf ijlt ge maar voort, zonder u over den naderenden oordeelsdag te bekommeren? Indien gij echter met schrik dit vonnis door genade ihebt leeren onderteekenen, zult ge uit de diepte leeren vragen, wie nog ooit in dien donkeren nacht van zonde het licht zal doen opgaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Brief aan de Romeinen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's