Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Reorganisatie-gedachte en Het Reorganisatie-plan.
Het zal nu zaak zijn het Concept, dat nu is ingediend en D.V. in Januari in een buitengewone vergadering van de Synode behandeld zal worden, te bestellen, te lezen, te bestudeeren, te bespreken. Men moest dat doen persoonlijk en samen, in kleiner en in grooter kring, onder elkander en in het openbaar. Persoonlijk moeten we ons nu interesseeren voor dit stuk, ook Kerkeraden moeten het bespreken, op Ringvergaderingen kan het behandeld worden en ook in het midden van de afdeelingen van onzen Gereformeerden Bond; op de Jongelingsvereeniging, enz. enz. 't Is geen schande als we ons voor deze dingen interesseeren en als we ons met deze zaak eens duchtig bemoeien.
Want van tweeën één, we moeten de Hervormde Kerk maar rustig haar dood laten sterven als Kerk van Christus, die weigert den naam van Christus kloek te belijden — óf we moeten samen, rondom Schrift en belijdenis, gaan doen wat onze hand vindt om te doen, opdat onze Hervormde Kerk („onze" zeggen we, omdat het óns aangaat nu!) terugkeeren tot 's Heeren wegen. 
En nu zeggen we volstrekt niet, dat het Concept volmaakt is; integendeel; wij zijn er diep van overtuigd dat het gebrekkig menschenwerk is; dat bovendien zéér ernstig en zwaar gedrukt wordt door de omstandigheden, die door de geschiedenis der laatste honderd jaar geworden zijn, — maar dat ontslaat ons niet van de hooge taak, om, als we waarachtig bezwaard zijn onder de treurige omstandigheden van het oogenblik, onze volle aandacht te schenken aan hetgeen nu gegeven is.
't Is geen voorstel, om onze Hervormde Kerk te verlaten, ook niet om haar te versjacheren, maar om, gezien haar geschiedenis en haar belijdenis en haar regeeringsvorm, met elkander te trachten dat kerkelijk verder zal worden uitgemaakt, niet ineens, maar geleidelijk, wat de Hervormde Kerk zelve in de toekomst zal zijn; een Kerk met de Christus-belijdenis, of een Vereeniging van elk wat wils.
Niemand kan van de toekomst van de Hervormde Kerk zeggen, wat deze brengen zal. Maar dat is ook onze taak en roeping niet. Alleen weten we wel, dat een Kerk, die neutraal is tegenover Christus en ieders overtuiging aangaande den Christus stelt boven de belijdenis van den Christus naar de Schriften, haar eer verspeelt, haar naam verliest, haar invloed kwijt raakt en haar plaats zal moeten inruimen aan anderen. Nooit kan dan in haar midden kerkelijk gesproken worden over de meest belangrijke dingen rakende de belijdenis, rakende de woorden en de werken des Heeren, rakende den arbeid van Christus' gemeente op allerlei gebied. Het blijft dan altijd stilzwijgen en ontwijken van de dingen. En een huis dat tegen zichzelf verdeeld is — en nog wel op het punt van de meest belangrijke aangelegenheden van geloof en leven, — kan niet bestaan.
De Kerk roept om verandering, 't Volk schreeuwt om leiding. En zullen wij dan stil zwijgen en blijven ontwijken, wat van ons gevraagd wordt door God en menschen, door Kerk en volk? We moeten niet langer zeggen: „de Kerk wil niet!" Want in dit geval zijn wij die Kerk.
Onze plaatselijke Kerken, onze voorgangers, herders en leeraars, ouderlingen en leiders in onderscheidene kringen, moeten hun aandacht aan deze dingen gaan schenken. Er moet een beslissing komen, nu of later — of het is met onze Hervormde Kerk gedaan. Het licht kan dan wel eens geheel van den kandelaar weg genomen worden.
En nu moet niet ons werk behoudenis en redding brengen. Maar als het werk mocht wezen in den Heere verricht, dan mogen we ook weten dat het een onschatbaar voorrecht is Gods medearbeiders te zijn, wandelend aan Zijn hand en gaande in Zijn weg; welk werk in den Heere niet ijdel zal zijn. „Uw werk, o Heere, behoud dat!" is onze bede dan ook. Tegelijk biddend: ,,En de lieflijkheid des Heeren onzes Gods zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja het werk onzer handen, bevestig dat". (Psalm 90 vers 17).
Gods werk — ons werk.
Ons werk — Gods werk.
Die wondere harmonie ja, daar vragen we om in den gebede, als 't wèl met ons staat!
Alles van het Concept hier voor te leggen en te bespreken gaat natuurlijk niet. Het Concept is door allen te verkrijgen en het toelichtend woord ontbreekt niet, dat men het nu zich aanschaffe (als men 't nog niet gedaan heeft) en het bestudeere!
Een paar dingen mogen we evenwel hier wel memoreeren.
Het Concept gaat over geheel het Algemeen Reglement en tracht een nieuw Algemeen Reglement te geven, gereconstrueerd naar de beginselen: Gods Woord zij onze gids voor leer en leven; de belijdenis der Kerk zij ons vereenigingspunt; de ambten van dienaar des Woords, ouderling en diaken moeten zooveel mogelijk vrij kunnen werken; de kerkelijke vergaderingen: plaatselijk, Classicaal, Provinciaal en Nationaal, moeten worden hersteld, waarbij zoowel de beteekenis der plaatselijke Kerken als de beteekenis van de landelijke Kerk in 't licht moet worden gesteld en getracht moet worden naar de juiste verhouding, onderscheiding en éénheid te staan. Presbyteriaal-Synodaal.
Laat men daarom de artikelen 1, 2, 3 en 3* — ongewijzigd — met toelichting lezen. Art. 4 valt dan op in de nieuwe formuleering, rakende de regeering der Kerk en het Koningschap van" Christus. De artikelen van onze Ned. Gel. bel. 27—32, met name art. 30, zullen hier zeker licht kunnen ontsteken. Het presbyteriaal beginsel voor de Kerkregeering komt hier uit.
Dan volgt art. 5: „Krachtens deze ambten staan: 1e. de gemeenten onder bestuur en opzicht der Kerkeraden" (zie b.v. art. 30 Ned. Gel. bel.: „wij gelooven, dat deze ware Kerk geregeerd moet worden naar de geestelijke politie, die ons onze Heere heeft geleerd in Zijn Woord; namelijk dat er Dienaars of Herders moeten zijn, om Gods Woord te prediken en de Sacramenten te bedienen; dat er ook Opzieners en Diakenen zijn, om met de Herders te zijn als de Raad der Kerk; en door dit middel de ware religie te onderhouden, enz. Door dit middel zullen alle dingen in de Kerk wèl en ordelijk toegaan, enz.")
Art. 5 geeft dan verder: 2e. „gezamenlijke gemeenten, vereenigd onder bestuur en opzicht der Classicale Vergaderingen; 3e. gezamenlijke Classes met hunne gemeenten, onder bestuur en opzicht der Prov. Synoden; 4e. gezamenlijke Provinciale ressorten, met hunne gemeenten en de zaken die de gansche Kerk aangaan, onder bestuur en opzicht der Algemeene Synode". Hier zijn hoofdlijnen getrokken, die voor zichzelf spreken. De plaatselijke gemeenten en de Kerken saam kunnen zoo door de ambten de ,,geestelijke politie" stellen en de Kerkorde vaststellen.
Art. 8 zegt o.a.: „De Kerkelijke vergaderingen bepalen hare werkzaamheden binnen de grenzen harer bevoegdheden, zoodat zij niets behandelen, wat uitsluitend tot den werkkring van een andere vergadering behoort en een ,,meerdere" vergadering ook niet overgaat tot behandeling van een zaak, die in eersten aanleg in een ,,mindere" vergadering behoort, enz. enz."
[„Meerder" en „minder" is in het Gereformeerd Kerkrecht bedoeld als een vergadering waar méér Kerken in aantal en een vergadering waar minder Kerken in aantal vertegenwoordigd zijn, meer of minder in omvang dus].
Het bekende beginsel van de Dordtsche Kerkorde komt hier dus uit: „In dese t'samencomsten sullen gheen ander dan Kerckelijcke saecken, ende t'selve op Kerckelijcke wijse ghehandelt worden. In meerder vergaderinghe salmen niet handelen dan t'gene dat in mindere niet heeft afghehandelt konnen worden, ofte dat tot den Kercken der meerder vergaderinghe int ghemeijn behoort". Art. 30.
De bepaling dient, opdat niet vermengd wordt wat uit elkaar moet worden gehouden — plaatselijke Kerk, Classis, Provinciale Synode, Nationale Synode, ieder op z'n eigen plaats blijvende — terwijl dan toch bij de presbyteriaal-Synodale Kerkinrichting er ook voor gezorgd is dat de saamhoorigheid der gewestelijke, en landelijke gemeenten of Kerken, telkens naar behooren betracht wordt en uitkomt.
Onderscheiden, maar niet gescheiden zijn de Kerken; waarom men sprak van de Gereformeerde Kerken, maar ook van de Gereformeerde Kerk. De Gereformeerde Kerken die zich als de Gereformeerde Kerk in Nederland hadden te openbaren.
(Wordt voortgezet).

De uitspraak van de rechtbank.
Bij het geschil over kerkelijke goederen (kerk, pastorie, enz.) tusschen de Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, heeft de rechtbank een uitspraak gedaan en wel, dat de Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband (te Tienhoven, Utr.), geen recht had op het kerkegoed, dat blijven moet aan de bestaande Gereform. Kerk. De Heraut meldt dit met groote ingenomenheid en oordeelt, dat de scheurkerken in menigte zouden toenemen, indien de uitspraak anders was uitgevallen. Wij meenen, dat er in 1886 in de dagen van de Doleantie ook kwesties over het kerkegoed geweest zijn en dat „de doleerenden" of „de klagenden" toen van oordeel waren, dat de rechtbank toen verkeerde uitspraken heeft gedaan, toen het kerkegoed blijven moest aan de Hervormde Kerk ter plaatse.
In 1886 was de uitspraak van den rechter dus zooals in 1929. Maar in 1886 klaagde men en in 1929 is men dankbaar — omdat de rollen omgekeerd zijn. Dat is vreemd. Want recht is recht.

Huwelijk en Geboorte.
Er zijn van die beangstigende dingen in onzen tegenwoordigen tijd. Dat is de levenswijze, de levenstoon van velen, ook in onze christelijke kringen. Maar dat is ook de kwestie van „huwelijk en geboorte". Ook ten opzichte van het huwelijk hoort men soms de wonderlijkste beschouwingen. Maar vooral de kwestie van huwelijk en geboorte is angstig. Er zijn velen, die zeggen: we willen wel trouwen, maar we willen geen kinderen hebben, althans de eerste jaren niet. 't Is te lastig. Men kan dan niet deftig genoeg leven, men kan dan niet zoo makkelijk uitgaan, 't is te duur en 't is te lastig. Men zegt het openlijk. En men weet ook den weg om het verkrijgen van kinderen te voorkomen.
In Amsterdam — zoo lazen we — zijn in 1928 belangrijk minder kinderen geboren dan in 1927. Niet minder huwelijken werden gesloten, wel minder kinderen werden geboren. Dit is natuurlijk vrucht van systeem, van levenshouding en levensbeginsel, — van een verderfelijk beginsel. De ontvolking geschiedt door geboortebeperking.
Dat is schandelijk, dat is goddeloos! Er is een kwaad onder de zon, ook in „christelijke" kringen. De doodkisten zijn meer in aantal dan de wiegen. En Frankrijk leert ons hoe verderfelijk het werkt. Zal Nederland ook dien weg van zonde en schande opgaan? God geve dat èn het huwelijk èn de geboorte van kinderen weer tot eere mag komen onder ons volk. En dat zal bevorderd worden, als men weelde, genot, enz., minder najaagt en staat naar een degelijk, christelijk gezinsleven. „Waar liefde woont, gebiedt de Heer Zijn zegen".

Past op het huiselijk leven!
Tegelijk als wij opwekken tot propagana, tot het houden van vergaderingen enz., willen wij, nu de wintertijd aanstaande is, iets geheel anders er ook bij zeggen. En dat andere is: past allen op het huiselijk leven, op het gezinsleven!
We loopen groot gevaar, dat we met onze ontelbare vergaderingen, cursussen, enz. enz. ons huiselijk leven, ons gezinsleven vermoorden. Door allerlei „christelijke belangen" te behartigen, konden we ons gezinsleven wel eens verwoesten. En daardoor lijden onze gezinnen de grootste schade, maar ook de Kerk en ons volksleven.
Waar de wintermaanden weer komen met de vele: vergaderingen, gewone en buitengewone vergaderingen, jaarvergaderingen, feestavonden, enz. enz., daar geve de Heere, dat ons gezinsleven niet worde verwoest!
Er zijn vaders die nooit thuis zijn; er zijn jongens en meisjes die geen avond thuis zijn, door de week niet en 's Zondags niet. Dat is goddeloos, dat is slecht, dat is als een pest en als een kanker!
Wie, wie helpt ons eens tot bevordering van het huiselijk leven, van het heerlijke, rustige gezinsleven? Wat zou de Kerk, de Zending — ja oneindig veel zaken meer — er kostelijk voordeel van hebben, indien ons gezinsleven weer eens werd hersteld en teruggebracht tot hetgeen, zooals het behoort te zijn overeenkomstig ons christelijk beginsel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's