Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Bunyan, Zijn leven en zijn geschriften. (44)
Christen wijst er nu op, dat het gelukkig is niet te hebben gedaan wat Hoop een oogenblik wilde, n.l. om even den heuvel Winstbejag te beklimmen. Het is verleidelijk, maar de Heiland heeft niet tevergeefs gezegd: „Denkt aan de vrouw van Lot!"
Hoop zei dan ook: „Het spijt mij, dat ik zoo dwaas was. O, het is een wonder van Oods genade, dat ik nog niet gelijk ben geworden aan de vrouw van Lot, want in welk opzicht verschilde haar zonde van de mijne? Zij zag even achterwaarts, dat is waar, maar ik had toch ook de begeerte om achter mij te zien. De Heere zij geprezen voor Zijn onuitsprekelijke genade, die mij bewaarde. Schaamte moet mijn hart vervullen, dat zulke booze gedachten in mij konden opkomen".
„Laten wij de les, die wij hier ontvingen, ter harte nemen", sprak Christen. „Deze vrouw ontkwam het ééne oordeel, want met Sodom is zij niet omgekomen, maar door het tweede oordeel werd zij getroffen: zij werd in een zoutpilaar veranderd".
„Ja", zei Hoop, „laat zij ons een waarschuwend voorbeeld zijn. Zij moet ons leeren de zonde te haten en ons doen zien, hoe vreeselijk het is Gods waarschuwende roepstem in den wind te slaan. Zóó werden ook Korach, Dathan en Abiram met de tweehonderd vijftig mannen, die om hun ongehoorzaamheid omkwamen, een waarschuwend voorbeeld voor anderen."
Hoop verbaast zich verder, dat Demas, zoo vlak bij 't standbeeld van Lot's vrouw, die daar nu staat als een zoutpilaar, z'n goddeloos bedrijf durft voortzetten. Maar Christen zegt: „het bewijst wel duidelijk, hoe slecht de mensch is. Ik kan het niet beter vergelijken dan met gauwdieven, die hun duister bedrijf zelfs trachten uit te oefenen in de tegenwoordigheid van de rechters, die hen veroordeelen, of op de plaats zelf, waar zij terechtgesteld worden. De mannen van Sodom „zondigden den Heere" staat er, en dat zal wel beteekenen, dat zij zondigden als in 's Heeren eigen tegenwoordigheid. Zóó diep verdorven is de mensch, waarover de Heere dan ook op Zijn tijd zekerlijk zal toornen". „Hoe waar is alles wat gij daar zegt", antwoordde Hoop, „en wat heeft de Heere ons een genade bewezen, dat wij niet tot zulk een afschrikwekkend voorbeeld gesteld zijn. Laten wij er den Heere voor danken en laat het ons dringen, voortaan in vreeze voor Zijn aangezicht te wandelen en te denken aan de vrouw van Lot".
Daarna deed zich een geheel ander tooneel aan het oog van Bunyan, den godzaligen droomer, voor.
Hij zag dat Christen en Hoop hun weg vervolgden en nu kwamen aan een heerlijken stroom, dien David eens noemde „de rivier Gods" en Johannes ,,de stroom van het water des levens". Hun weg liep vlak langs die rivier en zij zetten hun reis met groot genot voort. Zij dronken van 't heerlijke water, dat hun vermoeiden geest verkwikte. Aan beide zijden van de rivier stonden boomen, die altijd groen waren en allerlei vruchten voortbrachten, terwijl de bladeren een uitstekend medicijn waren om ziekten en kwalen te genezen. Ook strekte zich aan beide oevers een altijd groenend weiland uit, bezaaid met duizend schoone bloemen. Hier legden zij zich neer om te slapen, en zij lagen er veilig. Toen zij wakker werden, plukten zij nog eens een paar vruchten van de boomen en dronken nog eens uit het water van de rivier en daarna strekten zij zich weer behaaglijk uit om te gaan slapen. Zóó bleven zij daar verscheidene dagen en nachten en zij zongen:
Heil dit oord! Heil dit oord!
Dat naar 't beloofde Bijbelwoord,
Verkwikt en laaf'nis schenkt den moeden
En vreugde geeft na tegenspoeden,
Een blij genieten ongestoord.

't Is de Heer, 't is de Heer,
Die dit schenkt, Zijn naam ter eer!
Aan den oever dezer stroomen,
In de schaduw dezer boomen,
Leggen w' ons ter ruste neer.

Smaakt en ziet, smaakt en ziet, 't
Geen God ons tot laaf'nis biedt!
Ziet die kleur van druiven, vijgen.
Van granaten aan de twijgen;
Ziet hoe bron en beek hier vliet.

Hier is 't goed, hier is 't goed!
Hier is ruste voor 't gemoed.
Hier heeft God voor die Hem vreezen.
Al de schatten uitgelezen
Die Zijn liefd' ons smaken doet.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's