Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Bunyan, Zijn leven en zijn geschriften. (48)
Toen het avond was geworden en de Reus Wanhoop en zijn vrouw Ongeloof gingen slapen, vroeg zij hem naar de gevangenen en of zij zijn raad nu opgevolgd hadden en zich van 't leven hadden beroofd.
„Neen", antwoordde de Reus, „'t zijn ellendige booswichten. Zij willen liever alle mogelijke pijn lijden, dan zich van het leven berooven."
Toen zeide de vrouw: „Morgen moet gij hen eens meenemen naar het binnenplein en hun daar de beenderen en schedels laten zien van hen, die gij vroeger gedood hebt; tracht hen te doen gelooven, dat gij hen in stukken zult scheuren voor wij een week verder zijn, zooals gij het zoovelen vóór hen gedaan hebt."
Reeds vroeg in den volgenden morgen kwam de Reus den kerker binnen. Hij sleepte hen mee naar 't binnenplein en liet hun de beenderen en geraamten der verslagenen zien. „Dit waren óók eens pelgrims, zooals gij", riep hij uit. „Zij hebben ook eens wederrechtelijk mijn grondgebied betreden, maar ik heb ze in stukken gescheurd. Over tien dagen zal ik met u hetzelfde doen. Gaat nu weg, terug naar uw kerker!" Hij dreef hen met zweepslagen naar de gevangenis terug. Den geheelen Zaterdag brachten zij onder de droevigste omstandigheden door.
Toen het avond was geworden, begonnen de Reus en zijn vrouw wéér over de gevangenen te spreken. Hij uitte er zijn verwondering over, dat zij met geen geweld er toe te bewegen waren, zijn raad op te volgen.
„Ja", antwoordde zijn vrouw Ongeloof, „dat is wonderlijk, maar ik vermoed dat zij hopen, door een of andere bende verlost te zullen worden. Misschien hebben zij wel steeksleutels bij zich om de deuren te openen en om heimelijk te ontvluchten."
„Als dat waar is, zal ik hun morgenochtend de les lezen!" riep de Reus.
Nu begonnen de twee pelgrims in dien Zaterdagnacht te bidden tot den Heere. Zij hielden niet op met smeeken, eer de dageraad aanbrak. En juist toen de dag begon te lichten — 't was nu Zondagmorgen! — barstte Christen in hartstochtelijk weenen uit, zooals een man doen zou, die plotseling de ontdekking van iets heel wonderlijks doet.
„Wat ben ik toch een dwaas!" riep hij uit. „Ik lig hier in dit vunzig kerkerhol, terwijl de vrijheid mij wenkt. Draag ik niet in de plooien van mijn kleed den sleutel „Belofte"? en zal deze mij niet elke poort in dit kasteel Twijfel ontsluiten?"
Toen riep Hoop uit: „Dat is een heerlijke tijding, mijn broeder. Kom, nu niet gewacht. Haal dien sleutel te voorschijn en laten wij hem aanstonds probeeren":
Christen haalde den sleutel te voorschijn en stak hem in het slot van den kerkerdeur en ziet, het slot sprong open, de deuren weken en een oogenblik later stonden Christen en Hoop buiten. Toen gingen zij voorzichtig naar de andere deur, die toegang gaf tot het voorplein. Deze werd ook, al was het met veel moeite, geopend. Toen stonden ze voor het hek. Maar dit maakte, bij het opendoen, zulk een krassend geluid, dat de Reus wakker werd en onmiddellijk de twee gevangenen achterna zette. Maar nog had hij het hek niet bereikt of hij werd overvallen door een beroerte, die hem machteloos deed neerstorten. Zoo bereikten de pelgrims den koninklijken weg. En toen zij buiten het bereik van den tyran waren gekomen, konden zij eindelijk weer vrij ademhalen.
Zij kwamen nu bij de plank, die zij ter kwader ure overgegaan waren en overlegden onmiddellijk wat zij konden doen om te voorkomen, dat anderen na hen in de handen van den Reus Wanhoop zouden vallen. Zij besloten een paal op te richten en er deze woorden aan te hechten: „dit is de weg, die naar het Kasteel Twijfel leidt, waar de Reus Wanhoop woont, die een vijand is van den Koning der hemelstad.en vrome pelgrims om het leven wil brengen". Velen zijn later langs dezen weg gegaan. Zij lazen het opschrift en zijn aan het dreigend gevaar ontkomen.
Dat hier door Bunyan een stuk van zijn eigen leven verhaald wordt blijkt genoegzaam uit zijn levensbeschrijving door hem zelf gegeven in zijn boek: „Genade overvloedig". Hoe dikwijls is hij schier tot wanhoop vervallen. Maar ook even dikwijls mocht hij door de beloften Gods getroost worden, te midden van de grootste smarten. Zoo verhaalt hij o.a.: „Op zekeren dag omtrent 10 ure in den morgen, terwijl ik langs een heg wandelde vol kommer en schuld, zooals God weet, en mij zelf beklaagde over mijn ellende, viel plotseling in mijn hart de tekst: „Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden". En terwijl ik van Gods aangezicht wegvlood, want dat deed ik met mijn geest en gemoed omdat ik Zijn hoogheid niet kon verduren, hoorde ik met luide stem deze woorden: „Keer weder tot Mij, want ik heb u verlost." Dit deed mij achter mij omzien, want 't was mij of deze God van genade mij volgde met een vrijspraak in Zijn hand".
Van een andere ervaring zijns levens doet hij nog getuigenis als volgt: „Eens toen ik in een bijeenkomst met Gods volk was, vol droefheid en schrik, daar mijn vrees en angst mij weer sterk benauwde en ik dacht, dat het met mijn ziel nooit beter zou worden, kwam dit woord met zonderlinge kracht in mijn hart: „Mijn genade is u genoeg" en dat driemaal achter elkander; en ik bevond, dat elk woord zijn gewicht voor mij had: Mijne genade genoeg voor u "
En nog deze geschiedenis:
„Op zekeren dag, terwijl ik in het veld was, met veel verbreking van mijn consciëntie, ontving ik deze uitspraak in mijn ziel: Uw gerechtigheid is in den hemel. En het was mij, of ik met de oogen mijner ziel Jezus Christus zag aan Gods rechterhand. Ik zag ook, dat 't niet was mijn goede gestalte des harten, die mijn gerechtigheid beter maakte, noch mijn kwade gestalte, die mijn gerechtigheid slechter maakte, maar dat mijn gerechtigheid Jezus Christus Zelf was, die gisteren en heden dezelfde is tot in alle eeuwigheid". Dat zijn de sleutels des Heeren die voor Gods kinderen de sloten van de deuren van Twijfel en Wanhoop doen openspringen. En Jezus Christus is de Overste Leidsman en de Valeinder der geloofs! Zoo komen ook na Twijfel en Wanhoop „De lieflijke Bergen" op de pelgrimsreize naar de eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's