Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN  MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het danskwaad.
Wij hebben de vorige week in ons artikel „De publieke eerbaarheid" op tweeërlei kwaad gewezen, dat op het geestelijk en zedelijk leven van ons volk inwerkt: de pornografie en het nieuw-malthusianisme. Thans zouden wij nog iets willen zeggen over het niet minder groote kwaad, dat in den modernen dans voor de moraliteit is gelegen.
Zooals bekend is, ontleent hetgeen men tegenwoordig in de danszalen te aanschouwen krijgt, zijn motieven aan de dierlijke lusten van zedelijk diep gezonken negervolken. En het zijn de negerdansen, die uitermate verwoestend voor het zedelijk besef van al degenen werken, die zich met deze ergerlijke en schaamtelooze dingen bezig houden.
In de Haagsche Post schreef eenigen tijd geleden mr. Van Rossem, een man van onverdacht vrijzinnig beginsel, over den modernen dans: „De dansen tegenwoordig, die ik aanschouw, waar ik maar kom, wijzen op de verwording van de menschheid". 
En even vernietigend was het oordeel, dat onlangs een ander vooraanstaand vrijzinnige gaf in het Haagsche Maandblad, toen hij zeide: Laat u, ik herhaal het nog eens met nadruk, niets wijsmaken over het „onschuldig genoegen" in de moderne dancings (danslokalen) en loop er niet in als een mogelijk volkomen te goeder trouw denkende dansprofessor u komt vertellen, dat er in de negerdansen, zooals hij ze onderwijst, absoluut niets kwaads steekt".
Ook de Tuchtunie heeft zich met het dansvraagstuk bezig gehouden. De commissie, van zeer geschakeerde samenstelling, en waarin naast professoren ook een gynaeoloog als dr. A.W. Ansems zitting had, stelde een enquête in. De conclusie van het onderzoek liet aan duidelijkheid omtrent de gevaren voor de jeugd niets te wenschen over. Het oordeel was afkeurend, het wees ook op de „alcoholstemming, die de prikkeling, in sterke mate verhoogt". Vooral het gebruik van alcoholhoudende dranken maakt de gevaren, verbonden aan de danslokalen, nog grooter.
Maar het meest krasse oordeel, dat over de dancings is uitgesproken geworden, geeft de jurist prof. mr. Van der Heijden, daarbij gesteund door twee ambtenaren bij de kinderwetten en de reclasseering. Deze autoriteiten, die studie hebben gemaakt van het vraagstuk van de verwildering der jeugd, leggen verband tusschen de toenemende sexueele criminaliteit en het dansen. Vele jongelieden, die in aanraking komen met den strafrechter, blijken — zoo zeggen zij — slachtoffers te zijn der openbare dansgelegenheden. Het vermaak kost veel geld, waarin de jongelui niet altijd kunnen voorzien en zoo komen zij menigmaal tot den eersten diefstal.
Wie zal al de ellende kunnen peilen en de geestelijke en zedelijke gevaren vaststellen, waarin zoovele jonge mannen en jonge meisjes verkeeren, die naast de prikkelingen van den dans zelf, onder de bekoring komen van de valsche kleurenpracht der dansgelegenheden, de opwindende negermuziek en door de connecties, die ze daar aanknoopen?
Voorzeker, wanneer de Overheid ergens een terrein heeft om handelend op te treden, dan is het zeker op het terrein van de openbare dansgelegenheden.
En nu redeneere men niet, zooals zoovelen dit doen, dat wanneer de Overheid aan de openbare danslokalen een breidel aanlegt, dit tot gevolg zal hebben, dat er dan clandestien (in het geheim) zal worden gedanst. Want zoo heeft men ook gesproken, toen een einde werd gemaakt aan de keuring van prostituees en de Overheid den strijd aanbond tegen de openbare ontucht
De Overheid heeft als taak, te waken voor de publieke eerbaarheid. Van de plaatselijke overheid is hier weinig te verwachten. Immers in de groote steden en ook in menige plattelandsgemeente, denkt men er niet aan om ingrijpende maatregelen te treffen tegen het groote kwaad, dat daar onder de valsche leuze van „vrijheid" ongemoeid voorttiert.
Gelukkig heeft het tegenwoordig Kabinet en in het bijzonder mr. Donner, verklaard, dat de Rijkswetgever ook op 't terrein der dansgelegenheden een roeping heeft te vervullen en dat het danskwaad, dat epidemisch gaat heerschen, tot die onderwerpen behoort, die voor een wettelijke regeling zijn aanbevolen.
Doch naast de Overheid, heeft ook de Kerk zich rekenschap te geven van wat haar ten deze te doen staat.
Op de Synode van Dordrecht in 1578 werd de vraag gesteld: „Wat men doen zal met hen, die zich tot openbaar dansen begeven?"
Het antwoord luidde: „Overmits de danserijen gemeenlijk een lichtvaardigheid, den Christenen onbetamelijk, medebrengen, en aanlokkingen der vleeschelijke lusten zijn, en ook den Godzaligen verergeren, inzonderheid in tijd van gemeene nooden, zoo zullen zij gestraft worden, die zich daartoe begeven en zoo zij hardnekkig voortvaren, na venscheidene vermaningen van de gemeenschap des H. Avondmaals afgehouden worden".
Zoo sprak men 350 jaar geleden.
Hoeveel te meer zal thans de Kerk hebben op te treden, nu de zonden zooveel gruwelijker zijn geworden.
Het is van een Haagsch predikant bekend, dat hij openlijk aankondigde, dat er op zijn catechisaties geen plaats is voor hen, die publieke dansgelegenheden bezoeken.
Ook de Utrechtsche R.K. geestelijkheid heeft een zeer ernstig schrijven gericht tot de Roomsch-Katholieke bevolking en den ouders bezworen toch zoo krachtig mogelijk tegen het dansgevaar op te treden.
De Kerk heeft te getuigen en te strijden tegen het ontzettend groote gevaar, dat in de openbare dansgelegenheden bezig is het geestelijk en zedelijk leven der jeugd te vernietigen.
De hierboven reeds genoemde enquête van de Tuchtunie heeft ook uitgewezen, hoe het huiselijk leven wordt verwoest het verantwoordelijkheidsgevoel vermindert en de nerveusiteit steeds grooter wordt. Het laat opblijven en lang opwindend dansen veroorzaakt groote vermoeienis, die voor den arbeid minder geschikt maakt
Het danskwaad maakt zijn slachtoffers in alle kringen der samenleving.
Hier ligt voor de Overheid, voor de Kerk, en voor de gezinnen een roeping om met alle middelen, het groote kwaad, dat van alle kanten in den modernen dans ons volk bedreigt tegen te gaan en te bestrijden.

Onjuiste voorlichting.
De Saambinder, correspondentieblad der Gereformeerde .gemeenten in Nederland en Noord-Amerika, slaat, wanneer hij aan de politiek gaat doen, den bal nog al eens mis. Dan is het blad geen betrouwbare wegwijzer voor zijn lezers.
Ditmaal ging het in het nummer van 12 December over de vaccinatie.
Opmerkelijk is, dat de Saambinder — en dit zij tusschen twee haakjes gezegd — de vaccinatie niet meer bestrijdt op grond van de beginselen, maar ter zake van de gevolgen. Dit heeft zij gemeen met het politieke orgaan De Banier.
De vaccinatie is niet te veroordeelen op grond van Gods Woord, maar — zoo betoogen de Saambinder en Banier, tegenwoordig, omdat de dood het gevolg van de vaccinatie kan zijn.
Maar, waarin ging De Saambinder ditmaal in zijne voorlichting betreffende de vaccinatie mis?
Het blad herinnert aan het dezer dagen in de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerp betreffende de verlenging van de opschorting van de vaccinatie met één jaar en zegt daarvan, dat „in elk geval thans weer voor één jaar de dwang is uitgesteld."
Dit laatste is onjuist.
Want zij, die gewetensbezwaar tegen de inenting hebben, zoowel onderwijzers als kinderen, hebben met het opschortingswetje niets te maken. Volgens artikel 17 van de wet, houdende voorzieningen tegen besmettelijke ziekten, bestaat voor dezulken geen wettelijk beletsel meer tegen toelating in de school.
Voor hen bestaat de dwang niet meer. Dit hebben zij te danken aan ons oud-Kamerlid mr. Bijleveld, die deze gunstige bepaling destijds in de wet wist te krijgen.
De Saambinder vergeven wij de onjuiste voorlichting van zijne lezers.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN  MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's