Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke opbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke opbouw

HET DUIZENDJARIG RIJK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na het sterven van de Apostelen, dié niet anders geleerd hebben dan de Heiland, komt bij schrijvers, die van den Joodschen zuurdeesem doortrokken zijn (Judaïsten), de gedachte aan een duizend-jarig vrederijk op aarde weer naar voren. Niet in de Nieuw-Testamentische geschriften, als de brieven der Apostelen, vinden we chiliastische gedachten, maar wel in andere geschriften van dien tijd, die we gewoonlijk Apocriefe geschriften noemen.

Het Duizendjarig Rijk. (5)
Geestelijk ondiep levend, heeft het Jodendom alles verstoffelijkt en heeft niet hooger gerekend dan met het vleesch. 't Cirkelt alles rondom het vleeschelijk Israël en men blikt niet hooger dan het aardsche. Had Jezus hun maar een aardsch Koninkrijk gebracht met verdrijving van de Romeinen, dan hadden zij Hem aangenomen en dan hadden ze rondom Davids troon gezongen van de vervulling van de beloften Gods ; zooals zij roemden in de vleeschelijke besnijdenis, als het bewijs van het kindschap Gods en de zekere ontsluiting tot het Koninkrijk der hemelen, om aan te zitten met Abraham, Izaak en Jacob !
Maar de profeten hebben altijd het oog op andere dingen gehad, met breederen blik de dingen ziende en nooit zich vastklemmend aan aardsche heerlijkheid voor een vleeschelijk Joodsch volk, maar altijd uitziende naar het geestelijk Koninkrijk, voor het geestelijk Israël, uit alle vleesch en alle tong en natie en geslacht toebereid.
In het midden van het menschengeslacht, dat gevallen en verloren was, hebben zij den God-Bevrijder gezien, gevende den Messias, aan de Vaderen beloofd, om in de volheid des tijds zoo universeel mogelijk „héél Israël" tot de zaligheid te brengen. En zij hebben , den God-Voltooier gezien, in het eind formeerend een nieuwen hemel en een nieuwe aarde. Als echte Godsmannen staan de profeten op hun uitzichttoren en zien de gangen van Gods Koninkrijk, verlicht door den Heiligen Geest, die hen leidt in alle waarheid. En zoo wordt het Oude Testament het voorbereidend stuk van het Nieuwe Testament, en zoo wordt het Nieuwe Testament de vervulling van het Oude Testament, één stuk Godsopenbaring en één stuk Godswerk, naar de onderscheiding van de Godsbedeeling, eerst aan Israël en daarna in de prediking des Evangelies aan alle creaturen.
God spreekt door die mannen en God ontsluit Zijn Raad en Welbehagen aan die mannen, en zoo „zien" zij als echte zieners, zoo „spreken" zij als ware profeten Gods.
Natuurlijk zijn zij mannen van hun tijd, maar zij spreken als eeuwigheidsmenschen. 't Zijn maar geen liefhebberijen, die zij er op na houden en zij zijn niet in de wereld, om het Joodsche volk bezig te houden met allerlei aardsche dingen, of het volk, uit Abraham gesproten, te behagen met allerlei vleierijen van vleeschelijken aard. Neen, het zijn Godsmannen, die door de eeuwen heenzien en staan in den dienst van Hem, die Zijn Raad in de eeuwen uitvoert en in Christus volbrengt onder alle volkeren. Aan Adam is dat reeds bekend gemaakt en aan Abraham bij vernieuwing geboodschapt en door de profeten gedragen door alle geslachten, totdat Christus komt, die spreekt van „alle creaturen" en van „alle macht in hemel en op aarde" en Zich aankondigt als den Heiland van „alle vleesch" komend straks op de wolken, om allen te oordeelen, van alle taal en alle volk en van allen tijd, scheiding makend tusschen rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Veelvuldig en op velerlei manier heeft de Heere zoo tot de Vaderen gesproken door de profeten — die het leest, die merke daarop —, en zoo heeft Hij in deze laatste periode Zijner Godsbedeeling tot ons en tot onze kinderen gesproken door Zijn Zoon. (Hebr. 1 vers 1).
En dien Jezus heeft Hij, zijnde Zijn lieve Zoon, gesteld tot een erfgenaam van allen, om te regeeren van de zee tot aan de zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.
Zoo zijn de profetieën ook voor óns, voor ónze tijden, en zij gaan hóóger dan een aardsch Koninkrijk, hooger dan een aard­ sche toekomst, hooger dan een aardsch vrede-rijk. Het gaat om het komende Godsrijk, dat Abraham in de verte gezien heeft, verblijd zijnde als hij den dag van Christus aanschouwde, en het strekt zich nu uit voor ónzen blik, getuigend van de lengte en de breedte en de diepte en de hoogte van Gods wijsheid en ontferming, in Christus toebereidend een nieuwen hemel en een nieuwe aarde. Dat alles schuilt nu nog weg in nevelen en achter een grijze, donkere toekomst, en de komende tijden zullen die toekomst maken tot een worsteling op leven en dood, tusschen den Anti-christ en Hem, die van den Vader gezalfd is om als Koning te heerschen van de zee tot aan de zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.
Met die perspectieven heeft Zacharia alles gezien, toen hij de dochter Slons opriep om zich te verheugen in haar Koning, die komt, om tot de einden der aarde Zijn macht en heerlijkheid te openbaren. (Zach. 9 vers 9 en vers 10). „Hoe groot zal Zijn goed wezen en hoe groot zal Zijn schoonheid zijn" (Zach. 9 vers 17). Dwars door Juda en Efraïm gaat het over de lengte en breedte van de aarde en in dat universeele, in dat groote, in die uitgestrektheid Zijner heerschappij onder alle volkeren zal Zijn heerlijkheid uitschitteren !
Zoo is de geheele profetie, in gezonden zin, Messiaansch en al de godsspraken van de heilige mannen doelen op het einde, dat straks God verheerlijkend in den Messias, die gekomen is en die straks wederkomen zal op de wolken, zal worden geopenbaard in heerlijkheid, intusschen voortgaande om Zijn volk te vergaderen tot de kennis der zaligheid. Zoo is het vrede-rijk geopenbaard, wordt het nog dagelijks geopenbaard en zal het straks in volkomenheid openbaar worden.
Vrede op aarde — in de menschen een welbehagen! Zóó is het vrederijk Gods in Christus ingeplant onder de menschen, en zóó is het komende, totdat de Christus wederkomt.
Aan 't misvormen van de profetieën door het oude, vleeschelijk-gezinde Israël, heeft de Heiland nooit meegedaan. In 't minst sluit Hij Zich niet aan bij de vleeschelijkgezinde verwachtingen van het Jodendom en in geen enkele van Zijne woorden is met goeden grond eenige zinspeling op een duizend-jarig vrederijk op aarde als een tusschenperiode tusschen Zijn eerste en Zijn tweede komst te vinden; in welk duizend-jarig vrederijk Hij dan als Koning op aarde, te Jeruzalem, zou heerschen ; in welk duizend-jarig vrederijk voor Sion rust op aarde zou komen, en waarbij het Joodsche volk een eereplaats zou innemen. Christus, onze Heiland en Zaligmaker, is geen chiliast geweest !
De groote lijnen die de Heiland trekt, gaan over de verwoesting van Jeruzalem naar de uiterste einden der aarde ; en door de prediking des Evangelies zal het Koninkrijk der hemelen zich uitbreiden als een boom des levens, waarin de vogelen van alle windstreken zullen nestelen. De poorten der hel zullen zich ontsluiten om het Koninkrijk van Jezus Christus van alle kanten te bestrijden, maar Hij, die alle macht in hemel en op aarde bezit, is met Zijn Kerk tot aan de voleinding der wereld. In het laatst der dagen zal de Anti-christ z'n laatste krachten saamtrekken, tot een strijd, die geweldig en vreeselijk zal zijn ; en als de Heere de dagen der benauwing niet verkortte en Zijn Sion kwam bewaren, zouden ook de uitverkorenen bezwijken. Maar de verhoogde Heiland draagt de namen der Zijnen op Zijn hoogepriesterlijke borst en waar Hij tot al de Zijnen zegt : "strijdt den goeden strijd des geloofs" en „wie volharden zal ten einde toe, die zal zalig worden", spreekt Hij tegelijk : „Ik heb overwonnen en gij zijt méér dan overwinnaars ; Mijne genade is u genoeg. Mijn kracht wordt in uwe zwakheid volbracht". Nooit geeft de Heiland aanleiding, dat Zijn Kerk zich zal gaan vergapen aan een duizend-jarig vrederijk op aarde als een tusschenperiode tusschen Zijn hemelvaart en Zijn wederkomst ten oordeel, waarin Hij als Koning Zijn residentie zal kiezen te Jeruzalem en Israël een bevoorrechte positie zal innemen en een massa-bekeering der Joden zal plaats hebben.
Eerst het latere Jodendom begint alles anders en veel meer stoffelijk en vleeschelijk te verstaan, wat de profeten hebben verkondigd ; en nóg smeekt de Jood bij den Klaagmuur om een nieuwen tempel, om een nieuw altaar, om priester en koning in Kanaan, het land van Abraham, — terwijl het klagend Jodendom helaas, den nabijen heuvel Golgotha den rug toekeert en van het Koninkrijk van Christus niets ziet en niets weten wil. Den hoogsten Profeet en Leeraar, den eenigen Hoogepriester en den eeuwigen Koning, Jezus Christus, veracht het Jodendom, zich vastklemmend aan de steenen van den muur, die verwoest is en nimmer steunsel geven zal aan den tempel Gods, in Christus geopenbaard onder de volkeren.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Geestelijke opbouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's